Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wortel van de gelukzaligheid II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wortel van de gelukzaligheid II

Zullen twee tezamen wandelen, tenzij dat zjj bijeengekomen zijn? Amos 3 : 3

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Ja, God wilde met de mens wandelen in vrede, in liefde en in vriendschap. Maar hoe zou dat kunnen? Dewijl de deugden Gods geschonden zijn en God van Zijn recht toch geen afstand kan doen?

Dat denken vele mensen wel en zij spreken van de liefde Gods zonder dat zij ooit met het recht Gods te doen gekregen hebben. En daar moeten wij elkander altijd voor waarschuwen. Zo is het voor de leden, maar zo is het ook voor de ouderlingen en diakenen en ook voor de leraren. O, dat wij toch niet spreken van de liefde Gods buiten het recht Gods om, want daaraan moet genoeg geschieden, hetzij door ons of door een Ander. Maar hoe zal dat nu geschieden? Och, een eeuwige onmogelijkheid voor de mens, om weer hersteld te worden in de gemeenschap Gods en te wandelen met de Heere. Maar Hij heeft van eeuwigheid een weg uitgedacht ter zaligheid. Johannes getuigt er van: „Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk^ die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe". Het kon niet door n andere weg. Hoe zal Ik dat nu doen? „Hoe zal Ik u onder de kinderen zetten, en u geven het gewenste land, die sierlijke erfenis der heidenen? " zegt de Heere.

Er was geen weg meer, het was een onmogelijkheid. Maar zie, in het schenken van Zijn Schootzoon is de gelukzaligheid wederom verworven, want Hij is het. Die gegeven is van de Vader, maar Hij is het ook. Die in de raad des vredes met Zijn hart Borg werd voor Zijn volk. Dus optrad voor de Zijnen toen Hij sprak: „Zie, Ik kom; in d© rol des Boeks is van Mij geschreven. Ik heb lust, o Mijn God, om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden Mijns ingewands". Dan zien wij toch, dat Hij het is. Die gezegende des Vaders, Die Zich gaf, maar Die ook kwam. De ganse kerk van Adam af tot de jongste dag is in Christus gerekend, want Hij is het Hoofd van het genadeverbond.

Was Adam hoofd van het verbond der werken, maar het verbond verbroken hebbende, zo is Christus het Hoofd van het genadeverbond. Hij is ook de Middelaar des verbonds en ook de Borg en Zaligmaker voor de Zijnen. Hij heeft de deugden Gods opgeluisterd. Niet alleen dat wij nu de kerk Gods gerechtvaardigd zien in de besluiten Gods, maar wij zien haar ook gerechtvaardigd in het werk van Christus, in de opstanding van Christus. Want Hij is het waarvan de apostel Paulus getuigt: „Hij is overgeleverd om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking". Hij heeft de pers alleen getreden en niemand der volkeren was met Hem.

Hij kwam op de wereld. Hij verliet vrijwillig Zijn hoge hemeltroon en kwam op deze vervloekte aarde. O, wonder van genade! „O, diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods! Hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen".

Wij zien de eeuwige Zoon Gods komen. Eenswezens met de Vader en de Heilige Geest. Wij zien Hem wandelen, vertegenwoordigende de kerk Gods. Hij heeft de volle toom Gods gedragen en doordragen en de lijdensbeker geledigd voor Zijn volk, terwijl Hij kon getuigen: „Wie van u overtuigt Mij van zonde". Hij is het. Die door de Vader wordt aangewezen: „Deze is Mijn geliefde Zoon in Dewelke Ik Mijn welbehagen heb". Wij zien het wandelen met God, namelijk God de Vader, Die het Goddelijke Wezen vertegenwoordigt in het recht, en God de Zoon, als Knecht des Vaders, zien wij wandelend' overeen komen om als de Gezalfde Gods aan Gods gerechtigheid genoeg te doen. Wij zien hoe Jezus Christus aan de Goddelijke gerechtigheid genoeg deed toen Hij kwam, wanneer wij Zijn leven aanschouwen van krib tot kruis. Hij alleen is het, Die aan de wrekende gerechtigheid Gods genoeg, gedaan heeft en de gelukzaligheid verworven heeft. Hij is de Zaligmaker. „Gij zult Zijn Naam heten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden". Hij is de Christus, de Gezalfde des Vaders, gezalfd tot Profeet, Priester en Koning. En als zodanig heeft Hij in Zijn Hogepriesterlijke bediening door Zijn eigen hartebloed genoeg gedaan aan de Goddelijke gerechtigheid. Zodat God met dat volk nu tevreden is in het werk wat Christus deed voor de Zijnen. Hij riep aan het vloekhout des kruises: „Het is volbracht". En daar waar het volbracht was door Hem, daar zijn de zonden van de ganse kerk Gods geworpen in een zee van eeuwige vergetelheid, om nooit meer gedacht te worden. O, dat ondoorgrondelijke, dat Jezus Christus wandelde met God in de overeenkoming wat betreft de zaligheid van de kerk Gods. Maar, wat nu de kerk Gods voorwerpelijk in Christus heeft, zal onderwerpelijk door haar gekend moeten worden. Daarom zien we in de vierde plaats: Dat die gelukzaligheid .gesmaakt wordt in het wandelen op de weg der gerechtigheid. Dan zien wij hoe de kerk Gods bijeen gebracht moet worden. Zij zullen komen uit het oosten en westen, noorden en zuiden.
De Filistijn, de Tyriër, de Moren,
Zijn binnen u, o Godsstad, voortgebracht;
Van Sion zal het blijde nageslacht
Haast zeggen: „deez' en die is daar geboren".

Maar dan zegt onze tekst; „Zullen twee tezamen wandelen, tenzij zij bijeen gekomen zijn? " Dan zien we een bijeenkomen van twee ongelijke partijen. O, dat is niet het werk van de mens, mijn toehoorders, hoewel een nietig mensenkind als instrument in Gods hand gebruikt kan worden door het Woord Gods uit te dragen. Maar het is te allen tijde het werk van die dierbare Heilige Geest, Die de Werkmeester is, zoals wij dat in de orde des heils aanschouwen, hoe God de Vader de bewegende. God de Zoon, als Knecht des Vaders, de verdienende, maar God de Heilige Geest de werkende oorzaak is van die zalige heerlijkheid. Hij is door Christus verworven, d.w.z. in de bediening voor Zijn volk. Want Hij is Eenswezens met de Vader en de Zoon. Hij is ook niet minder dan de Vader of de Zoon, maar Hij is in Zijn bediening verworven.

Wijlen Ds. A. VAN STUYVENBERG

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 oktober 1958

De Saambinder | 4 Pagina's

De wortel van de gelukzaligheid II

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 oktober 1958

De Saambinder | 4 Pagina's