Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor eeuwig meevallen 4

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor eeuwig meevallen 4

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen, die tot Zijn rechterhand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, beërft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld. Mattheüs 25 : 34.

Dat Koninkrijk heeft de Vader "voor hen bereid van vóór de grondlegging der wereld. Het was Zijn eeuwige, rechtvaardige, soevereine wil. De mens valt er geheel en al buiten. En de Heer e Jezus heeft betuigd: „Ik verordineer u het koninkrijk, gelijkerwijs Mijn Vader dat Mij verordineerd heeft" (Lukas 22 : 29). Hij heeft de uitverkorenen als een erfenis uit de hand Zijns Vaders ontvangen en er Zich in de eeuwigheid reeds over verblijd. , , Een schone erfenis is Mij geworden". En voorwaar, het is een grote weldaad wanneer onze ziel met bewustheid des geloofs mag zeggen, door de toepassing des Heiligen Geestes van wat Christus verworven heeft voor onze ziel:

Gij deed mij tot d'erf nis komen
van de vromen ' wie de vreez' Uws Naams bekoort.

En dan gaat Christus hun ook verklaren een tweede grond waarop zij dat Koninkrijk zullen beërven. Beërven sluit alle verdiensten uit, en toch gaat Christus dan opnoemen wat zij gedaan hebben. Hoe' hebben wij dat dan toch te verstaan? Strijdt dan het ene niet met het andere?

O neen, wij moeten absoluut vasthouden dat er van geen verdienste sprake is in alles wat de Heere Jezus hier tot Zijn volk zegt. Uit ons geen vrucht in der eeuwigheid meer , Het heeft u bedorven, o Israël, maar in Mij is uw hulp". Er is een beloning voor Gods volk, niet naar verdienste, maar uit genade. Toch is het zo opmerkelijk in deze tekst, dat Christus niet opsomt w.at Hij gedaan heeft, maar wat zij gedaan hebben. Wat is dan de verklaring en de oplossing van dat raadsel? Uit alles wat zij hebben mogen doen in hun leven is.bewezen in welke verhouding zij tegenover.de Heere Jezus stonden. Uit dat alles is gebleken hun liefde tot de Heere Jezus, "en ook hun geloof. Al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. En nu is die liefde en dat geloof als een vrucht van Gods eigen werk in hen de maatstaf wanneer de Heere oordeelt.

Maar hoe hebben zij dat nu alles voor de Heere Jezus kunnen doen? Hoe Hem te eten en te drinken gegeven? Hoe Hem als vreemdeling geherbergd? Hoe Zijn naaktheid gedekt? Hoe Hem in Zijn krankheid bezocht? Hoe zijn zij in de gevangenis tot Hem gekomen? En wanneer is dit alles geschied? Ja, hoe en wanneer? Dat volk heeft zich maar altijd moeten afkeuren, onder alles maar een grote nul moeten zetten.

Zij zijn overal maar met schuld uitgekomen. Zij hebben het gevoeld dat hun tranen nog gewassen moeten worden, en hun laatste zucht nog gezuiverd in het alles verzoenende en reinigende bloed van de Middelaar. En nu kunnen wij wél begrijpen hoe verwonderd dat volk is, wanneer Christus al die zaken voor hun aandacht brengt. Zij zijn er toch zo van overtuigd dat hun beste werken onvolkomen en met zonden bevlekt waren. Zij hebben nooit anders gedaan dan wat kwaad was in de ogen des Heeren, en dan nu zulk een getuigenis te horen! Dat Christus voor hen alles gedaan heeft, daar zijn zij tot in het diepste- van hun ziel van overtuigd, doch dat zij ooit iets voor Hem gedaan hebben, daar kunnen zij niets van begrijpen. Zij kunnen zich er niets van herinneren. Doch die lieve Koning zal het hun verklaren.

„Voorwaar, zeg Ik u: voor zover gij dit één van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan". De hongerige, de dorstige, de naakte, de kranke kinderen Gods, de gekenden des Heer en, die als vreemdelingen aan onze deur geklopt hebben, degenen die om 's Heer en Naam en zaak in de gevangenis gekomen zijn, zo goed als de anderen, waren de verkorenen des Va­ders, de leden van Christus' lichaam.. Zijn zijn één met Hem, Zijn eigendom, met dezelfde prijs betaald en door hetzelfde bloed gekocht. Wanneer wij nu dezulken dus. spijzen, drenken, kleden, herbergen en troosten, dan is dat aan Jezus gedaan..

Voelen wij dit niet? Wordt hetgeen aan één van de leden van ons lichaam gedaan wordt, ook niet aan ons gedaan? De vraag is dus maar niet of we in het algemeen het arme, het kranke en ellendige welgedaan hebben. Och neen. De één heeft dit wel eens gedaan, en een ander weer iets anders tot leniging van noden van onze medemensen. Wereldse mensen stellen soms in deze nog menigeen van Gods volk beschaamd. Altijd zijn er nog mensen, natuurlijke mensen, die een hart hebben voor hun medemensen. Doch dat is omdat God regeert, alle harten in Zijn- hand heeft o!f omdat er nog algemene genade is. Doch waar het hier over gaat, is of we aan de ellendigen onder de kinderen Gods barmhartigheid bewezen hebben omdat het kinderen Gods waren, omdat Gods beeld in hen aanvankelijk was hersteld, omdat zij in Christus begrepen waren en door het geloof met Hem verenigd waren.

En nu daarin moet bijzonderlijk onze liefde tot Christus zich openbaren. De zuivere ongeveinsde liefde tot Christus was nu bij die mensen tot openbaring gekomen, ook als vrucht van hun verkiezing van God, en omdat het nu zo geweest was bij de rechtvaardigen, die hier staan aan Christus' rechterhand, daarom wordt dat kostelijk woord nu tot hen gesproken.

Zelf hebben zij het niet geweten, dat zij Jezus dat alles, waarvan Hij hier spreekt, gedaan hebben. Wat zij deden, hebben zij om niet gedaan. Die onwetendheid vloeit uit waarachtige ootmoed voort. Zeker, zij hebben geweten da.t zij kinderen Gods, discipelen van de Heere Jezus hielpen, doch zij hebben er niet aan gedacht, noch er op gerekend dat de Heere Jezus hun dat zó hoog zou aanrekenen. Geen wonder! Alles wat zij mochten doen, vloeide alleen uit Gods vrijmachtig welbehagen. Het was de vrucht van hetgeen God door Zijn Geest in hen gewerkt had. Zij hadden er niets voor gerekend; voor hen had het zo weinig te betekenen. Er was in alles zulk een tekort, zo bezoedeld, en zij hadden veel meer kunnen en moeten doen. Geen wonder dat verbazing hun ziel vervult vanwege zulk een toezegging. Ja geliefden, waar wij in ons leven soms mee gepronkt hebben, daar zal in het oordeel geen woord over gerept worden, maar waar wij nooit mee voor de dag hebben durven komen, daar zal nu in het publiek door Christus worden opgehaald. Wat een wonder!

En dan het ogenblik wanneer de Heere Jezus dat alles tegen hen gezegd heeft, namelijk als zij verlost zijn van vlees en bloed, dat wil zeggen, dat zij buiten gevaar waren om er iets mee te worden. Zij zijn in de hemel verlost van hun hoogmoed, eigenliefde, en zelfverheffing. Nu w£is het alleen maar om des te dieper weg te zinken in het wonder van Gods vrije en soevereine genade, hun bewezen. Op de wereld kunnen wij zo veel kwaad doen, maar dat is in de hemel buitengesloten. Hier leren zij door ontdekking zichzelf kermen als eerrovers van God, en die farizeër is er maar gedurig bij, maar in de hemel zullen zij voor eeuwig van al die ellende verlost zijn. Alles wat zij daar ontmoeten, en horen zeggen, zal hun blijdschap vergroten, omdat God alleen eeuwig de eer er van ontvangen zal.

Dan zal het doel Gods met de Zijnen volkomen zijn bereikt, namelijk Zijn eer en heerlijkheid. Maar wat zal het dan ook voor dat volk voor eeuwig meevallen. Het is hier ook wel eens meegevallen voor dat volk. Zeer zeker, daar mogen zij hier wel eens van getuigen voor God en mensen, maar de meeste tijd — wie het vatten kan, die vatte het — was het maar tegenvallen, doch nu valt het voor eeuwig mee. En dan voor hen! Het wonder is onuitsprekelijk. Daarvan zingt de kerk als van een strelend blij vooruitzicht. Die volkomen vrucht van de publieke rechtvaardiging in de dag des oordeels zal dan worden genoten. Er staat zo opmerkelijk in de aanvang van de tekst: „Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen, die tot Zijn rechterhand staan". Alsdan, dus aan het einde van de tijd, als alles vervuld is wat geschieden moet.

Alsdan, wanneer God Zijn raad zal hebben volvoerd en de laatste der uitverkorenen uit het Jodendom en heidendom is toegebracht tot de gemeente die zal zalig worden. Alsdan, wanneer het tijdstip is aangebroken en de ure, door de Vader bepaald, is gekomen, dat Christus zichtbaar zal verschijnen om te oordelen de levenden en de doden. Alsdan, wanneer de rechtvaardigen en de goddelozen gebracht zullen worden tot hun eeuwige bestemming. Reeds van oude tijden waren er die niet geloofden aan de komst van Christus op de wolken. Ja, er zijn altijd spotters geweest die gezegd hebben: „Waar is de belofte Zijner toekomst? Want van die dag, dat de vaderen ontslapen zijn, blijven alle dingen alzo gelijk van het begin der schepping" (2 Petr. 2 : 4).

Grand-Rapids

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1964

De Saambinder | 4 Pagina's

Voor eeuwig meevallen 4

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1964

De Saambinder | 4 Pagina's