Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Barend en Johanna

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Barend en Johanna

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johanna: Weet u ook wat de naam Job eigenlijk betekent, of is dat ook niet met zekerheid te zeggen?

Barend: Volgens uitleggers heette hij eigenlijk Jobab, hetwelk betekent „juichende", of iemand, die een vrolijk leven leidt, maar men denkt, dat heeft Job zelf veranderd tijdens zijn lijden, door samentrekking der beide lettergrepen tot één, namelijk Job, hetwelk betekent „man van droefheid".

Johanna: We lezen dan: Er was een man in het land Uz, zijn naam was Job, en deze man was oprecht en vroom en godvrezende en wijkende van het kwaad. Ik vind dat een schitterend getuigenis, want dat zeide Job toch niet van zichzelf, maar het was een ander, die onder de inspiratie des Heiligen Geestes deze getuigenis neergeschreven heeft. Alleen vind ik die opsomming enigszins wijdlopig. Het ene woord lijkt mij ongeveer hetzelfde als het andere, of is er tussen oprechtheid en vroomheid toch nog onderscheid?

Barend: Oprecht is vrij te zijn van moedwillige of voorbedachte zonden en hij had een oprecht voornemen en hartelijke genegenheid, om met ernst te leven naar de wil van God. Vroom was hij in die zin, dat hij nauwkeurig en geregeld was in al zijn handelingen omtrent medemensen en hij was godvrezend, dat is, waarlijk godvruchtig in aanbidding en dienst van God, en van dat alles was de vrucht, dat hij wijkende was van het kwaad.

Johanna: Het was dus een uitnemend godzalige, die ver uitstak boven zijn omgeving, ongeveinsd in zijn godsdienst en in heel zijn leven naar buiten, getrouw aan zijn beloften, standvastig in zijn belijdenis en zeer nauwgezet in de wandel. Hij werd dus niet meegevoerd met de afgoderij der omwonenden, en was als Noach wandelende met God. Heeft de Heere dus door alle eeuwen heen zijn ware aanbidders gehad?

Barend: Dat heeft God Zelf gewild en gewerkt door de Heilige Geest, dat Hij nooit zonder ware aanbidders zou zijn, hoewel er in  de ene eeuw soms veel meer zijn geweest dan in een andere, gelijk in de natuur zomer en winter afwisselen. Dan was het weer een donkere bedeling, dat men zou denken, er zijn haast geen ware aanbidders meer op aarde, en dan werd het weer anders.

Johanna: En dan gaf de Heere weer een opleving en reformatie hier of daar, dat er weer velen werden toegebracht tot de gemeente, die zalig worden zal. Zal er op deze donkere tijden, die wij beleven ook nog een betere tijd volgen, of weet u dat ook niet?

Barend: De Heere weet het alleen, maar het is een zo persoonlijke zaak, dat we maar allermeest met eigen eeuwige belangen mochten bezig zijn, in een verborgen leven met de Heere, al is het dan ook in de gehele wereld buitengewoon geesteloos en somber gesteld. En om verder te gaan, hem werden zeven zonen en drie dochteren geboren, vers 2. Hij had dus een talrijk gezin, en dat achtte hij een zegen, terwijl men tegenwoordig er helaas veel anders over denkt.

Johanna: Ook in dat opzicht is het een vreselijke tijd, maar kinderen kunnen toch ook maar weer alleen dan tot zegen zijn, als zij uit godvruchtige ouders geboren, opgevoed worden in de waarheid en gedragen worden op de vleugelen des gebeds van die ouders. Maar waar dat gemist wordt, ligt alles onder de vloek, dus ouders en kinderen beide. Dan is er ook geen verwachting voor de tijd, zomin als voor de eeuwigheid?

Barend: Het is zo, maar gelukkige vader, die evenals Job vele kinderen heeft, en toch niet gedrukt, of onbarmhartig voor armen en behoeftigen behoeft te zijn, vanwege de rijke zegeningen Gods, ook in de tijd. De meeste mensen met een groot gezin gaan wel geruime tijd gedrukt door het leven, en al zijn zij niet onbarmhartig voor de behoeftigen, zij hebben het zelf zo zorgelijk, dat zij niets te geven hebben.

Johanna: Maar Job kende blijkbaar vóór zijn beproeving geen zorgen, want hij was een zeer vermogend man. Zijn vermogen bestond in veel vee. Dat was bij de Oosterse volken zeker meestal zo?

Barend: Ja, inzonderheid bij de Arabieren, ook Abraham was zeer rijk, in vee, in zilver en in goud. De schapen zijn eerst genoemd, omdat hun aantal het grootst was. Zij dienden tot spijze en kleding. Ook kemelen waren in het Oosten zeer talrijk, en in die hete en dorre landen dienden zij als lastdieren, en ook werden zij gebruikt in de oorlogen. Ossen gebruikte men om te ploegen en ezelinnen gebruikte men om ze te berijden en om ze lasten te laten dragen. Hij had van elke soort er in honderdtallen.

Johanna: Maar het schijnt hem niet afgetrokken te hebben van de godsdienst, gelijk veelal met rijke mensen het geval is, gelooft u ook niet?

Barend: Helaas ja, voor zeer veel mensen is het rijk worden geworden tot een strik des satans. Schatten der goddeloosheid doen geen nut, Spr. 10 : 2. En van de ware geestelijke Israëliet zegt Jesaja 33 : 6: De vreze des Heeren zal zijn schat zijn. En de Heere Jezus leerde zijn discipelen, Matth. 6 : 19: Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze , de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen, maar vergadert u schatten in de hemel, waar ze noch mot, noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven en stelen.

Johanna: Het behoeft ons dan ook niet te verwonderen, dat er staat: Ook was zijn dienstvolk zeer veel. Om zulke grote menigten van vee te verzorgen en van al het nodige te voorzien, moest hij wel over veel personen beschikken om al dat werk te verrichten. Hij had dus een zeer groot bedrijf. Maar waren die mensen nu eigenlijk slaven of zogenaamde lijfeigenen, of waren het mensen, die vrijwillig bij- hem werkten, voor afgesproken loon? Mij dimkt, de godzaligheid van Job zal toch daarin hebben moeten blijken, dat hij zijn ondergeschikten als mensen behandelde?

Barend: Wij hebben hier niet te denken aan loonarbeiders, en ook niet aan slaven, maar aan zulken, die zich bij hem hadden aangesloten, en die voor hun arbeid een deel van de oogst kregen, terwijl Job zorgde voor huisvesting en landbouwbenodigdheden. De betrekking van die arbeiders tot hun heer waren zeer nauw, zij vormden met elkaar een gemeenschap, zij behoorden tot de kinderen des huizes, althans zo verklaart het één van onze uitleggers.

Rotterdam-Z

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1957

De Saambinder | 4 Pagina's

Barend en Johanna

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1957

De Saambinder | 4 Pagina's