Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De brief aan de gemeente van Pergamus 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De brief aan de gemeente van Pergamus 2

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er volgt nog heerlijker getuigenis: „en gij houdt Mijn Naam". Neen, de gemeente heeft de Naam van Christus niet kunnen verloochenen, ook al werd zij gedwongen Zijn Naam te lasteren, af te zweren. Zij heeft zich standvastig vastgeklemd aan die enige Naam, die onder de hemel gegeven is, door Welke zij zouden zalig worden. Geen verdrukking of vervolging kon haar weerhouden in die Naam te geloven, op die Naam te vertrouwen, voor die Naam openlijk uit te komen.

„En hebt Mijn geloof niet verloochend". Het geloof in de Zoon Gods, door de Heere Zelf in hun hart gewerkt, is door haar niet verloochend. Zij heeft de leer der apostelen en profeten gehouden voor de waarachtige, voor de leer, die naar de godzaligheid is. Hoe ook getracht werd de gemeente af te trekken van het geloof in Christus, welke machten de vorst der duisternis ook uitoefende, hetzij hij als een engel des lichts de gemeente trachtte te verleiden, hetzij hij als een brullende leeuw de kudde van de goede Herder wilde vervolgen en verstrooien, met heldenmoed trotseerde zij het hels geweld en hield zij vast aan Gods Woord, aan Zijn beloften, aan het geloof in Hem. „Ook in die dagen, in welke Antipas Mijn getrouwe getuige was, welke gedood is bij ulieden, daar de satan woont". In de bangste dagen, in de allergrootste beproeving bleef haar geloof op Hem gericht. Antipas, die de Heere Zijn getrouwe getuige noemt, heeft met zijn dood de waarheid en het geloof in Gods Zoon bezegeld. Zijn martelaarsdood heeft de gemeente niet afgeschrikt. De Heere prijst Zijn gemeente hierover; Hij noemt het met name hoe de gemeente Hem en het geloof in Hem getrouw bleef.

Doch dan vinden we in het volgende vers weer dat Goddelijk „maar", dat we wel in de brief aan Efeze, maar niet in die aan Smyrna vonden. Er is ook hier iets wat de Heere ernstig bestraffen moet.

„Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij aldaar hebt, die de lering van Bileam houden, die Balak leerde de kinderen Israels een aanstoot voor te werpen, opdat zij zouden afgodenoffer eten en hoereren. Alzo hebt ook gij, die de lering der Nikolaieten houden, hetwelk Ik haat". Hoe ernstig klinkt dit bestraffend woord uit de mond des Heeren. Hij heeft iets tegen Zijn kinderen in Pergamus. Er is in de gemeente een kwaad ontstaan; er knaagt een worm aan de wortel der gemeente. Welk een diep ernstig woord van Hem, Die het tweesnijdend scherp zwaard heeft. Hoe zal de gemeente gebeefd hebben voor Zijn bestraffing. De Heere wijst terug op de zonde van Bileam, die in Zijn gedenkboek geschreven staat. Immers, toen Bileam, die gekomen was om de kinderen Israels te vloeken, hen slechts kon zegenen, leerde hij Balak, hoe hij Israël wel tot een val kon brengen, wanneer hij hen zou kunnen laten afgodenoffer eten en hoereren. Dan zou de zegen des Heeren wel spoedig worden weggenomen van Israël.

Zo zijn nu ook in Pergamus die antinomianen binnengeslopen, mensen, die met hun grote gaven, hoge stukken in de genade bespreken, terwijl het eigenlijk dienstknechten van de vorst der duisternis zijn. Het zijn dezelfde verleiders en valse bedriegers als die de gemeente van Efeze trachtten te verwoesten; de allerergste gruwelen worden door hen bedreven, en zelfs nog onder een schijn van vroomheid. De geestelijke vrijheid gebruiken zij als een dekmantel voor de afschuwelijkste wandaden.

De Heere bestraft Zijn gemeente, omdat zij het boze niet uit haar midden wegdeed, uit vrees voor beroering of voor het vérlies van enige mensen. Hij bestraft haar, omdat zij de werken der Nikolaieten niet met hand en tand bestreed. De engel der gemeente is te zwak geweest in zijn bestraffen van de zonde, zodat men steeds meer toe ging geven aan de wereld. Maar Christus zegt, dat Hij die werken der Nikolaieten haat! Hij ziet met Zijn vlammende toom wat er leeft in hun hart, onder hun vroom kleed. Met Zijn alziend oog ziet Hij de verdorvenheid van hun bestaan, en hoe zij echter steeds meer en meer worden toegelaten in Zijn gemeente. Wolven in schaapsklederen zijn de kudde binnengedrongen; maar de engel der gemeente laat ze oogluikend toe. Het woord van Christus mocht ook ons wel ter harte gaan. Hij spreekt hier immers. Die het tweesnijdend scherp zwaard heeft. Christus haat de werken der Nikolaieten, Hij haat ook de werken der antinomianen van deze tijd! Hoe nodig is het toch, dat degenen, die God liefhebben, met een heilige afkeer van de zonde vervuld zijn. Het is beter verminkt door het leven te gaan, dan de zonden toe te laten in onszelf of in elkander.

Rotterdam-Z

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 maart 1961

De Saambinder | 4 Pagina's

De brief aan de gemeente van Pergamus 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 maart 1961

De Saambinder | 4 Pagina's