De Kerk
In onze behandeling van de ambten in de kerk, hebben we tot nu toe gesproken over het apostel-, evangelisten en profetenambt.
Deze drie waren de bijzondere ambten in de kerk, die alleen maar in het begin optraden en dus een tijdelijk karakter droegen.
Naast die bijzondere ambten kwamen echter de gewone, de blijvende ambten, en daar willen we nu iets van zeggen.
Het is begrijpelijk, dat in de eerste christengemeenten naast de apostelen, ook die mensen in hoge eer stonden, die de Heere Jezus tijdens Zijn omwandeling op aarde hadden gekend en Hem gezien en gehoord hadden.
Deze mensen werden presbyters, dat is oudsten of ouderlingen, genoemd.
Deze presbyters werden dus hoog geacht, omdat zij Christus in Zijn menselijke natuur hadden gekend, maar zij bekleedden geen ambt.
Tegenover de presbyters, de oudsten, stonden de jongelingen, dat waren de leden der gemeente, die Christus niet meer hadden gekend tijdens Zijn omwandeling. Van deze jongelingen lezen we bijvoorbeeld in Handelingen 5. Zij waren het, die Annanias en Saffira uitdroegen, toen deze dood neervielen.
Wij houden dus even vast, dat de presbyters, dat is, de ouderlingen of oudsten, aanvankelijk geen ambt bekleedden. De naam presbyters was dus aanvankelijk in de Nieuw-Testamentische kerk alleen de aanduiding van de leden, die Christus in Zijn menselijke natuur nog hadden gekend.
Naarmate de gemeenten groter werden en het getal der gemeenten toenam, kwam echter meer en meer de behoefte op, om in iedere gemeente een meer vaste leiding te hebben.
Het kon bijvoorbeeld voorkomen, dat dwaalleringen in de gemeente werden ingebracht, of dat zich andere moeilijkheden voordeden.
En wanneer er nu een apostel of evangelist in de buurt was, kon men diens hulp en raad inroepen, maar wanneer er juist niemand van hen in de buurt was, kwam men voor grote bezwaren te staan.
Daarom deed zich de noodzaak voor, dat er in iedere gemeente personen zouden zijn, die opzieners waren en bevoegdheid hadden om op te treden en bij wie de leiding van de gemeente zou berusten.
En deze opzieners werden nu gekozen uit de hierboven genoemde presbyters, de oudsten van de gemeente. Deze opzieners worden in het Nieuwe Testament „episkopoi" genoemd.
De presbyters (ouderlingen of oudsten) waren dus geen ambtsdragers^ zoals hierboven beschreven, maar de „episkopoi", de opzieners, die uit de presbyters, uit die ouderlingen of oudsten werden gekozen, droegen wel een ambt.
Het komt nogal eens voor, dat in het Nieuwe Testament de namen presbyters en episkopoi door elkaar worden gebruikt. Immers, de episkopoi waren uit de presbyters gekozen, en ook na hun verkiezing tot ambtsdragers bleef men hen vaak presbyters noemen.
Zo lezen we in het Nieuwe Testament soms van presbyters, van oudsten dus, terwijl dan (SB episkopoi, de opzieners werden bedoeld.
We lezen bijvoorbeeld, dat Paulus en Barnabas in verschillende gemeenten met opsteken der handen presbyters hebben laten kiezen. Daarmee werden dan natuurlijk de episkopoi, opzieners, bedoeld.
Want presbyters behoefden niet gekozen te worden. Die waren er al. Het waren de oudste leden van de gemeente, die Christus tijdens Zijn omwandeling nog hadden gekend, en zij hadden geen ambt. Maar uit die presbyters, lieten Paulus en Barnabas nu episkopoi, opzieners, kiezen.
De episkopoi zijn dus, wat bij ons de ouderlingen zijn.
Vlaardingen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juli 1956
De Saambinder | 4 Pagina's