Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Dordse leerregelen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Dordse leerregelen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vier punten van beschuldiging waren:
Ie. dat hij verscheidene predikaties had gedaan tot verkleining van het gezag der overheid;
2e. dat hij te Amsterdam een kerkelijk complot gemaakt had;
3e. dat hij te Rotterdam tot de scheuring  had medegewerkt;
4e. dat hij te 's-Gravenhage niet in gemeenschap met Uitenbogaard wilde leven.

Wat de twee middelste punten aangaat, dat hij met oproerige plannen te Rotterdam en te Amsterdam was geweest, daarvan kon hij zich gemakkehjk zuiveren. Te Amsterdam was hij gekomen niet om raad te geven, inaar wel om raad te vtagen. Te Rotterdam had hij juist medegewerkt om een accoord van kerkehjke gemeenschap tot stand te brengen. Ten opzichte van het eerste punt hing het veel af op welk standpunt men zich plaatste. De contra-remonstranten ontkenden de autoriteit van de overheid in kerkelijke zaken, hetgeen de remonstranten juist beleden.

Over het vierde punt kan de lezer genoegzaam oordelen, na hetgeen wij daarvan hebben medegedeeld. Bij de Staten kwam nog een request in veler gemeenteleden; ook een request van Rosaeus om nog nader te worden gehoord. Daartegenover zond ook Uitenbogaard een verzoekschrift in, waarbij hij verzocht om gehoord t§ worden, opdat hij zich van de beschuldiging van onrechtzinnigheid mocht zuiveren. Uit het antwoord, dat Rosaeus ontving, zowel als Uitenbogaard kan duidelijk worden gezien welk een partijdigheid de Staten werkzaam waren.

Zo bleef dan de zaak, zoals zij was, en Rosaeus geschorst. In September d.a.v. als de Staten weer vergaderd waren, kwamen andermaal drie requesten in van dezelfde personen als bovengenoemd. De leden der gemeente betuigden, dat zij in goede consciëntie voor de Heere niet konden verstaan, hoe zij met een gerust gemoed de andere predikanten zouden kunnen volgen. Immers er waren er (n.l. Uitenb.) die in enige punten van de gereformeerde leer afweken, en die leer ook in geschriften smadelijk ten toon stelden. De andere (Lamotius en Lafaiïle) hadden zich onderworpen aan de bekende resolutie der Staten en hadden zich dus het zwijgen opgelegd, in plaats van tegen deze lasteringen in te gaan. Zij wezen er op hoe treurig het was, dat dezulken die zich bij de ware religie hielden, de uitoefening daarvan nu verzoeken moesten tot spot der papisten en ander sectarissen. Zij begeerden uit naam van twaalfhonderd, die met hen in hetzelfde gevoelen stonden, vrije uitoefening van de gereformeerde religie in een publieke kerk in Den Haag. Zij gaven zich in dit stuk de titel van Gereformeerde dolerende kerk in 's-Gravenhage. Het verzoekschrift van Uitenbogaard hield een klacht in en een aanvraag om zijn ontslag- In de Staten was er strijd der meningen. En zo bleef na veel deliberatie deze zaak onafgedaan. Intussen begormen „de uitlopers" het uitlopen moede te worden. Zij hadden in het verzoekschrift gevraagd om een publieke kerk in Den Haag, en nu dit onbeantwoord bleef, besloten zij de handen aan het werk te slaan. Zij huurden binnen Den Haag een groot huis „de Proosdy" genaamd, hetwelk zij op eigen kosten deden veranderen om in Januari 1617 daar godsdienstoefeningen in te houden. Maar de magistraat van Den Haag kwam tussenbeide. De werklieden werd bevolen het werk te staken, en het gebouw werd gesloten. Prins Maurits gaf zijn ongenoegen over deze gewelddaad te kennen aan de burgemeesters. Door zulk een man geruggesteund, konden de gereformeerden voortgaan in de ingeslagen weg, waar zij dit als een blijk der goedgunstigheid Gods aanvaarden moesten. Zij hielden dan ook hun godsdienstige samenkomsten in het huis van Enoch Much, boekhouder van de Prins. Tegelijk zonden zij een verzoekschrift, dat door kalmte, zowel als door beslistheid, door ootmoed en fierheid tegelijk uitmuntte. Wij laten het dan ook in zijn geheel volgen:

„Vertonen in alle ootmoedigheid de Gemeente en lidmaten alhier in 's-Gravenhage, hoe zij lieden, ontbloot zijnde van de oprechte Henricus Rosaeus, dienaar des Goddelijken Woords, om de ongerustheid van hun consciëntie, en om zichzelf niet te bezondigen van te houden voor oprechte herders, en de sacramenten te ontvangen uit handen van diegenen, dewelke (gelijk de Doleanten in hun voorgaande request verklaard hebben en als nog verklaren) zij in goeder consciëntie niet kunnen verstaan gebleven te zijn bij de oude leer der gereformeerde kerken hier te lande, door de krachtige hand Gods met een oorlog van veertig jaren gedefendeerd, en met zware ellendigheid van verlies van goed en bloed, gemainteneerd, en waarin zij heden als goede christen onderdanen, hun best gedaan hebben om alles daarbij op te zetten, weinig denkende, dat zij heden, bij dezelve religie zulks wedervaren zouden, een tijdlang hebben moeten gaan naar Rijswijk om aldaar te horen Gods Woord, in alle oprechtheid, volgens onze christelijke reformatie, in de Heidelbergse catechismus, en de Nederlandse confessie begrepen, en eenmaal hier te lande solemlijk aangenomen; en dat op vaste hope, dat het de Ed. Mog. Heren Staten hun lieder oprechte ijver zou ingezien worden, en enige remedie voortgebracht, om hun gemoederen gerust te stellen. Doch ziende de tijd daarin lang te verlopen, buiten hoop van prompte remedie, zo is de Gemeente genoodzaakt geweest om redenen voorschreven, alsook door de onbekwame tijd des jaars, alsmede geport zijnde door een groot getal van broederen, dewelke zo door ouderdom, impotentheid, krankte en andere inconveniënten meer, tot Rijswijk niet kunnen komen, te huren alhier in Den Haag een plaats, om aldaar te genieten de oefening van Gods Woord, in conformiteit van de voorz. Religie, als gelegen wezende ter plaatse, daar zij lieden contribueren de impositiën en accijnsen tot dofentie van de gemene landen nodig; daartoe zijliedeo ook bereid zijn met alle getrouwheid te contribueren, en voorts hun overheid te respecteren, in al hetgeen zijlieden met een goede consciëntie zullen kunnen doen. Want de doleanten zeer wel weten, dat de overheden zijn hoge machten van God ingesteld, en dat die dezelve wederstaat, d'ordoimantie Gods wederstaat. De gemeente weet ook wel de lessen van onze Zahgmaker Jezus Christus: „Dat men de keizer het zijne zal geven, maar ook Gode wat Gods is!" Ook de lessen van de apostel Petrus: „dat men de koning eren zal", maar ; waarbij te voren ook staat, dat men God vrezen zaL ; In welke voorzegde plaats de gemeente verhoopt had ' als gisteren, wezende de achtste dezer maand, tot troost hunner consciëntie, te horen Gods Woord. Doch tot hunlieder groot leedwezen en droefheid, is de gemeente verhinderd in die plaats zulks te doen door de.H. H. : Magistraten van Den Haag en dat door last en bevel van de edel Heren, de gecommitteerde Raden. En alzo Gods Heilig Woord aan geen plaats verbonden is, zo  heeft de gemeente haar overheden hierin willen .obedieren, en zijn genoodzaakt geweest een andere plaats te verkiezen in dewelke himlieden Gods Woord voorgedragen en gepredikt is, en dat op het hard verzoek en aandringen van de gemeente.

Zo keert zich dan de gemeente tot de goedertierenheid van hunne Ed. Mog. ootmoedig biddende in de Naam van de Heere Jezus Christus, dat het hun believe de gemeente niet te verhinderen in haar begonnen werk en godsdienst, tot de tijd en wijle toe bij de Heren Staten hetzij door een synodale vergadering, of door andere met Gods Woord overeenkomende middelen, met een overeenstemming, op deze differenten van religie, anders zal wezen geordonneerd, welke godsdienst alle vrome christenen, niet mogen noch kunnen ontberen. Uwe Ed. Mog. weten wat een tedere zaak de consciëntie van een vroom christen is, voornamelijk in goddelijke zaken. Uwe Ed. Mog. weten wat miseriën de dwang der consciënties hier in deze landen gebracht heeft, wat alteratiën en perikelen daaruit gevolgd zijn. Derhalve Ed. Mog. Heren, dewijl dit een zaak is, die God en Zijn eer aangaat, zo verklaart de gemeente niet te kunnen, noch te mogen desisteren van haar begonnen godsdienst. En in geval hunne Ed. Mog. dezelve zouden believen te verhinderen, of te doen verhinderen, zo verklaart de gemeente andermaal (onder behoorlijke reverentie) met de apostelen van onze Heere Jezus Christus: „dat zij Gode meer moeten gehoorzamen dan de mensen".

En daarover lijdende, zullen zij God met blij gemoed met dezelfde apostelen danken en loven, dat zij waardig zijn om des Heeren Naam en eer te lijden. En dewijl Ed. Mog Heren door het verhinderen van dit werk, twee extremiteiten geschapen zijn te ontstaan, of verkleining van de autoriteit van hxmne Ed. Mog. welke nochtans de Doleanten ten hoogste in recommandatie zijn hebbende, óf de suppressie van hun goede getrouwe onderdanen, en dat* over het trouw bijblijven bij de oude ware gereformeerde religie; hetwelk beide zeer hard zal zijn, zo bidden zij derhalve andermaal ootmoediglijk, dat het hunne Ed. Mog. gelieve de gemeente alhier te verlenen een publieke plaats om hun redelijke godsdienst te plegen, of ten minste de supplianten onverhinderd te laten gebruiken de plaats bij henlieden gehumd, opdat alle disorder zou mogen geweerd worden, dewelke naderhand met grote zwarigheden en anderszins kwalijk zou kunnen gerecht worden. Hetwelk de supplianten, als vrome liefhebbende bondgenoten en onderdanen, niet hebben kunnen nalaten Uwe Ed. Mog. te adverteren, met belofte en verklaring van henlieden te allen tijde te employeren tot dienst en maintinement van huimer Ed. Mog. en des gemenen vaderlands welvaren, in al hetgeen tegen de ere Gods en hun consciëntie niet is strijdende. Bidden derhalve nog eens ootmoediglijk dat hunne Ed. Mog. ontstoken zijnde met liefde tot de ere Gods en tot hun naaste, believen al zulke orders te stellen, dat de goede gemeenten in haar consciënties mochten 't enenmaal gerustgesteld worden. Hetwelk doende enz."

's-Gravenhage

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 1955

De Saambinder | 4 Pagina's

De Dordse leerregelen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 1955

De Saambinder | 4 Pagina's