Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een apostolische vermaning tot gedurig gebed v

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een apostolische vermaning tot gedurig gebed v

Bidt zonder ophouden. 1 Thess. 5 : 17

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ten derde de oefeningen van de liefde. Allereerst tot Gods eer. Wat zal er meer tot verheerlijking des Heeren wezen, dan zonder ophouden te bidden, dewijl het hart op God en Zijn gemeenschap is gesteld, en het zoeken van Zijn genade? O, dat we dan met vrijmoedigheid, met kinderlijke vrijmoedigheid toe mochten gaan tot de troon der genade, om genade te vinden en geholpen te worden ter bekwamer tijd; om Zijn goedertierenheid in te roepen en altijd van de volheid Zijner weldaden alles goeds te verwachten voor tijd en eeuwigheid, voor lichaam en ziel.

Dat bidden is onderscheiden. Een mens van nature heeft het Goddelijk Wezen tot het Voorwerp van Zijn gebed. Mag dat? Ja, God wil dat. Een onbekeerd mens mag bidden tot God in de hemelen, waarom de apostel ook heden tot ons zegt: „Bidt zonder ophouden". Niet om alleen op de biddag mogelijk eens drie keer naar de kerk te gaan en dan niet meer vóór het dankdag is. Neen, mijn onbekeerde medereizigers: „Bidt zonder ophouden!"

Maar het is toch anders om met een levende ziel tot God te bidden! En dan is er onderscheid in het voorwerp van het gebed. Ik spreek nog van nuttigheid. Legt daar ook eens uw hart bij. Een mens in de ontdekkingen, buiten de Persoonskennis van Christus, richt zijn gebed tot het Goddelijke Wezen, dewijl de kennis van de Persoon in de ziel gemist wordt. Maar in de kennis van de Verbondsmiddelaar is het nodig voor de ziel om door Christus tot de Vader te geraken, waarin die onderscheiden Personen met de daad gekend worden. Zet daar uw hart eens op! En wat het voorwerp aangaat, de menselijke natuur van Christus mag niet aangebeden worden. O, men hoort soms zo vleselijk spreken in het bidden, van de Heere Jezus, alsof een vriend tot een vriend spreekt. Maar weet dat Christus naar Zijn menselijke natuur verheerlijkt is en een Naam ontvangen heeft boven alle naam. God heeft alle beeldendienst verboden; ook dat we van de Heere Jezus een lichamelijke verschijning en voorstel-, ling maken. Daar God het verboden heeft, mag de menselijke natuur van Christus geen voorwerp van aanbidding zijn! Daar weet 's Heeren volk wel iets van in het hart, om niet gelovig op de menselijke natuur te zien, maar op de Goddelijke Persoon, waar het Goddelijke Wezen Zich in wil ontsluiten tot heil van zondaren. En deswege wordt de liefde daarin ervaren. Zo is het ook met de inwonende liefde Gods. Daar moet plaats voor gemaakt worden in het hart. En zo gaat een arme ziel aan het bidden zonder ophouden, tot de oefening van het geloof, om alles te verzaken; tot versterking en verlevendiging van de hoop, om als in gedurig contact met het Goddelijke Wezen te zijn en over dood en graf heen te zien; en de liefde wordt brandende gehouden, zodat zij sterker is dan het graf! Ook is het gebed dierbaar; bezien wij dat nog een weinig.

De hogepriester van het Oude Testament mocht maar één keer in het jaar in het binnenste heiligdom komen. Niemand anders. Het was op straffe des doods verboden. Is het dan niet dierbaar, dat in die grote Hogepriester een arm, verloren mensenkind bij dagen en bij nachten in Christus toegaan mag in het binnenste heiligdom? Dat heeft Christus verworven voor Zijn arm volk, waarom de apostel zegt: „Bidt zonder ophouden", opdat de band der gemeenschap versterkt en niet verflauwd zou worden; opdat de wortel van ons leven ware in de hemel, waar Christus zulk een veilige en vlakke en dierbare weg des gebeds ontsloten heeft.

O, wat zijn we toch arm, omdat de Geest des gebeds zo gemist wordt in ons leven. Wat moeten we toch veel missen! We moesten op de biddag wel in rouw gaan vanwege de smart en het verdriet, dat we de Geest des gebeds zo kwijt zijn. O, laat Gods volk eens denken aan de eerste tijden, als ze in de drukte van hun werkzaamheden plaatsen hadden om te bidden tot God in de hemel. En hoe is het nu? Wanneer is het de laatste keer geweest dat ge gebeden hebt? Wanneer ik gebeden heb? Vanavond nog met het eten; of: voor we naar de kerk gingen. Ik hoop het. Maar mocht ge om Christus' wil met een kinderlijke vrijmoedigheid die dierbaarheid des gebeds hebben, om toe te gaan tot de troon der genade? Hadt ge dat? Ik wens het van ganser harte. Maar ik vrees dat velen met ons beschaamd moeten zijn.

En toch is het gebed dierbaar. O, dat ons hart er op gezet ware, om daarin onze nood en ellendigheid toch recht te kennen; om te zien dat we zulke arme schepselen zijn als we het gebed missen. Wat houden we dan een biddag dierbaar! Want het geeft blijmoedigheid in het leven, het geeft gewilligheid onder het kruis en die hoop in het hart, dat het hier maar een verdrukking van tien dagen is.

Ook is het gebed altijd nodig. Het is niet alleen nodig in nood, maar ook in voorspoed. Zoudt ge denken dat als Gods zon over uw tent schijnt, het gebed dan niet nodig is? Hebt ge dan niet nodig dat ge van de Heere zoudt begeren uw hart niet op de voorspoed te zetten? Kent ge het gebed van Agur niet? „Voed mij met het brood mijns bescheiden deels, opdat ik zat zijnde, U dan niet verloochene, zeggende: Wie is de Heere? Of dat ik verarmd zijnde, niet stele en dus de Naam mijns Gods aantaste" (Spr. 30 : 8b—9). In voorspoed is het gebed net zo nodig als in tegenspoed. Zo is het nodig in gezondheid, gelijk ook in krankheid. Maar och, wat is een mens toch dwaas! In nood, in armoede, in tegenspoed, in krankheid, onder kruis, het noopt hem vaak tot bidden om verlossing. Maar wie keert er met Gods weldaden tot de Heere? Wie? Het is ook nodig om de Heere te erkennen in gezonde dagen, waarom de apostel ook zegt: „Bidt zonder ophouden".

En dat is ook zo voor Gods volk. Want hun driehoofdige vijand, de kop moge hem vermorzeld zijn, leeft nog. En satan loert altijd op hun schreden, opdat hij hun voeten in de strik zou trekken en zij zouden struikelen en vallen. Want de vijand gedoogt niet dat ooit één mens tot God keerd wordt, dat ze voor de wereld bedorven worden.

Bidt dan zonder ophouden! Denkt aan Daniël. Hij bad zonder ophouden. Het is de kracht van het leven van Gods volk, waarom het te allen tijde nodig is. Neemt David tot een voorbeeld. In de beste tijden heeft hij de raad van de apostelen gebruikt: „Bidt zonder ophouden". Het is te allen tijde nodig tot vermeerdering van de genade. Want het is het middel dat God daartoe gegeven heeft. En dan behoeft het altijd niet met woorden te geschieden. De Heere let op mooie woorden niet. Maar Zijn ogen doorlopen de ganse aarde en zien naar de begeerte van het hart. Die het in een regelmatig gebed zo gemakkelijk kunnen neerleggen, dat is altijd het rechte gebed niet. Er is onderscheid tussen de vorm en het wezen. Het wezen komt uit de noodzakelijkheid op, uit het gebrek des geestelijken en, lichamelijken levens. 

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 maart 1963

De Saambinder | 4 Pagina's

Een apostolische vermaning tot gedurig gebed v

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 maart 1963

De Saambinder | 4 Pagina's