BILEAM
Balak, in het nauw gedreven
Vreesd' ten zeerste voor z'n leven. Dus vroeg hij of Bileam,
Zoon van Beor, overkwam.
Balak, vorst der Moabieten,
Zou niet langer rust genieten.
Moab zou ten onder gaan.
Dit had hij zeer wel verstaan.
|Mits uit één der verste hoeken.
Iemand Isrel zou vervloeken.
Daarvoor was 't dat Bileam,
Helemaal uit Pethor kwam.
Hij heeft Israël gezegend!
Wat nu deze man bejegent,
Dat besefte Balak niet.
Maar helaas het is geschied.
Het zijn wonderschone woorden.
Die we van zijn lippen hoorden.
Bileam, hij schouwt van ver,
Christus, blinkend als een ster.
Zelfs wü hij met Isrel sterven.
Om een beter goed te erven.
Alhoewel hij in z'n leven,
Heel geen blijken heeft gegeven.
Van de ware vreze Gods,
Hij, die staat op Moabs rots.
Zal dat grote goed toch derven.
En als Isrels vijand sterven.
Het wordt voor hem eeuwig donker.
Al aanschouwt hij stargeflonker.
Isrel heeft hem neergeveld.
Hij, die zoveel schoons vermeld'.
Bileam doet ons verstaan:
Het kan ver met iemand gaan.
Men heeft immer in Gods kerk.
Met een huichelaar veel werk.
Maar dit is in 't eind hun lot:
De ontmaskering door God.
X.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1957
De Saambinder | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1957
De Saambinder | 4 Pagina's