Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zaligsprekingen 39

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zaligsprekingen 39

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vierde zaligspreking Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zy zullen verzadigd worden. Mattheüs 5 : 6

Dat zijn mensen, die met de blote wetenschap, dat zij genade vonden in Gods ogen, niet gelukkig zijn. Stel u voor een kind des Heeren, die kan en mag zeggen op goede gronden: „Hij is de mijne en ik ben de Zijne, Die onder de leliën weidt", zou een zo beweldadigde niet dorsten naar gerechtigheid in het stuk der heiligmaking? Die er het meeste van geleerd hebben, krijgen de meeste honger en dorst, al zijn ze dan ook de allereenvoudigsten. Die honger en dorst heeft echter tot gevolg een rijke en heerlijke verzadiging door de uitlatingen der Goddelijke liefde. Dan doet de Heilige Geest zulk een ziel weer opveren, en versterkt worden door het vrijelijk drinken van het water des levens om niet.

Maar het is evenals in het natuurlijke leven, een gezond mens mag tot verzadiging gegeten en gedronken hebben, maar de honger en dorst keert terug. Zo ook In het geestelijke. Gods volk kan het niet blijven doen met het genot van voorheen. Gegeten brood kan ten tweede male niet verzadigen, het is opgeteerd. Zo is het ook in de oefeningen des geloofs en der heiligmaking. Licht en donker, zoet en bitter, blijdschap en droefheid wisselen elkander af op de weg ten leven. De Israëlieten kregen in de woestijn manna uit de hemel, elke dag opnieuw, waarvan Mozes zei: „Dit is het brood, hetwelk de Heere ulieden te eten gegeven heeft" (Ex. 16 : 14 en 15). De Heere zorgde dat dit er dagelijks was, voor ieder een gomer per dag. Een ieder verzamelde voor een dag, zoveel hij mocht hebben, en hij die veel verzameld had, had niet over, en die weinig verzameld had, had niet te weinig. Maar men mocht daarvan niet bewaren tot de volgende dag, want dan wiesen er wormen in en werd het stinkende. Alleen op de sabbat was er geen manna, dus verzamelde men op de zesde dag voor twee dagen, en dan waren er geen wormen in en stonk het niet. De Schrift noemt het manna hemels koren, Ps. 78 : 25, en de Heere Jezus wil de Joden van dit manna tot het Brood uit de hemel opleiden; tot het ware Brood uit de hemel, en dat Brood Gods is Hij Zelf, Die uit de hemel nederdaalt en Die de wereld het leven geeft. Joh. 6 : 32 en 33.

Mozes gaf Aaron het bevel een kruik te nemen, en daarin een gomer vol manna te doen en die te zetten voor het aangezicht des Heeren tot bewaring voor de geslachten Israels, Ex. 16 : 33. Deze kruik was van goud, Hebr. 9 : 4. In de brief aan de engel der gemeente Pergamus lezen wij: „Die overwint. Ik zal hem geven te eten van het manna dat verborgen is", Openb. 2 : 17. Hiermede wordt te kennen gegeven de goddelijke vervulling van aUe behoeften, de onderhouding van het ware geestelijke leven door de Heilige Geest op grond van de volmaakte gerechtigheid van Jezus Christus.

Het is een verborgen manna, omdat het goddelijk wonderbaar en heerlijk is. Welk een verheven beeld was dus dat manna voor het geestelijk Israël aller tijden, dat wel is waar hongert en dorst naar de gerechtigheid, maar deswege versterkt wordt met geestelijke verzadiging door de zalige gemeenschap met een drieenig Verbondsgod. Gods volk moet het van de Heere, van boven hebben, gelijk zij ook drinken mogen uit de fontein des heils. Het is een bukkend en buigend volk, en een werkzaam volk, ofschoon niet wettisch, maar gelijk oud Israël bukkend manna moest verzamelen, zo ook het geestelijk Israël, dat evangelisch werkzaam gemaakt wordt aan de troon der genade, telkens weer, omdat zij het met vroegere verzadigingen niet meer kunnen doen. En hoe dichter zij bij de Heere leven met al hun noden en behoeften, en hoe verder zij zich van de wereld en haar begeerlijkheden inwendig verwijderen, omdat de wereld in het boze ligt, hoe meer hemels geestelijk manna de Heere zal toeschikken.

Rotterdam

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 november 1963

De Saambinder | 4 Pagina's

De zaligsprekingen 39

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 november 1963

De Saambinder | 4 Pagina's