Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het boek Esther

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het boek Esther

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK V (vervolg)

"God gaf Esther in het hart'om haar bede nog een dag uit te stellen. Zij wist misschien zelf niet waarom zij het deed, maar de Heere wist het wel. Hij wist hetgeen er in die nacht gebeuren zou, ter bevordering van haar plan. Hij wist, dat Haman tot het toppunt zijner boosheid zou geraken tegen Mordechai en dat hij de galg, voor Mordechai klaargemaakt, tot zijn eigen ondergang zou oprichten. God had die nacht tussen de twee maaltijden nodig om Ahasvéros' hart te bewerken en alles voor Esther gereed te maken. Het volgende hoofdstuk zal het licht over dat uitstel doen opgaan. Hoewel Esther brandde van verlangen om haar volk te redden van de dood, liet zij zich niet door overhaasting tot onvoorzichtigheid verleiden, zij besefte, dat Ahasvéros en Haman geen mensen waren, die zo maar ineens zouden besluiten een wet te veranderen, die naar de wijze der Perzen onherroepelijk was. Overijling kon zeer licht de zaak bederven. Dat Esther ook de tweede keer Haman er bij nodigde, was een gevolg van haar grote scherpzinnigheid, want daardoor kon hij geen verdenking opvatten tegen haar en om geen tegenmaatregelen treffen. En tevens weed Haman door die dubbele hoge onderscheiding zo gesterkt in zijn hoogmoed, dat hij in zijn gerustheid en blindheid voor zidvzelf een galg liet opbouwen. Toen ging Haman ten zelven dage uit, vrolijk en goedsmoeds, maar toen Haman Mordechai zag in de poort des konings, dat hij niet opstond, noch zich voor hem nederboog, zo werd Haman vervuld met grimmigheid op Mordechai. Nadat de koning het tweede verzoek van Esther had goedgekeurd en toegestemd, verliet Haman het paleis nog hoogmoediger dan ooit te voren. Immers was het een enorme eer voor hem ten tweede male met de koning en de koningin te mogen aanzitten ^ bij de maaltijd. En die hovelingen bogen zo mogelijk nog dieper voor hem dan voorheen. Was hij niet de bijzondere vertrouweling en gunsteling des konings?

Mordechai dacht echter anders over Haman, die door zijn bloeddorstige toeleg ter verdelging der Joden alle menselijke achting bij hem verloren had. Ook vreesde hij voor die doodsvijand niet, zijn hoop was gevestigd op Israëls God, Die hem en zijn volk uit deze grote nood verlossen zou. Haman was in Mordechai's ogen een hovaardige pocher en spotter, die hem geen aankijken meer waard was.

Opgeblazen van hoogmoed, was hij vrolijk en goedsmoeds, hij liet er zich op voortaan, en dacht te komen tot steeds groter macht en aanzien. Hij dacht, dat hij in de ogen der koningin een uitnemend grote staatsman was, en dat zij zo bekoord was door de gesprekken bij de maaltijd, dat zij hem daarom de volgende dag genodigd had. Niemand kon volgens hem dan ook in zulk hoog gezelschap zijn. Hij dacht dat Esther bedoelde hem te eren.

Hij had het eens moeten weten hoe de vork aan de steel zat! Hij werd geheel door de trotsheid zijns harten bedrogen. Daar was echter niet veel nodig om hem zijn goede luim te doen verliezen. Mordechai had niet voor hem gebogen, dat vervulde hem met grimmigheid. Koningen eerden hem; en een verachte Jood weigerde pertinent om «voor hem te buigen. Dat was toch zeker niet om te dragen. Hij west zich nog wel te bedwingen, maar in zijn binnenste ziedde hij van toom, en zwoer hij op een gruwelijke wijze wraak te zullen nemen. Hij had hem enige dagen gemist, toen Mordechai in een zak op het plein rondliep, toen was Haman de ergernis bespaard' gebleven, maar daardoor werd het nu zoveel te pijnlijker door hem aangevoeld, dat die Jood, die onder Hamans banvonnis lag, nog niet de minste voor hem wilde zijn. Dat niet buigen van Mordechai stak hem als een giftige pijl in zijn vlees.

Mordechai had nu nog minder neiging om voor hem te buigen dan voorheen, want omdat Esther de zaak opgenomen had en de koning haar de gouden schepter had toegereikt, was er gegronde hoop op verlossing van de kwaadaardige Jodenhater. Haman had geweld kunnen gebruiken tegen Mordechai, want hij had verlof van de koning om alle Joden om te brengen, dus die ene Jood zou niet eens meegeteld hebben bij Ahasvéros. Maar de God Israëls liet het hem niet toe. Haman bedwong zich, niet wetend, dat de God van Mordechai hem bedwong. God bond de bloedige handen van Haman.

Woedend en vol wraakzucht begaf hij zich naar zijn huis en nadat hij eerst was gaan opsnijden over de eer die hem ten deel gevallen was in het paleis, versomberde zijn gelaat en riep hij verbolgen uit: Doch dit alles baat mij niet, zo lange tijd ik de Jood Mordechai zie zitten in de poort des konings. Uit de diepte van zijn hart kwam de vlam van de haat tegen een medemens, die niet wilde buigen.

Nederigheid was hem geheel onbekend, hij kwam in de kring der zijnen voor de dag zoals hij was. Hij roemde in de heerlijkheid van zijn rijkdom en de veelheid zijner zonen, maar dat was dan ook alles wat de arme dwaas bezat. Hoog gaf hij op van het feit, dat Ahasvéros hem verheven had boven al de vorsten en knechten des konings. En de kroon op dit alles was, dat hij met Ahasvéros alleen bij Esther ten maaltijd was geweest, en dat hij ook tegen de dag van morgen van haar met de koning was genodigd.

Welnu, Zeres, zijn huisvrouw, zou hem wel raad geven omtrent die Mordechai, die niet wilde buigen. Toen zeide Zeres, zijn huisvrouw, tot hem, mitsgaders al zijn vrienden: Men make een galg, vijftig ellen hoog, en zeg morgen aan de koning, dat men Mordechai daaraan hange; ga dan vrolijk met de koning tot die maaltijd. Deze raad nu dacht Haman goed en hij deed de galg maken. De koning was hem immers zo welgezind, dat hij hem best wel die kleine gunst wilde bewijzen, daar behoefd» d« gunsteling Haman zelfs niet aan te twijfelen.

Rotterdam-Z

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 maart 1959

De Saambinder | 4 Pagina's

Het boek Esther

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 maart 1959

De Saambinder | 4 Pagina's