Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een absoluut getuigenis I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een absoluut getuigenis I

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En wij zijn Zijn getuigen van deze woorden; en ook de Heilige Geest, Welke God gegeven heeft degenen, die Hem gehoorzaam zijn. Handelingen 5 ; 32

Het is voor de tweede maal dat de apostelen staan voor de Joodse raad. De eerste maal was het nadat de Heere door de hand van Petrus en Johannes, dat grote wonder gedaan had aan die kreupele man. Zij waren in bewaring gezet, ter verantwoording geroepen en weer losgelaten. God heeft zo kennelijk
aan hen bevestigd, dat God Zelf hun mond en wijsheid zou geven in die ure, wanneer zij het nodig hadden. Met grote vrijmoedigheid hebben zij getuigenis gegeven, en de naam en de zaak van Christus niet geschaamd. O, wanneer het geloof mag geoefend worden door Christus, Die hun kracht geeft, dan deinzen wij voor niemand terug. Dat geloof overwint de wereld. En aan is het:

Ik zal vol heldenmoed.
Daar mij Zijn hand behoed.
Tienduizenden niet vrezen.

Een korte tijd daarna werden zij weer in de kerker opgesloten. De duivel laat maar niet los, doch houdt maar rusteloos aan om waar het immer mogelijk is, de zaak van Christus te benadelen. O, kon hij die apostelen maar eens voor goed hun mond stoppen, dan zou hij triomferen. Maar gelijk het ons bekend is, heeft een engel des Heeren des nachts de deuren der gevangenis geopend, en hen uitgeleid. Doch niet alleen dat, die engel heeft in de naam des Heeren hun bevolen: Gaat heen, en staat, en spreekt in de tempel tot het volk, al de woorden dezes levens.

En vanzelf wanneer God ons beveelt om te spreken, dan is het een onmogelijkheid om te zwijgen. Die apostelen waren geen dienstknechten van mensen, maar zij waren door Christus Zelf geroepen om te getuigen. Door Gods Geest waren zij bekwaam gemaakt, en met verse olie overgoten, konden zij niet anders dan het evangelie der zaligheid verkondigen. De nood was hun opgelegd, en aangegord met kracht uit de hoogte stonden zij de andere morgen weer in de tempel, om het volk te leren. In vorige tijden hadden zij meer mensenvrees, dan vreze Gods, maar het was nu omgekeerd. Waar de geest des Heeren is, daar is vrijheid en in die vrijheid stonden zij. Zij mochten daar beleven met David: „De Heere is bij mij, wat zal een mens mij doen? " Ten tweede male werden zij gehaald en ter verantwoording geroepen 'voor de hogepriester en voor de raad. O, wat een vijandschap kwam daar weer openbaar. Die hogepriester verwaardigde zich niet om de naam van Jezus te noemen. En dan: gij hebt met deze uw leer Jeruzalem vervuld. Neen, dat deden die apostelen niet, maar dat was Gods werk.

Gods werk dat niet verbroken kan worden. Zij werden wel als instrumenten gebruikt, maar het was door Gods Geest dat er plaats gemaakt werd voor de leer der zaligheid. Al schreeuwden wij onze longen stuk, dan zal er nog niets gebeuren, doch als God werkt, wie zal het keren. En nu die laatste beschuldiging: en gij wilt het bloed van deze Mens over ons brengen. Toch had die hogepriester nog een consciëntie. Het was van binnen niet rustig. De Joden hadden uitgeroepen in het rechthuis van Pilatus: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen. God had het niet vergeten, maar het bleek ook wel duidelijk, dat zij het ook uit hun gedachten niet weg konden krijgen. Het bleef hen ook bij. En de vrees voor het oordeel vervulde hun hart.

Ja, een mens kan ia zijn vijandschap wat uitdrukken. En wij zouden het wel graag vergeten, maar de consciëntie brengt het wel in herinnering. En ook blijkt het zo duidelijk, dat, een mens bezet met zulk een vijandschap, alles verkeerd opneemt. Dat Sanhedrin bezag de apostelen als mensen, die niets anders zochten dan hun ondergang. En dat was toch zo verkeerd. Het hart van de apostelen brandde van liefde tot de ere Gods, en het heil van hun medereizigens naar de grote eeuwigheid. O, wanneer de mens door ontdekkende genade zichzelf heeft leren kennen, dan zien wij niet laag neer op anderen, ja integendeel, als een kind en een knecht van God op zijn plaats mag zijn, dan hebben wij geen vijanden van onze kant, en dan zouden wij alle mensen wel mee willen trekken om hun knieën voor God te buigen, om de kracht van dat bloed te leren kennen, dat reinigt van alle zonden.

Het doel van hun prediking was boven alles om Gods recht en gerechtigheid te verhogen, maar ook om zondaren te overtuigen van de noodzakelijkheid om met God verzoend en bevredigd te worden. Wanneer de liefde Gods het hart vervult, dan is er niet alleen liefde tot degenen die uit God geboren zijn, maar dan is er ook een medegevoel met degenen die daar voortleven in hun onbekeerde staat.

Gods volk gaat menigmaal zuchtend en zichzelf veroordelend over de wereld, dat zij zo hard en ongevoelig zijn. Er zijn tijden geweest dat zij niet zwijgen konden, maar dat zij het hun betrekkingen en anderen moesten aanzeggen, en dat zij uit liefde mochten vermanen. Daarom bad ook David na zijn diepe val: En de vrijmoedige Geest ondersteune mij. En zij krijgen er ook wanneer zij het doen mogen in liefde, de goedkeuring Gods over in hun harten. Christus weende voor de poorten van Jeruzalem en riep uit: Och of gij nog bekendet in deze uw dag, wat tot uw vrede is dienende, maar nu is het verborgen voor uw ogen. Zouden dan de gezanten daarvan vreemd blijven?

De liefde van Christus heeft ook in de tweede verantwoording, de apostelen gedrongen om te getuigen. Onomwonden hebben de apostelen hun standpunt verdedigd. .En wat ons zo treft, en ook voor ons tot lering zijn moet is wel dit, dat de apostelen niet met hun bekering naar voren kwamen, ook niet met hun bevindingen, maar Christus hebben verkondigd in Zijn vernedering en in Zijn verhoging.

En wat onze aandacht nu in het bijzonder treft, dat zij met zulk een grote vrijmoedigheid mochten verklaren: En wij zijn Zijn getuigen van deze woorden. Op een andere tijd hebben zij geschreven. En wij zijn geen kunstig verdichte fabelen nagevolgd. Wat zij met hun ogen gezien, met hun oren gehoord, en met hun handen getast hebben, dat hebben zij verkondigd. Zij waren van den beginne met Hem geweest, en tot het laatste ogenblik hadden zij Christus mogen omringen. Duizen­den en duizenden hadden zich bij Christus gevoegd, maar er was een tijd gekomen, dat zij zich van Hem hadden afgewend. Zelfs Judas, die als discipel geroepen was en die drie jaar in Zijn tegenwoordigheid verkeerd had, met Hem gegeten en gedronken, had in het eind Christus smadelijk verraden. Hij was de zoon der verderfenis, die naar zijn eigen plaats gegaan was, en als een afvallige in de buitenste duisternis terecht gekomen was.

De Heere Jezus heeft zo met ernst en nadruk betuigd: Wie volharden zal tot den einde toe, die zal zalig worden. O, wanneer dat waarachtige beginsel van Gods werk niet in ons hart is door de Heilige Geest, dan zullen wij niet staande blijven. En aan de andere zijde, wanneer wij zullen mogen volharden, dan zal het alleen zijn, omdat wij in de ki-acht Gods bewaard zijn tot de zaligheid die bereid is om geopenbaard te worden in de laatste tijd.

Wij worden wel gewaar hoe zwak van moed en hoe klein van krachten dat wij zijn in.onszelf. Och, wanneer de Heere ons maar een ogenblik los liet, en overgaf aan onszelf, dan was het kwijt. En nu hebben huichelaars en hypocrieten daar geen bekommering over. Zij worden nooit bewogen, maar Gods arme volk wordt wat geslingerd, en met grote vreze is hun hart menigmaal Vervuld.

Die apostelen hadden Christus leren kennen, zij hadden zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van de Vader, vol van genade en waarheid. Zij hadden drie jaren zijn onderwijs mogen ontvangen. Zijn tekenen en wonderen gezien. Hem mogen volgen in Zijn diepe vernedering. Johannes had zelf bij het kruis gestaan. Petrus en Johannes zijn bij het graf geweest. Maar ook allen zonder onderscheid hebben Christus na Zijn opstanding uit de doden gezien. Hij heeft Zichzelf als verheerlijkt door Zijn Vader geopenbaard in de kracht Zijner opstanding. Zij zijn getuigen geweest van Zijn hemelvaart. Immers voor het oog van Zijn jongeren is Hij van de aarde, van de berg genaamd de Olijfberg, ten hemel gevaren. Zij zijn er getuigen van geweest, dat Hij de Vader verheerlijkt heeft, maar ook dat de Vader Hem verhoogd heeft. Het is voor hen een onwedersprekelijk feit geworden, dat Christus gestorven is voor hun zonden en opgewekt is tot hun rechtvaardigmaking. Zij hebben Hem gezien met eer en heerlijkheid gekroond. Zij hebben Hem persoonlijk als Vorst en Zaligmaker leren kennen in hun eigen hart en de kracht en de vrucht van Zijn bediening mogen proeven en smaken. Niet alleen tot rechtvaardigmaking, maar ook tot heiligmaking.

Grand Rapids

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1955

De Saambinder | 4 Pagina's

Een absoluut getuigenis I

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1955

De Saambinder | 4 Pagina's