Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. J. van den Berg

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. J. van den Berg

In memoriam

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Terwijl de droefheid over het plotseling overlijden van Ds W. de Wit immers nog groot is, bereikte ons nu het smartelijke bericht, dat Ds J. van den Berg, die laatstelijk predikant van de gemeente te Utrecht was, Maandagavond 10 Mei ons ook ontvallen is.

In October van het vorig jaar zag hij zich genoodzaakt, op advies van twee doktoren, emeritaat aan te vragen. De ernstige ziekte waarmede hij, toen hij zijn dienstwerk nog deed, reeds aanvankelijk bezet was (verkalking in erge mate met zeer hoge bloeddruk), werkte in zeer sterke mate door, zó zelfs, dat hij menigmaal niet geheel meester bleek te zijn over zijn geestvermogens. Na enige tijd in het ziekenhuis hoogst ernstig neergelegen te hebben, waarbij zelfs een paar keer gevreesd werd, dat zijn einde zou naderen, werd hij wel door zijn behandelende doktoren naar huis gezonden, doch niet anders slechts, zo duidelijk bleek, dan om daar te sterven.

Een bange strijd heeft hij menigmaal gehad, doch mocht bij tijden toch ook getuigen van de hoop, die zijn hart vervulde. In verbrokenheid zijner ziel sprak hij tegen verschillenden, en ook tegen mij persoonlijk, over het eeuwig wonder der souvereine genade, waardoor hij bijzonder gesterkt werd uit Rom. 8 : 32: „Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven; hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? "

Zo wij vernamen, is hij toen zijn einde ging naderen, door het ernstige toenemen van zijn ziekte, de laatste paar dagen vóór zijn sterven schier niet meer bij bewustzijn geweest. Het komt er echter maar op aan of de wortel der zaak in ons gevonden wordt. Noodzakelijk is, dat onderwerpelijke toepassing van de souvereine genade Gods in Christus aan ons verheerlijkt is. Zulken zullen niet beschaamd uitkomen. Dat nu mogen wij geloven ook van onze overleden broeder Ds van den Berg.

Wat van ons is, kan Gode niet behagen, doch alléén wat van God is zal juichen tot Zijn eer. De dichter zegt: „Uw werken zullen U loven, en Uw gunstgenoten zullen U zegenen". Alles wat van ons is, daalt in het graf, doch door de toegerekende gerechtigheid van Christus zal dan de ziel, verlost van een lichaam der zonde en des doods, vergund worden om de Heere in volmaaktheid te dienen in Zijn tempel dag en nacht. Dat zal wat zijn, nooit meer te behoeven, noch te kunnen zondigen! Is het reeds zo zalig bij ogenblikken hier zichzelf in het geloof eens waarlijk kwijt te mogen zijn, wat zal het dan wezen, als dat in de gemeenschap van Hem, Die hen gekocht en gelost heeft, in die stoorloze vrede in volmaaktheid zal mogen zijn verkregen. Nooit is toch uit te spreken wat het is, zalig te worden omdat God het .wil. Als hier slechts een weinig daarvan wordt ingeleefd, zal de ziel in verwondering uitroepen: „Het is door U, door U alleen, om het eeuwig welbehagen!".

Zouden ze dan daar, als ze in die heerlijkheid mogen ingaan, de kroon niet werpen voor de voeten van Hem, dat gezegende Lam Gods, uitroepende: „Gij zijt waardig te ontvangen alle eer en heerlijkheid en dankzegging, want Gij zijt geslacht en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed". Wie zal de kracht en de dierbaarheid van dat bloed van de gezegende Zone Gods, dat reinigt van alle zonden, ooit naar waarde kunnen schatten? Daardoor toch komt in de toepassing aan het hart God aan Zijn eer, en de gans verloren en in zichzelf doemwaardige zondaar aan de zaligheid.

Ds van den Berg werd op 16 Augustus 1893 geboren. Aanvankelijk opgeleid in het havenwezen, zou hij daarin zijn levenstaak vinden. De weg des Heeren was echter anders. De Heere werd op Zijn tijd Hem te sterk en betoonde Zijn genade in zijn ziel te willen verheerlijken. Hiervan spraken dezer dagen nog een paar broeders van de kerkeraad der gemeente te Dordrecht, die hiervan getuigen waren geweest. Met grote achting legden zij er ook getuigenis van af, hoe de Heere hem ' had willen gebruiken als middel in Zijn hand, om, toen hij daar tot ouderling gekozen was, de gemeente te bouwen en zo menigmaal tot stichting van Gods volk ter plaatse werkzaam mocht zijn.

De Heere had echter meer met hem voor, want in 1932 werd hij .gedrongen door de innerlijke roeping zich te melden voor de opleiding tot de dienst des Woords. Nadat hij daartoe aangenomen was en zijn studie aan de Theologische School met gunstig gevolg mocht beëindigen, werd hij in Juni 1936 beroepbaar gesteld. Uit de verschillende beroepen, die hij ontving, kreeg hij vrijmoedigheid dat van Krabbendijke te aanvaarden.

Hier mocht hij tot veler stichting en heil bijna 10 jaren arbeiden. In 1946 moest hij echter van standplaats verwisselen. De roeping van Utrecht om tot haar over te komen, meende hij, innerlijk daartoe gedrongen, te moeten opvolgen. Alzo werd hij op 10 April 1946 door Ds M. Blok tot zijn ambtswerk aldaar bevestigd.

Na zijn intrede te Utrecht heeft hij die gemeente, die, na de grote droefheid over het plotselinge sterven van haar zo beminde Ds Heikoop, zo verblijd was met zijn overkomst, gediend met al de liefde van zijn hart tot verleden jaar October. Wie had kunnen indenken, toen hij nog geen jaar geleden zijn emeritaat verkreeg, dat wij vorige week reeds geroepen zouden worden om zijn stoffelijk overschot, met alles wat gebrekvol en zondig van hem was, te gaan begraven, wijl de Heer© hem door Zijn genade, die Hij gewrocht had in hem, nu wilde doen juichen tot Zijn eer? Welk een verlossing en aflossing mogen toch al Gods gunstgenoten door genade verkrijgen. Van die genade verstaat de oudste zoon in de gelijkenis des Heeren niets, doch de verloren zoon mag die in diepe bewondering zaliglijk ervaren, en daarvan zal dan ook God enig en drieënig alléén alle eer, lof en aanbidding ontvangen.

Het is onze hartewens, dat de Heere de weduwe van onze overleden broeder sterke en haar doe ervaren, dat Hij in Zijn Goddelijke gunst haar gedachtig wil zijn. Hij betone haar te weten, wat zij in deze zo smartelijke en zware weg behoeft. Hij neme genadiglijk de ledige plaats in en make het wel voor tijd en eeuwigheid.

Ook moge het de zonen en dochteren en verdere betrekkingen gegeven worden, te ervaren, dat al is vader niet meer, de Heere leeft. Hij matige de droefheid en geve hun zielsprofijtelijke lessen uit al de smarten, opdat de genade Gods van kind tot kind worde voortgeplant, ja dat in de plaats der vaderen de zonen en dochteren mogen zijn.

De Heere mocht ook de gemeente te Utrecht in Zijn gunst willen gedenken, wijl nu reeds twee van Gods knechten, haar weleer gegeven, op zulk een smartelijke wijze, hoe onderscheiden ook, haar weer ontnomen werden. Hij vervulle genadiglijk wederom de ledige kansel met de man Zijns raads, die, door Zijn Geest aangegord, de gemeente zou mogen weiden met wijsheid en verstand, tot Zijn eer en vele zielen tot eeuwig heil.

Welk een veelbetekenende sprake is er echter ook voor ons allen in al dit gebeuren. Och, dat vsdj in diepe verootmoediging voor God mogen bukken. Die zoveel inkortingen in zulk een korte tijd onder ons liet komen. Dat er een aankleven aan de troon Zijner Goddelijke genade onder ons gevonden werd. De Heere mocht in Zijn souvereine genade onze gemeenten gedenken. Onzerzijds zijn daartoe gans geen redenen, doch nooit heeft de Heere enige beweldadiging om enig schepsel kunnen schenken. Hij stote om Zijns Naams en verbonds wil nog anderen uit om in Zijn wijngaard tot heil der gemeenten werkzaam te worden gesteld. Hij vermenigvuldige Zelf het gebed daartoe, bijzonder van degenen, die bidden geleerd hebben, wijl Hij Zelf ons betuigt: „Bidt dan de Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote".

Och, dat wij in al de droefheid, zorgen en bekommernissen, verblijd werden door Zijn Goddelijke daden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 1954

De Saambinder | 4 Pagina's

Ds. J. van den Berg

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 1954

De Saambinder | 4 Pagina's