De verwekking van Davids Spruite II

Dit zien wij nu ook zo duidelijk in het leven van Juda, in ons tekstwoord. „Ziet", zegt de Heere! Het is een opwekking om seherpelijk te letten op het Woord des Heeren. De Heere gaat in het donkerste van het leven vaft Juda, verwachting wekken. Zijn Raad ontsluiten. Zijn eenzijdige genade openbaren. Zijn welbehagen doet Hij over Zijn ellendig volk lichten. Er is verwachting voor Gods Kerk. Neen, niet in hun werken, noch om hun waardigheid. Ook verbergt de Heere Zijn voornemen niet om hun zonde en schuld, noch laat Hij Zijn toezeggingen varen om hun Godsverlatingen en Godsverzakingen. Ook staat de oiunogehjkheid en de diepte van hun weg God niet in de weg. Er is verwachting voor Juda, ook is er verwachting voor de Kerke Gods in onze tijd, ja die verwachting wil God openbaren voor elk Zijner kinderen. Hij doet dit in en door Zijn Woord, och, deed Hij het ook in hun harten door de Ijracht des Geestes. Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere, dat ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken: De dagen der vervulling der Goddelijke toezegging komen. De tijd nadert dat God Zijn belofte zal vervullen. De Heere zal Zijn volk verlossen van al hun overheersers. Hij zal Zichzelf verheerlijken in hunne vrijmaking. Hij zal hen wederbrengen een ieder onder zijn wijnstok en vijgenboom. „Ziet", roept de Heere Zijn volk toe in de donlcere dagen die zij moeten doorleven om hun eigen schuld. Zo is het ook heden met het volk des Heeren! O volk des Heeren er is voor U verwachting, hoe donker ook uw weg mag zijn, hoe onmogelijk het u ook schijne, hoe het ook tegen uw redeneren en overleggen en uw gevoelen ingaat, er is verwachting! De Heere heeft het gezegd tot Juda, Hij zegt het heden ook nog tot ons. Duidelijk staat het in onze tekst. Een mensenwoord is hier van geen betekenis, een mensenwoord heeft in het leven van Gods volk geen kracht. Maar 's Heeren Woord is de Waarheid. Hij kan niet liegen, ook kan Hij van Zijn Woord nooit meer af, want Hij is de Onveranderhjke en Getrouwe. De Heere wekt verwachting in het leven van Zijn volk, maar dan geen verwachting welke gegrond is op hun waardigheid of werkzaamheden. Ook geen verwachting welke afgesneden kan worden door hun onwaardigheid. Maar een verwachting welke gegrond is op 's Heeren Woord. Het is het door de Heere gesproken woord waar de Kerk des Heeren op leert hopen in het donkerste van hun leven, waar hun verwachting op blijft gevestigd ook in de diepste en onmogelijkste wegen. Waar de onbekeerden geen verwachting overhouden, hetzij in hun leven of sterven, daar mag 's Heeren volk op het door de Heere gesproken Woord altijd blijven hopen. Neen, de verwachting van Gods volk is niet als die der goddelozen, want de verwachting der goddelozen zal vergaan! Er wordt in hun hart een levende verwachting gewekt, één die tot werkzaamheden noopt, één, die de ziel doet uitgaan tot de Troon der genade, één die de ziel wakende doet blijven en wachtende totdat de Heere aan Zijn Woord gedenkt. Zo wordt dan Davids Spruit de verwachting van Juda. Davids Spruit is de Christus, die van ouds aan de vaderen beloofd, zou voortkomen uit het geslacht en huis van Dayid, en Koning zou zijn in der eeuwigheid over het huis van David en het geslacht van Juda. Neen, het was niet voor het eerst dat de Heere van deze zaak Zijn volk sprak. Ook Jesaja heeft vóór Jeremia reeds gesproken van een rijsje, wat zou voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isai. Maar toen stond het huis van David nog, maar nu is het een afgehouwen tronk geworden. En daarom juist was de verwachting afgesneden! Maar nu is er in Jeremia's profetie geen sprake meer van een voortkomen, maar van een verwekken. Dit verwekken wijst het volle op het eenzijdig werk Gods. Dit bleef er dan ook maar alleen meer over. Alle mensenhulp en - heil schiet te kort. Maar geen nood voor de vervulling van het Woord des Heeren. De Heere Zelf zal het doen! En die dagen naderen, zij komen aan. Een Koning zal de Heere verwekken, Die Zijn volk regeren zal; een rechtvaardige Koning, Eén, Die voorspoedig zal zijn in al Zijn doen; Eén, Dje recht en gerechtig'-feid /, al doen op de aarde. Deze rechtvaardige Koning was van de Heere aan David, 's Heeren gunsteling, beloofd, en Hij zal komen om over 's Heeren volk te regeren. Om hen weder te verlossen, en verlost zijnde, hen bij de geschonken verlossing te bewaren, om voor hen recht en gerechtigheid uit te werken op de aarde, maar ook om recht en gerechtigheid in hun hart te verheerlijken op de aarde. Zo heeft de Heere het David, Zijn gunsteling, beloofd. Maar zo heeft Hij het ook al Zijn gunstelingen beloofd. Hun onwaardigheid doet de belofte Gods niet te niet, hun schuld en schande staan God niét in de weg, want Zijn toezeggingen aan Zijn gunstelingen spruiten uit Zijn eeuwig welbehagen. Hij verheft Zijn trouw tegenover de ontrouw der Zijnen. Hun vijanden kunnen de vervulhng niet verhinderen, want de Heere is boven allen, en wie zal tot Hem zeggen: „Wat doet Gij? " Zo heeft het diep ellendig Juda van de oude dag dus een welgegronde verwachting. Zij heeft in het diepst harer ellende leren uitzien naar de komst van Christus. Ook is Juda daarin niet beschaamd, want Davids Spruite is gekomen in het vlees, is geboren uit het huis en geslacht van David. Geen jota of tittel is er van al de goede woorden des Heeren op de aarde gevallen.

Leiden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen