Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De brief aan de gemeente van THYATIRE 4

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De brief aan de gemeente van THYATIRE 4

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zo geeft de Heere aan elk mens een tijd om zich te bekeren, totdat die tijd eens tot het verleden zal behoren, wanneer die tijd is overgegaan in een eindeloze eeuwigheid. Hij geeft de mens tijd om Zijn krachtige roepstem te horen, om te luisteren naar de kloppingen van het geweten, maar ook naar de nodigingen en roepstemmen in de prediking des Woords. En wanneer naar die roepstem niet geluisterd wordt en de genadetijd wordt verbeuzeld, dan zal die lankmoedigheid Gods eens een einde nemen, hetzij reeds in dit leven, doordat Hij de mens overgeeft aan het oordeel der verharding, hetzij na de dood, in de eeuwige verlorenheid. Dan zal er wel berouw zijn, maar dat berouw, zal het oordeel verzwaren; het zal een eeuwigdurende pijn zijn, om de weg geweten en niet bewandeld te hebben, genadetijd gekregen, maar die niet recht gebruikt te hebben.

Dat het voor hen^ die — met Jezabel en haar navolgers — de zonde durven bedekken met een vroom kleed, een waarschuwing zij, dat Gods alziend oog is als 'n vlam vuurs. Immers, de toorn Gods woedt tegen hen die met heilige dingen hun gruweldaden bedekken. En al heeft men nog niet een invloed in de kerk Gods als Jezabel, al komt het dus nog niet zo zeer naar buiten openbaar, Gods alziend oog blikt echter door tot in de allerdiepste verborgenheid. Dat dan de antinomiaan mocht beven voor de toorn des Lams, Die de mens verpletteren zal wanneer men in die wegen volhardt. „Zie, Ik werp haar te bed, en die met haar overspel bedrijven in grote verdrukking, zo zij zich niet bekeren van hun werken. En haar kinderen zal Ik door de dood ombrengen". De Heere voorzegt hier Zijn straf op de ongerechtigheid van Jezabel en degenen, die met haar overspel bedrijven. Neen, de lankmoedigheid en verdraagzaamheid Gods laat zich niet eindeloos bespotten. Jezabel moge zich al vleien, dat haar ongerechtigheid niet bezocht wordt, maar God komt op Zijn tijd om bezoeking te doen tot in het derde en vierde lid dergenen, die Hem haten. Ook haar kinderen vallen onder Zijn rechtvaardig oordeel; Hij zal hen door de dood ombrengen. Een vreselijke ziekte, wellicht in verband met haar zondig leven, zal het lot van Jezabel zijn. Pijn en ellende zullen over haar komen, als een strafgericht van de Almachtige. Een jammerlijk einde van haar zondig leven zal het begin zijn van de eeuwige smart.

En degenen, die met haar overspel bedrijven, vallen eveneens onder het oordeel van Gods vlammende toorn. Hij stelt hun zonden in helder daglicht, en Zijn wraak zal verpletterend zijn.... „zo zij zich niet bekeren van hun werken". In Zijn nederbuigende goedheid laat Christus nóg een mogelijkheid open tot bekering. Nog een laatste roepstem komt tot hen, voordat het gericht Gods over hen zal komen. Maar de door Christus aangekondigde straf zal onverbiddelijk, onafwendbaar zijn indien zij zich niet bekeren. Hij geeft hun nog een laatste kans; maar wanneer ook die laatste waarschuwing niet ter harte genomen wordt, o, dan zal het vreselijk zijn te vallen in de handen van de levende God. Want dan zal Hij als de Leeuw uit de stam van Juda brullen uit Zijn heilige woning, om wraak te doen over zoveel ongerechtigheid. En haar kinderen zullen sterven; zij zullen de ongerechtigheid van hun moeder en van de voor hen onbekende vader moeten dragen. Zo zal God het kwaad uit de gemeente uitroeien. Hij geeft Zijn kerk niet over aan een algehele verwoesting door de list van één overspelige vrouw. Maar al de gemeenten moeten het weten, dat God de zonde zeker bezoekt, want we lezen verder: „En al de gemeenten zullen weten dat Ik het ben. Die nieren en harten onderzoek". De Heere bedoelt hier al de gemeenten van het Nieuwe Testament, van alle tijden en plaatsen dus. Want zulke mensen zullen er te allen tijde zijn, die de reine evangelieleer in diskrediet brengen bij de wereld door hun zedeloosheid. Daarom moeten alle gemeenten het weten; ja, zij zullen het weten, want het Woord van God, eenmaal tot de gemeente van Thyatire gesproken, zal bestaan in eeuwigheid.

„En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken". Ieder zal dus straf ontvangen naar de maat van zijn persoonlijke overtreding. Christus zal dat zelfs zó doen, dat in die straf de maat der zonde geopenbaard wordt, zodat elke opmerkzame toeschouwer zal kunnen zien hoe men in de zonde geleefd heeft. Alleen degenen, die zich op het ernstig woord van God waarachtig vernederen en de zonde afbreken, zullen niet onder dat zware oordeel Gods vallen. „Doch Ik zeg tot ulieden, en tot de anderen die te Thyatire zijn, zo velen als er deze leer niet hebben, en die de diepten des satans niet gekend hebben, gelijk zij zeggen: Ik zal u geen andere last opleggen". Christus wil Zijn brief niet met Zijn ernstige bestraffing besluiten. Hij wil de getrouwen — die Hem nog in waarheid vrezen — vertroosten. Hij wijst er op, dat Hij een genadig onderscheid zal maken tussen de afvalligen en de getrouwen, de natuurlijke en de geestelijke mens. Een onderscheid, dat reeds in de stilte der eeuwigheid gemaakt werd, naar de raad en het welbehagen des Vaders. Er zijn nog getrouwen overgebleven, die de leer van Jezabel niet hebben, die door de genade, die in hun hart is, vasthouden aan de leer, die naar het Woord Gods is. Neen, niet allen hebben door hun zondig leven die reine leer der godzaligheid losgelaten. Waar Christus eens Zijn gerechtigheid toepaste aan de ziel, tot vergeving der zonden, is door de Heilige Geest de heerschappij der zonde gebroken; daar is een innerlijke afkeer ontstaan tegen de onheilige werken des vleses. Ja, daar is een vurig verlangen om naar al de geboden Gods te leven.

Rotterdam-Z

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1961

De Saambinder | 4 Pagina's

De brief aan de gemeente van THYATIRE 4

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1961

De Saambinder | 4 Pagina's