Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Barend en Johanna

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Barend en Johanna

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johanna: Het kwam dus hier op neer, dat die Judaistische leraren, die de genade Gods tot Israël wilden beperkt zien, de bekeerden uit de heidenen wilden brengen onder de wet van Mozes, en hen wilden bewegen om naar de Joodse wijze te leven. Maar waarom waren zij toch naar Antiochië gekomen?

Barend: Omdat daar het middelpunt, het hoofdkwartier zou men kunnen zeggen, was dergenen die naar de heidenwereld gingen om Christus te prediken. Als in Antiochië de noodzaak der besnijdenis werd ingezien en aanvaard, dan zouden weldra overal de bekeerde heidenen zich hieraan onderwerpen en als proselieten der gerechtigheid zich verbinden tot de onderhouding der wet van Mozes.

Johanna: Maar was dan enige jaren tevoren door de gemeente te Jeruzalem niet vastgesteld, dat de heidenen, door het geloof zonder de werken der wet deel hadden aan de zaligheid? U weet wel, toen zij Petrus verweten, dat hij ingegaan was tot Cornelius en de zijnen?

Barend: Ja, maar sindsdien was er in Jeruzalem veel veranderd. De hoogste leidsman te Jeruzalem was de apostel Jacobus, die voor zichzelf op streng wettisch standpunt stond, waardoor uit de Farizeeën velen tot het christendom overgingen, zonder hartvernieuwende genade. Zij waren en bleven Joden in hun hart, dwaalleraars, die een reeds afgedane zaak weer ophaalden en een macht ontwikkelden, zo sterk, dat zij in Antiochië zonder vrees durfden op te treden.

Johanna: De valse leraars stelden zeker Barnabas en Paulus ver bij Jacobus, Petrus en Johannes? Was dat niet pijnlijk en krenkend voor hen, die alles, alles gewaagd hadden voor het evangelie?

Barend: Vanzelf moest alles Gods raad dienen, welke Paulus had voorbestemd om te zijn apostel der heidenen, en welke tevens bepaald had, dat de scheidsmuur tussen de gelovige Joden en gelovige heidenen moest wegvallen. Verkleefdheid aan de Mozaïsche wetten en de verwachting van een aards Messiasrijk waren de drangredenen waarom men de gelovigen uit de heidenen wilde brengen onder het juk van Mozes, hoewel noch zij, noch hun vaders hetzelf hadden kunnen dragen, alleen maar uit blinde ijverzucht.

Johanna: Dan is het geen wonder, dat Paulus en Barnabas onmiddellijk de strijd tegen hen aanbonden. Als er dan geen kleine wederstand en twisting geschiedde bij Paulus en Barnabas tegen hen, zo lezen wij er van: Geen zaligheid zonder besnijdenis, geen behoudenis zonder al de wetten van Mozes te. onderhouden, geen zaligheid dus uit vrije genade alleen om de verdienste van Christus. Dus zaligheid door eigen verdienste, zaligheid waarin men zou mogen roemen als verdiend loon. Dat zij zelf uit kracht van opvoeding nog daarvan niet konden loskomen, laat zich nog wel enigszins verstaan, maar dat zij hun wettische opvatting opdrong aan de gelovigen uit de heidenen, was geheel verkeerd!

Barend: Het waren trotse doordrijvers, die dreigden met de hel en verdoemenis en die de Nieuw-Testamentische gemeenten in dienstbaarheid wilden brengen onder de wet van Mozes. Ieder moest zich naar hun inzicht schikken, maar daartegen gingen Paulus en Barnabas als getrouwe knechten zich fel verzetten. Er geschiedde geen kleine wederstand. Als geestelijke vaders wilden zij hun geestelijke kinderen beschermen en als geharnaste strijders grepen zij het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord, terwijl zij als ervaren krijgslieden de onverzoenlijkheid van de vijanden kenden. Als verlichte godgeleerden verdedigden zij de leer van de vrije rechtvaardigmaking door het geloof. Johanna: Waren het dus eigenlijk dezelfde tegenstanders, die Paulus en Bamabas op hun zendingsreis overal ontmoet hadden?

Barend: Practisch dezelfde, alleen met dit verschil, dat zij voorgaven te geloven in de Heere Jezus, en leden waren der gemeenten in Judea, terwijl de tegenstanders op de zendingsreis gewone Joden waren, die de Naam des Heeren Jezus vervloekten, omdat zij in Hem een verleider en bedrieger zagen.

Johanna: Het liep schijnbaar zo hoog met die twisten, dat er geen andere weg openbleef, dan te verordenen, dat Paulus en Barnabas en enige anderen uit hen, zouden opgaan tot de apostelen en ouderlingen te Jeruzalem over deze vraag. Was dat omdat het zulk een buitengewone en gevaarlijke strijd was?

Barend: Hadden die wettische leraren nu alleen maar gezegd, dat de besnijdenis middel kon zijn, om met elkaar in gemeenschap te leven en dat het genoegen zou doen, terwille van de gemeenschap der heiligen, dan ware het nog te dragen geweest, maar nu zij er een stuk van zaligheid van maakten, gelijk trotse doordrijvers gewoon zijn om andere hun zienswijze op te dringen en aan die zienswijze de zaligheid te verbinden, nu konden Paulus en Barnabas onmogelijk daarin berusten en kozen zij de heilige oorlog boven de valse vrede, gedreven door de liefde voor de gemeenten.

Johanna: Die leraars wilden dus de zaligheid beperkt hebben tot het Jodendom, hoewel Christus Zelf de heidenen de deur des geloofs geopend had. Dat moest toch wel tegen elkaar botsen?

Barend: Hoe vreselijk of zulke botsingen ook waren, en hoe zeer de gemeente van Antiochië ook beroerd werd, het moest toch zo gaan, anders had de gemeente allengskens en onopgemerkt onder de wet van Mozes gekomen, terwijl nu door openlijke strijd de oprechten openbaar werden, de dwalenden terecht gebracht en de vijanden tentoongesteld en huichelaars ontmaskerd werden.

Johanna: Achter dat alles zat de satan met zijn listige omleidingen, want verwoesten en scheuringen verwekken is zijn liefste werk. Maar gelukkig, Paulus en Barnabas weken niet en weigerden de Waarheid te verloochenen, dat Christus was gekomen om het juk der ceremoniële wet te verbreken, en om de middelmuur des afscheidsels weg te nemen. De apostelen wilden dus de bekeerde heidenen niet laten beroven van hun geestelijke vrijheid en zij wilden ze bewaren voor het wettisch struikelblok.

Barend: Reeds de arglistige manier, waarop de ingeslopen vleselijkgezinde leraars werkten, te weten, dat zij onder een schijn van godzaligheid bij de huizen in het geheim onrust stookten, zonder eerst in een eerlijke bespreking te treden met de voorgangers, wekte de ergernis en de verontwaardiging der apostelen, gepaard met wantrouwen, of ze wel waarlijk door de gemeente van Jeruzalem waren gezonden.

Barneveld

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1955

De Saambinder | 4 Pagina's

Barend en Johanna

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1955

De Saambinder | 4 Pagina's