Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK EN KERKRECHT 56

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN KERKRECHT 56

De Dortse Kerkorde, artikel 13.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zo het geschiedt, dat enige dienaars door ouderdom, ziekte of anderszins onbekwaam worden tot oefening van hun dienst, zo zullen zij nochtans desniettemin de eer en de naam van een dienaar behouden, en van de kerk, die zij gediend hebben, eerlijk in hun nooddruft (gelijk ook de weduwen en wezen der dienaars in 't gemeen) verzorgd worden.

HET EMERITAAT

Daar een predikant voor zijn leven beroepen is, mag hij bij ouderdom of ziekte of dergelijke ongelegenheden niet worden ontslagen. Hij blijft ten einde toe dienaar des Woords van de gemeente waar hij tot zolang was verbonden Maar opdat echter de dienst en de gemeente geen schade zal lijden, behoort hij, ongeschikt geworden, ontheffing van zijn dienst te ontvangen, ontheffing van de uitoefening van, zijn direkte ambtsplichten. Het recht op verzorging van zich en zijn gezin blijft echter onverkort van kracht. De emeritusverklaring zal geschieden met kennis en oordeel van de kerkeraad. Dit is in het kort weergegeven wat de D. K. O. in artikel 13 bepaalt.

H et woord emeritus komt in de Kerkorde niet voor, omdat het in de 16e eeuw waarschijnlijk nog niet voor predikanten gebezigd werd. Het was oorspronkelijk een müitaire term, door de Romeinen gebruikt in de krijgsdienst. Een soldaat die zijn tijd had uitgediend, al was hij nog wd geschikt ianger te dienen, werd een emeri^ miles d.i. een uitgediend soldaat of veteraan genoemd. Vandaar is het woord niet op staatkundig, maar wel op kerkdijk en wetenschappdijk terrein overgegaan en b.v. reeds gebruikt in de acta van partikuliere synode van Appirigedam die in 1614 is gehouden. Zo spreken wij thans van emeriti-predikanten en emeriti-professoren. Reeds verschillende synoden vóór de Synode van Dordrecht 1618—1619 hadden zich uitgesproken, zij het dan soms ook opschuchterewijze, datdeverzorgingvan oude en zwakke dienaren des Woords een roeping van de kerk was. De Synode van Middelburg 1518 sprak er van dat deze roeping ook gold voor de weduwen en de wezen. Zij bepaalde tevens, dat de voorziening in de behoeften moest geschieden uit de publieke kassen, die van ouds voor het onderhoud van de predikanten bestemd waren en onder het beheer yan de Overheid stonden. Latere synoden lieten er deze bepaling uit, zodat het artikel dat in 1618—1619 in D. K. O. werd opgenomen twee treffende hoofdzaken bevatte, n.1. de bepaling aangaande de emeritering en de bepaling aangaande de pensionering of de verzorging van de emeriti enhun weduwen en wezen. Was het dus wd keurig geformuleerd in de D. K. O., de praktijk stemde over het algemeen weinig overeen met het door de kerk bdeden beginsd. Waren de predikantstraktementen in de regd laag, bij de overgang van dienstdoend tot rustend predikant werden de inkomsten zo yerminderd, dat depredikantennietspoedig emeritus werden. Handboeken geven o.a. het voorbedd van Ds. Abr. van KoUum die op 90-jarige leeftijd, na een ambtsvervulling van 67 jaar, pas de pastorie verliet. Over het algemeen verstond de Geref. Kerk in de bloeitijd van de Republiek haar verplichting jegens de emeriti slecht. Tdkens moesten de synoden aandringen om toch de traktementen van de dienstdoende predikanten en de uitkeringen aan de emeriti te verhogen.

Nog slechter zorgde de kerk voor de weduwen en de wezen. Een jaar lang na het overlijden van de predikant mocht de weduwe het gebruik van de pastorie hebben en onhdng ze het traktement van haar overleden man. Daarna vervid de weduwe vedal in grote armoede. Omdat er bij de kerk weinig heil te verwachten was, zochten de predikanten hulp bij de regering voor de verzorging van de weduwen en wezeiL De instelling van de weduwenbeurzen was het gevolg hiervan. In deze weduwenbemrzen in de 17e eeuw stortten de predikanten een bepaalde som en de burgerlijke overheid vulde het ontbrekende aan. Maar al deze weduwenbeurzen beantwoordden niet aan de verwachting. In de laatste helft van de 18e eeuw werd de verzorging van de predikanten, de weduwen en wezen iets beter. Met de revolutie in 1795 traden zulke verwar de toestanden in, dat in vde pastorieën honger gdeden werd. Met het herstd van het Oranjehuis werd er weer orde op zaken gestdd en werden de betalingen van de traktementen en de pensioenen beter.

's-Gravenhage

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 1964

De Saambinder | 4 Pagina's

KERK EN KERKRECHT 56

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 1964

De Saambinder | 4 Pagina's