Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK EN KERKRECHT 84

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN KERKRECHT 84

DE DORDTSE KERKORDE, ARTIKEL 23c.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

en de bezoeking te doen, naardat de gelegenheid des tijds en der plaats, tot stichting van de gemeente, zo vóór als na het Nachtmaal kan lijden, om bijzonder de lidmaten der gemeente te vertroosten en te onderwijzen, en ook anderen tot de Christelijke Religie te vermanen.

HET HUISBEZOEK

De Gereformeerden In de Lutherse kerken heeft het huisbezoek geen ingang gevonden, behoudens enkele uitzonderingen. Bij de gereformeerden is dit wel het geval geweest. Ook Calvijn bestreed de partikuliere roomse biecht; omdat ze niet afgeleid kon worden uit het Nieuwe Testament; terwijl ook in de oude kerk de verplichte oorbiecht onbekend is geweest. Ook is het onderscheid dat de roomse kerk maakt van doodzonden en dagelijkse zonden, in strijd met de volle voldoening, aangebracht door Christus' bloed. Gods Woord leert dat de Heere uit genade de zonden vergeeft, zonder oplegging van een nog te volbrengen boete. Hiermee bestreed Calvijn niet de zondebelijdenis in bijbelse zin, maar hij gaf er juist een verdediging voor. Wie zijn zonden voor God beleden heeft, zal ze ook, en wel telkens opnieuw, voor de mensen belijden, opdat daardoor Gods genade en barmhartigheid geprezen zal worden. Dit is de bron voor de gemeenschappelijke zondenbelijdenis.

Wat betreft de private biecht, aldus Calvijn, die kent het Nieuwe Testament wel, maar echter in deze twee vormen: a. Volgens Jakobus 5 : 14, bij schrik en angst van de zonde aan een mede-christen de zonde belijden. Het best geschikt daarvoor is de herder en leraar, aan wie de bediening en terechtwijzing in bijzondere mate is toebetrouwd. b. Men moet zijn zonden belijden voor de gemeente des Heeren, wanneer men met zijn zonden de gehele gemeente ergernis heeft gegeven en beledigd heeft. Bij zijn verbanning uit Geneve, toen Calvijn in. Straatsburg was (1538-'41), oefende hij trouw de herderlijkez org over de gemeente uit, hoewel daar het ambtelijk werk nog niet zo georganiseerd was. Calvijn liet vóór het Heilig Avondmaal ieder van de gemeenteleden bij zich komen om de onwetenden te onderrichten, te vermanen die vermaning nodig hadden, en te troosten die in hun geweten troost nodig hadden.

Maar in Geneve is echter het ambtelijk huisbezoek in de eigenlijke zin geboren en het heeft zeer rijke vrucht gedragen. Beza, de opvolger van Calvijn, kon dan ook later schrijven, dat tengevolge van de geregelde bezoeken, de reinheid van zeden te Geneve beschamend mocht heten voor de Luthersen, die wel met tranen mochten bewenen dat dit gebruik bij hen werd nagelaten. In Geneve stond het huisbezoek in verband met het Avondmaal, en het bedoelde de christelijke orde in de gemeente op elk gebied te bevorderen. Voor dit huisbezoek was de stad verdeeld onder de predikanten. Daarbij ging steeds één der ouderlingen mee. Dan werd onderzocht of het huisgezin in orde werd gehouden, of er ook onvrede of twist met de buurlieden of, drankzucht heerste, en hoe het stond met de getrouwheid tot de godsdienst. Het huisbezoek werd bedoeld als gericht te zijn op het welzijn van de gemeenteleden, wel te onderscheiden van het disciplinaire handelen.

Vanuit Geneve breidde het huisbezoek zich uit over de meeste gereformeerde kerken, In de vluchtelingengemeente te Londen bestond de gewoonte veertien dagen voor de bediening van het Avondmaal, hen die daartoe toegelaten werden voor de predikanten en de ouderlingen te doen verschijnen om vermaand te worden tot zelfbeproeving, verzoening met de naaste enz. Van dit onderhoud hing de vernieuwde toelating tot de tafel af. En wie zonder geldige reden niet verscheen, werd geweerd van de heilige dis.

Ook op de Nederlandse Synoden werd meermalen over het huisbezoek gehandeld. Reeds op het Convent te Wezel, waar in de bepalingen over het huisbezoek vooral de nadruk werd gelegd op de betekenis van de bediening van het Avondmaal, maar ook dat dit huisbezoek op andere tijden kan geschieden en dat dit ook in verband stond met het werk van de regering van de kerk. Immers het resultaat van een bezoek kon ook zijn, dat men op de kerkeraadsvergadering tot tuchtoefening moest besluiten. Dat op het Convent te Wezel het huisbezoek aan de ouderlingen werd opgedragen, en niet aan de predikanten, was wel daarom, dat het getal der predikanten zeer klein was en zij meestal van de ene kerk naar de andere trokken. Ook daarom dat in die tijd van de vervolging de ouderlingen met minder gevaar voor hun leven dit werk konden verrichten dan de predikanten.

Latere synoden droegen het huisbezoek op zowel aan de predikanten als aan de ouderlingen. Het wekelijkse huisbezoek werd niet meer geëist, waarschijnlijk omdat het in de praktijk gebleken was dat dit onuitvoerbaar was. In art. 23 van de D.K.O. wordt voorgeschreven dat het der ouderlingen ambt is de bezoeking te doen, naardat de gelegenheid des tijds en der plaatsen, tot stichting der gemeente, zo vóór als na het Nachtmaal kan lijden, om bijzonder de lidmaten der gemeente te vertroosten en te onderwijzen. Natuurlijk is met deze bepaling voor de ouderlingen de predikant van het huisbezoek niet uitgesloten. Ook hij kan dat doen, wanneer hij er tijd voor heeft, in de kwaliteit van ouderling.

In ons land was het o.a. Voetius, die grote betekenis aan het huisbezoek toekende, en de kerkeraadsnotulen in de 17e en 18e eeuw van vele gemeenten leggen eenparig getuigenis af van de trouw en liefde van vele godzalige dienaren des Woords. Daarbij is dan natuurlijk wel te bedenken, dat dezen dikwijls kleine gemeenten hadden om te verzorgen, en veel minder andere werkzaamheden te doen hadden dan de predikanten in onze tijd.

's-Gravenhage

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 1966

De Saambinder | 4 Pagina's

KERK EN KERKRECHT 84

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 1966

De Saambinder | 4 Pagina's