Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK EN KERKRECHT 57

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN KERKRECHT 57

De Dortse Kerkorde, artikel 13.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

57

Zo het geschiedt, dat enige dienaars door ouderdom, ziekte of anderszins onbekwaam worden tot oefening van hun dienst, zo zullen zij nochtans desniettemin de eer en de naam van een dienaar behouden, en van de kerk, die zij gediend hebben, eerlijk in hun nooddruft (gelijk ook de weduwen en wezen der dienaars in 't gemeen) verzorgd worden.

SCHRIFTUURLIJK BEGINSEL.

De D.K.O. gaat uit van het Schriftuurlijk beginsel dat een predikant voor zijn leven beroepen is, en dat hem daarom bij ouderdom of ziekte niet ontslag mag worden gegeven. Art 13 spreekt van ouderdom, ziekte of anderszins. Dit laatste kan dan zijn: andere gevallen, zoals blijvende invaliditeit, verzwakking van geestesvermogen, gebreken die de dienaar des Woord ongeschikt, onbekwaam (inhabilis) maken om zijn gemeente naar behoren te dienen. Alle gevallen dus die hem onbekwaam maken tot de uitoefening van zijn dienstwerk in de gemeente.

De verzorging van emeriti-predikanten en de verzorging van de weduwen en wezen van predikanten die als emeriti of als dienstdoende predikanten overleden zijn, is geen daad van barmhartigheid, maar een daad van verplichting, een daad van recht De emeritus-verklaarde en zijn gezin hebben op de verzorging een rechtmatige aanspraak. Anders is het met een dienaar des Woords die, om welke reden ook, uit zijn ambt ontzet is. Dan mag.ook de kerk een dergelijke predikanten zijn gezin niet overgeven aan de armoede. Ook dan ligt er een taak voor de kerk dat de predikant die uit zijn ambt ontzet is, toch geholpen wordt om zijn gezin te kunnen onderhouden, maar dan is dit een daad van barmhartigheid. Maar evenals er bij dienstdoende predikanten de verplichting is voor de gemeente om , , haar dienaars van behoorlijk onderhoud te verzorgen" (art. 11), zo blijft deze verplichting ook voor de emeriti en wel in hoofdzaak om de tweeërlei reden: a. de kerk heeft de dienaar des Woords voor zijn gehele leven gezet in de dienst van het Evangelie, waaraan deze geheel zijn persoon, gaven en tijd moet geven; b. de dienaar des Woords blijft ook na zijn emeritering , , de eer en de naam van een dienaar behouden". Ook dan blijft de goddelijke ordinantie van 1 Tim. 5 : 18, dat de arbeider zijn loon waardig is. En wat Paulus zegt in 1 Kor. 9 : 14, dat degene die het Evangelie verkondigt, ook van het Evangelie zal leven.

De dienaar des Woords heeft naar het Schriftuurlijk beginsel recht op wat hij voor zijn leeftocht nodig heeft. Hun verzorging is niet gelijk te stellen met een of andere winstgevende betrekking. Deze verzorging om zonder zorg van het Evangelie te leven houdt niet op als de predikant zijn aktieve dienst moet beëindigen; zij strekt zich uit ook over de tijd dat de predikant zijn ambtelijke arbeid niet meer naar behoren kan volbrengen, ook over de weduwe en eveneens over de kinderen zolang zij niet voor zichzelf kunnen zorgen. Het is hierbij ook niet de vraag of de emeritus-predikant in staat is zichzelf en zijn gezin uit eigen middelen te onderhouden. Deze vraag komt toch ook niet aan de- orde bij het beroepen van een predikant Dit betekent dan ook weer niet, dat het uitgekeerde bedrag voor het onderhoud voor allen hetzelfde moet zijn. Met bepaalde omstandigheden zoals b.v. de grootte van het gezin, kan rekening gehouden worden. Zo is het ook met de verzorging van een emeritus, van een weduwe en met de kinderen. Gods Woord eist, en in art 13 van de D.K.O. is dit uitgesproken, dat er een behoorlijke verzorging in de nooddruft van de emeriti enz, moet geschieden. Wie moet betalen?

Art. 13 beantwoordt deze vraag als volgt: „en van. de kerk, die zij gediend hebben, eerlijk in hun nooddruft (gelijk ook de weduwen en wezen der dienaars in 't gemeen) verzorgd worden". De oude synoden spraken , , van den Kercken". Dit is een zwakke vrouwelijke 3e naamval enkelvoud, geen gewone 3e naamval meervoud. De bedoeling was, dat de kerk, enkelvoud, dus de gemeente die de predikant het laatst gediend had, verder voor de nooddruft van de emeritus-predikant of weduwe zou zorg dragen. Elke gemeente moest haar emeriti enz. onderhouden. Uït de verplichting om de dienstdoende predikant te verzorgen, volgde ook de verplichting hem als emeritus te verzorgen. Strikt genomen volgde er dus uit deze bepaling, dat een kleine en financiele zwakke gemeente de verplichting heeft het vele emeritaatsgeld uit te keren, te moeten blijven uitkeren, ook als zij weer de andere predikant die de geëmeriteerde opvolgde, moet onderhouden. Dat dit echter onoverkomenlijke bezwaren mee moest brengen, is zonder kijf. Vele bezwaren rezen er dan ook tegen op.

's-Gravenhage

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1964

De Saambinder | 4 Pagina's

KERK EN KERKRECHT 57

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1964

De Saambinder | 4 Pagina's