Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

in memoriam Ds. Jac. Overduin (XII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

in memoriam Ds. Jac. Overduin (XII)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ik heb tegen de Heilige Geest gezondigd". Waarom hebben degenen, die hiermede aangevallen worden, zo veel angst? Omdat ze steeds denken, dat er voor hen geen vergeving meer is. Zij denken, dat zij door God overgegeven zijn aan de verharding. Dat ze nu reeds door de banden der hel worden vastgehouden. Dat het altijd in de ziel klinken van de dreigstem: „Geen vergeving in eeuwigheid!" daarvan een stellig bewijs is. Nu een vraag: „Kunnen ook waarlijk tot God bekeerden zulke bestrijdingen hebben? " Ja, indien het mogelijk ware, zou satan ook de uitverkorenen in de uiterste engten dringen. Maar weet gij, lezers, wat zulk een weldaad is? Die waarlijk de zonde tegen de Heilige Geest bedreven, zijn. daarover niet ontroerd, hebben geen behoefte aan vergeving en hebben geheel geen berouw. Wat is het heerlijk, te mogen weten en schrijven, dat er hoop is om van de vrees en angst over het bedrijf van de zonde tegen de Heilige Geest verlost te worden. Ja Hij, Die de koperen deuren verbreekt en de ijzeren grendelen in stukken slaat, is machtig te verlossen. O bedrukten, dat gij het mocht uitzingen: „De strik is gebroken en wij zijn ontkomen".

Ook Elizabeth Overduin, de oudste dochter van Ds. Jac. Overduin, dacht dat het voor haar niet meer mogelijk was. Steeds vroeg haar vader, als hij de ziekenkamer binnenkwam: „Kind, hoe gaat het met je? " En met tranen in haar ogen zei het zestienjarige kind: „Ach vader, zo hetzelfde". Steeds riep ze uit: „Mijn ziel is niet gered".

En de oude Overduin moest met zwijgende mond over de aarde gaan. Bidden kon hij niet meer; alles was afgesneden. Hij merkte op zijn vijandig hart tegen Gods weg met hem en de zijnen. Hij zuchtte maar: „Ach Heere, als het is dat Gij mijn lief kind zo door de dood zult wegnemen, dan moet mijn hand op de mond; en geef mij dan toch genade om u de Heere te zwijgen, wetende dat Gij die God zijt. Die geen onrecht doet, ook niet met mijn kind".

Het te moeten inleven, dat alles er op aankomt van binnen en van buiten. Geen man en vader te kunnen wezen, geen priester in eigen huis; sprakeloos onder het oordeel Gods.

Op zekere avond waren vader en moeder in de ziekenkamer. Het was zomerweer buiten en de mensen waren uitgegaan om zich te verblijden in de natuur. Maar in het huis van oefenaar Overduin was droefheid, het was duisternis van buiten en van binnen. Vanaf half tien tot des nachts twee uur zaten ze daar in de ziekenkamer, en daar lag het kind, hun kind, in de smartelijke pijnen terneder. Des nachts om twee uur werd het eerste woord door moeder gesproken: „Ach man, zoudt gij niet eens in het gebed gaan, om de Heere te vragen of de pijn voor haar wat minder mocht worden? " En nadat moeder Overduin dit gevraagd had, sloeg Elizabeth de ogen naar haar ouders op en zei: „Ach neen, vader, dat behoeft ge niet te doen. Ik heb het de Heere gevraagd, en als de Heere het wil, zal Hij het ook geven; maar het is zo ook goed".

Nu kwam de vraag van vader Overduin: „Wel lief kind, hoe is het zo met u? " Voor het eerst mochten ze nu horen: „Er is een stille hoop in mijn ziel".

Wat werd er toen een blijdschap in de harten van de ouders openbaar. Daar werd Eizabeths mond geopend en toen vertelde ze van haar inleving van zonde en schuld, en dat de stille hoop gegrond was in het eeuwig zoutverbond van God in het bloed van Jezus Christus . en door de ^bediening des Heiligen Geestes in haar hart. Het is nooit te beschrijven wat een verandering dat gaf in het huis van oefenaar Overduin. Ze sprak haar vader aan en zei: „Nu kunt ge nog wel eens bidden voor mij, maar niet voor mijn lichaam, maar voor datgene, dat ik heb medegedeeld; dat ik daarin versterkt mag worden in mijn ziel".

En toen onze vriend Overduin knielde voor het gebed, werd hij krachtig, bepaald bij Ruth op de dorsvloer van Boaz en hij riep het uit: „O geestelijke Boaz, breid dan ook Uw vleugelen van eeuwige liefde over haar ziel uit!" En ziet, daar kwam de Heere krachtdadig in Zijn dierbare Zoon Jezus Christus afdalen in haar hart. Ze werd geplaatst in de liefde Gods. O, wat een weldaad: in de liefde Gods! Die nacht is er niet geslapen in de pastorie van oefenaar Overduin te Boskoop. Elizabeth moest maar getuigen en spreken van Gods liefde. Ze vermaande haar broers en zusters en een ieder, die bij haar kwam. Drie weken lang mocht ze de Heere grootmaken. Steeds dacht Overduin, dat haar zwakke lichaam er onder zou bezwijken, en hij riep uit: „Het is genoeg,Heere, daar ik nu mijn kind ben kwijtgeraakt in Uw eeuwige zondaarsliefde".

Het werd weer zondag. Oefenaar Overduin had reeds enkele zondagen niet gepreekt, maar nu op aandrang van zijn dochter Elizabeth ging hij w: er naar de kerk. Hij sprak met opening over Psalm 118 : 19: „Doet mij de poorten der gerechtigheid open; ik zal daardoor ingaan; ik zal de Heere loven". Toen hij thuis kwam, vertelde hij aan zijn dochter waarover hij gesproken had. Toen werd zij zeer verblijd en zeide: „O, wat is dat heerlijk". Overduin was zeer vermoeid en ging even rusten.

Elizabeth zeide daarna tot haar moeder: „Moeder, gij moet mijn kussen goed leggen, ook mijn benen". Haar moeder vroeg haar of het goed ging, waarop ze zeide: „Ik ga nu sterven; roep vader maar". Overduin was ogenblikkelijk bij haar en vroeg: „Mijn lief kind, gaat ge sterven? " Waarop ze antwoordde: „Ja vader, ik ga sterven. Het sterven is bang; vraag de Heere of Hij nu komen wil om mij af te lossen". Overduin knielde priesterlijk neer voor haar bed en smeekte voor haar aflossing. Toen riep zij zeer duidelijk: „Kom, Heere Jezus". Nog viermaal zei ze: „dag!" en alzo ging Elizabeth Overduin de eeuwige rust in, de 23e augustus 1896, 'zondagmiddag 4 uur. Haar reisstaf, die zij 16 jaar en acht maanden gedragen had, werd geruild voor de palmtak der overwinning, om de verzadiging van vreugde te genieten, lieflijkheden aan Gods rechterhand, eeuwiglijk.

Daar is het eeuwig sabbatsfeest; daar zal zijn de zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende uit de troon Gods en des Lams.

Haar broeder Jacobus was haar voorgegaan en nu mag ae daar met meerderen uit het geslacht van Overduin, met al Gods kinderen. God eeuwig grootmaken.

Daar zullen dan de blijde zangers staan,
De speelliên op de harp en cimbel slaan.
En binnen u al mijn fonteinen wezen.

Genemuiden

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 1958

De Saambinder | 4 Pagina's

in memoriam Ds. Jac. Overduin (XII)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 1958

De Saambinder | 4 Pagina's