De val der Engelen VI

VI.

Wij hebben geen banden en voeten 'meer en veorminkt zuEen wij bet Koninkrij'k der bemeien moeten inigiaan. Maar idie scbuld ligt aan onze 2d.jde en God igaat vara Zijn recht niet af. Hij eist Zijn beeld van loaiis tenug. De vöUe sobuld en de volle vexantwoordelijkbeid Bgt voor ons. Herbaalde malen heeft Christus tot bet Joodse volk gezegd, en Hij zegt bet ook tot ons: „Gij hebt niet gewild".

Och, dat bet eens in de ware nood brengen mocht en in de waire scbuld en verlegenheid. Er is nog een middel om de welverdiende straf te ontgaan en wederom tot genade te komen. De Geest is bet, Die levend maakt, en Obristuis heeft alle maoht in dö hemel en op de aarde. Ja, God Zelf kajn u nog trekl^on. met de koorden der eeaiwige liefde. Overweeg toch met ernst uw treurvolle staat, maar merk ook op bet oordeel van de igirote dag; die dag, die eenmaal zekerlijk komen zal.

Wat vreselijk zal het toch zijn om te vallen in de handen van de levende God. Onze ogen te openen in de hel met de rijke man, en verwezen te worden naar dat eeuwige vuur, dat de duivel en zijn engelen bereid is.

De woorden ontbreken ons om bet vreselijke er van uit te uitdrukken. Dat de schrik des Meeren nog bewegen mocht tot bet geloof en tot de zaligheid. Er is nog èen weg van ontkoming in Christus Jezus, als de vrucht van het eeuwige welbehagen des Vaders. Paulus schrijft in Hebr. 2 : 17: „Want waarlijk, Hij neemt de engelen niet aan', maar Hij neemt het zaad Abrahams aan".

God heeft in de mensen welbehagen gehad. Hiji heeft Zijn eniggeboren Zoon gegeven, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe (Joh. 3 : 16). O, diepte vam ontferming. O, afgrond van onbegrijpelijke befde. Die Held, in Wie God voor Israël hulp beschoren heeft, wordt u nog voorgesteld. Christus is gewilHger om u te verlossen en zalig te maken dara gij ooit geweest zijt, om van uw banden verlost te worden. Hij roept u toe: „Wendt u naar Mij toe en wordt behouden, alle gij einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer". Hij beeft Gods toom en de angsten der hel gedragen. Hij is een vloek gewonden voor allen 'die geloven (Gal. 3 : 13). Hij kan u baastebjk vrijheid uitroepen, en opening der gevangenis, want daartoe is Hij gezonden (Jes. 61 : 1). Hij beeft die sterk gewapende gebonden. „Ai, neigt uw oor en komt tot Hem, hoort en uw ziel zal leven" (Jes. 55 : 3).

Gebonden zielen, die sterke God ^mocht u nog losmaken en vrijmaken, en u in de vrijheid doen wandelen. Gij hebt het al zo menigmaal opgegeven, maar ; zo Hij vertoeft, verbeidt Hem, Hij zal gewisselijk komen en niet achterblijven.

Het was Gods eigen werk in uw ziel, om u te trekken uit 'de macht des satans, en u over te zetten in bet Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde. Hij Zelf beeft u in de banden gebracht door Zijn Geest, Die u overtuigde en ontdekte. Gij hebt last van die banden gekregen, en gij kent de tijden, dat ge met David hebt uitgeroepen: „Banden dies doods hebben mij omvangen, en angsten der hel hebben mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis". Met uw pogen om zelf de banden te breken, zijt gij in de dood terecht gekomen.

Het zal toch zulk een blijde dag zijn, wanneer 'die grote Koning uw banden zal slaken, en u geven zal waar uw hart al zo lange tijd naar uitgezien 'heeft. Maar, 'O volk van God, bedenkt 'dat 'ge no'g steeds in 's vijands 'gebied zijt, en dat gij bij al wat God aam u deed, in vreze hebt te wan'delen 'de tijd uwer inwoning hier op aarde.

De 'duivel is er steeds 'Op uit om u te benauwen, maar ook te verlokken. Zij doorwandelen 'de aarde onder verlof en bestuur van de 'hemel, om alles te doorzoeken. Vinden zij Gods kinderen ledig en slapende, zij zaai'en dan in 'de nacht verderfelijk zaad door boze werktuigen (Matth. 13 : 25).

Zij verstrikken de oprechten wel eens 'cn porren ben aan tot 'allerlei zonden, gelij'k wij het van David lezen in 2 Kron. 21 : 1, en dan verblijden zij zich over 'hun val, benauwen hen 'met helse am'gsiten en staan 'aan bun rechterhand om hen te weders'taan en te 'kwellen. O, boe moest het 'O'ns aanzetten 'om 'zu'lk 'een God te •vi-ezen. Die zovele uit-^ voerders beeft van Zijn oordelen, en 'dit 'daartoe dienen om 'ons te- leren waken en b'i'dden, en om onze zaligheid loit te werken met vreze en beven. Wat is het toch no'di'g maar altijd - op 'de wacht te staan, want wij hebben te 'doen niet alleen met een machtige vijan'd, maar 'Ook met een rustelo'ze vijand. Hij is altijd wakker, 'en 'bij beeft bet altijd maar 'Op ons verderf en 'op 'onze ondergang toegelegd.

Maar wat wordt bet in de praktijk toch waargenomen, 'dat wij no'g zo weinig kennen van de gevaren die-'ons bedreigen bij dagen en bij nachten. Wat hebben wij toch vaak een zorgeloos leven. De discipelen waren 'Ook in slaap gevallen in Gethsémané. O, wat een weldaad was het, 'dat Christus niet sbep in dat zo gewichtige moment, toen de 'ganse zabgheid op spel stond. En daartegenover met 'de stO'rm op zee, toen Cbris'tus in 't 'achterschip lag, waa-en zij zo vreesachtig, 'dat 'zij 'dachten te vergaan. Wat komt bet toch ijl alles openbaar, 'dat wij mensen zijn. Wat een weldaad toch, 'dat de zabgbeid in God vast M'gt.

De duivelen zijin gebonden, kinderlijke vreze is nodig, maar helse vrees is onbetamelij'k. Uw vijand, volk 'des Heeren, is gebo'nden aan de ketenen vam uws Vaders macht; gij zijt 'de verlo'Sten des Heeren, de duivel beeft niets aan u, en zelfs al zijn verzoekingen moeten u medewei-ken ten goede. Hier klaaigt ge zo menigmaal wanneer gij 'door satan gekweld en benauwd wordt, maar eenmaal zult 'gij toch eeuwig van al Go'ds wegen zingen. Uw Verlo'sser is sterk, Heere 'der 'beirsobaren is Zijn Naam.

Zijn oO'g is over u 'Open, en Hij zal u nooit laten verzocht worden boven verm'Ogen. In Zij'n 'kracht wordt gij bewaard tot de zaligheid. Was bet werk in uw haniden, gij zoudt niet minder afvallen 'dan 'de duivelen, maar Hij, Die bet goede werk in u begonn'en beeft, zal bet ook voleindigen tot op de dag vam Jezus Christus. O, ide tijd komt, idat 'gij voor eeuwig uit bet 'Strijdperk vam^ dit leven verlost zult worden. Bij bet naderen van 'de 'dood zaïl God u volkomen uitk'omst 'geven. Dan zult gij in vrede uw hoofd nederleggen en ingaan in die 'Stad, waar 'de vijamd nooit een pijl mieer sohi'eten zal.

Dan zult igij ook van uzelf voor eeuwi'g verlost zijn en 'geen opstand en tegenstan'd tegen Go'd zal u meer 'neendni'kken, 'daUi zult gij eeuwig met 'bbjdschap Gods 'heerbjkheid uitroepen. Dat zal nooit meer e'indigen, maar voortduren tot in alle eeuwigheid toe.

Nu moet ik gaan eindigen, 'daar ik nu nader aan d© gi'enzen der eeuwigheid, en bet nog niet geopenbaard is wat wij zijn zullen. Het Bgt in mijn bart om 'deze 'Overdenking te besluiten 'met de woorden vao de idichter uit Psahn 68 : 2:

Maar 't vro'me volk in u verheugd,
Zal huppelen van zielevreugd. |
Daar zij hun wens verkrijgen.

De God aller 'genade zegene en bedauwe om Christus' wil, door Zijn Heilige Geest, deze arme woorden tot 'de heerlijkhe'id Zijns Naams, en tot bemoediging, versterking, vertroosting en bevestiging van Zijm duur gekocht 'en overwonnen volk. Amen.

Grand Rapids(U.S.A.) 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen