Wens van Overzee

Bij de totrede van lïet nieiiwe jaar wens ik u allen des Heeren onmiistoare zegen toe. De Heere mocbt oms om Obristus' wil igedacbtdg zijn voor de tijd en ivoor die eeuwdgfliieidl 'beide. Wat 'dit jiaar ons 'brengen zal, is "voor ons onbekend. Zowel to or^ •persoonlijk, ambtelijk, buS- Bolijk, kerkelijk en maa'tscbiaippelijk le'ven, alsook voor ons als een matie. Van onze zijde is er geen verwaöbttog, en kunnen wij nergens op rekenen dan op tegensfioed. Krachtens erf- en dadelijke scbu'ld 'beibiben wij bet leven "verbeurd, en de dood verdiend, doch ide Heere' moobt to de teom 'dies lontfermens gedenken, en nog to genade op ons neerzien to Obristus Jeaus. Wanneer het to Gods toeslluit Mgt om ons door de 'dood weg 'te nemen, dat iwij 'dan 'toch niieb on- 'voorbertedd en onverzoend diie stap zullen moeten 'doen. Dat dan de dag 'des idoods beter aal zijn dan de dag dat 'wij geboren zijn. En wdll ide Heere ons leven verlengen, dat ons leven en van onze Mnöleren moge zijn to de vreze Gods., wat toch bet begtosei ds van ladle ware wijsheid. De Heere m'ocbt "de pnedüking en de leztog van Zijn Woord ook to 'de gemeenten rijkelij'k zegenen tot 'de 'komst van Gods Kontofcrijik, ook onder d'e Joden en 'die beddlenien. Dat aondaren tot God bekeerd, drioiggirondlen ontdekt 'mochten wordien, en Gods voOk 'geiboiuiwd to bet 'aHerbedddigst geloof. Dat zal verstreikken tot 'de .ere Gods, "tot ide iverbogtog van ObrSstus, en 'tot de verheffing van de Heüige Geest. De Heere mocbt 'werken met Zijn Geest, ook inaonderdieid onder diet 'opkomend geslacdit, opdat Gods Naam nog voortgepliant mocht warden van ktod tot 'bto'd, en van 'geslacht tot 'gesJacht. De Heere 'veribimde aan Zijn Woord en aan 'Zijn inzetttagen, opdiat iwij de izomdle mochten 'baten en 'laten, en ler met veraaktog van de «wereld een ootmoedige •wandel zij to de rechten en gebodJen des Heeren 'omberispelijik. De Heere vertvudlie uiten imwemdig alle noden en behoeften naar zdlel en lichaam bedde.

Dat wij lOok te dien opzichte de Heere kiennien mochten 'to 'al oneje wegen, dan aal Hij, naar Zijn eigen ibekjfte, onze paden recht maken. In alle weg en 'pad zij'n wij sbeöl en diep afhankelijk van dli© 'God, to Wiens 'hand ons leven is, en 'bij Wiie al onze ipadien zijn. Hij aij onsse toevlucht en sterkte, to 'allie nood en dood.

Dat Golds 'oog over ons open .m'OCbt zijn, opdiat onae ogen 'op de Heere gesliagen zijm, 'gelijk 'de dlienstOoiecbt aiet op 'de hand izijns beren, en de dlens'tmaagd op 'die daiamd barer vrouw, toödiat .Hij ons genadig zij. De Heere verlene idle genade to Cbrdstus, idiie 'bUj'ven zal tot 'to der eeoiwigtoedd, en dole alleen oms hart en leven maar •vervulden ban, waar "toch alles wat to dit leven ds, 'geen vervu'lltog 'kan geven, en het ons toeroept: , 3ij mij .is het niet". De Heere sterke en 'ond'ersbeune to al onae arbedid elk to hot zijne, en veirheffe over ons het liefelijk 'licht •van Zijn •vertroostend aangeaicht. Dam zaH bet 'wel zijn to - voor- en tegenspoed, to 'Mcht en donker, to leven en to sterven.

Grand-Rapids

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen