Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De grote les, geschreven boven de deur van de leerschool van Christus I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De grote les, geschreven boven de deur van de leerschool van Christus I

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zo wie achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij. Markus 8 : 34.

De Heere zegt: „Zo wie achter Mij wil komen". Om achter iemand aan te komen, wil zeggen, dat wij in zo iemand waarde zien; dat wij zo iemand van grote betekenis achten; dat wij zijn weg als de beste zien en dat wij het voor onszelf profijtelijk vinden om ook op die weg te wandelen. Toch kan er in het volgen veel onderscheid zijn en kunnen allerlei bijoorzaken ons daarbij drijven, terwijl het rechte volgen niet gekend wordt. Zo was het nu ook in de dagen van de Heere Jezus, toen Hij omwandelde op de aarde en een zeer grote schare Hem volgde. Dezen volgden Hem, zoals de Heere Zelf zeide, om de broden, die zij gegeten hadden; anderen omdat zij Zijn wonderen gezien hadden; nog anderen waren meer uit nieuwsgierigheid Hem nagegaan; sommigen volgden Hem daarbij ook omdat zij hoopten, dat Hij het aardse koninkrijk in Israël weer zou oprichten en hen dan van de Romeinen zou verlossen, en Hij straks alzo op de troon zou zitten in majesteit en heerlijkheid. Er was dus een zeer onderscheiden - Volgen van Hem.

Ook werd er zeer verschillend van Hem gesproken. Op een zeker ogenblik zei de Heere Jezus tot Zijn discipelen: „We zeggen de mensen dat Ik ben? " Ze antwoorden dan dat de één zegt: Johannes, de Doper, en een ander: Jeremia, en weer een ander: één van de profeten. Zo werd er dus verschillend geoordeeld over de Heere Jezus door degenen, die Hem volgden. Maar toen zei de Heere tot Zijn discipelen: „Wie zegt gij, dat Ik ben? " En dan hoort gij Petrus uitroepen: „Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods" De Heere gaf hierover Zijn goedkeuring, 'want Hij zei: „Zalig zijt gij, Simon Bar-Jona! Want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is".

Zeer opmerkelijk is het dat wij dan aanstonds lezen: „Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te vertonen, dat Hij moest heengaan naar Jeruzalem en veel lijden van de ouderlingen en overpriesters en schriftgeleerden, en gedood worden en ten derden dage opgewekt worden". De Heere ging dus er van spreken, wat het betekende, dat Petrus had gezegd: „Gij zijt de Christus". De Christus, d.i. de Gezalfde des Vaders, die geheel enige Zaligmaker. Die lijden moest aan het hout der vervloeking en Zich moest overgeven tot in de dood; maar ook ten derden dage wederom zou opstaan.

Wij bemerken echter dan al spoedig, dat Petrus nog geen oefeningen had in het borgwerk van Christus. De discipelen kenden Hem in Zijn omwandeling op aarde wel in Zijn profetische bediening, waaruit zij kostelijke lessen mochten verkrijgen. Zij kenden Hem ook wel in Zijn koninklijke macht, dat Hij alles machtig was. Maar zij kenden Hem nog niet als Priester in Zijn priesterlijke bediening. Toen Hij Zichzelf dan ook in Zijn priesterlijke bediening ging bekendmaken, dewijl Hij als de grote Hogepriester Zichzelf zou offeren en Zichzelf tot een schuldoffer stellen, ja daarin de dood zou verslinden tot overwinning, om het leven voor al Zijn volk aan te brengen, konden zij het niet meer bezien. Petrus werd zelfs geërgerd. Want wij lezen: , , En Petrus Hem tot zich genomen hebbende, begon Hem te bestraffen, zeggende: Heere, wees U genadig! Dit zal U geenszins geschieden". Hij wilde daarmee zeggen: , , Wij zijn er ook nog". Hij meende wel te kunnen borgen voor zijn Meester, maar wat zou dat slecht uitgekomen zijn! De Heere ging echter door en wilde Zichzelf voor hém overgeven. Nochtans was het uit de liefde van Petrus' ziel, dat hij zo sprak. Hij moest echter een les leren, die hij nog niet kende; een moeilijke les. De Heere zei dan ook: „Ga weg achter Mij, satanas! Gij zijt Mij een aanstoot; want gij verzint niet de dingen, die Godes zijn; maar die der mensen zijn". De Heere noemde Petrus hier .geen satan, maar het was de satan, die Petrus ophitste. Want waar nu het borgtochtelijk werk van Christus voor Petrus verborgen was, maakte de satan daar misbruik van om Petrus aan te zetten, opdat hij de Heere van de weg, waarin Hij Zichzelf overgaf, zou afhouden.

Zo hitst de satan altijd op. Hij is altijd bezig de zaligheid of de rust in Christus de kerk te ontnemen, ja, hij zoekt elke mens weg te trekken en te verleiden ten eeuwigen verderve.

Het was een diep ingrijpende zaak, dat Petrus hier werd geërgerd. Ja, wij allen zijn zo gauw geërgerd aan het diepe lijden van Christus. Waarom dan toch? Wel, omdat wij niet verstaan, noch willen weten, hoe diep wij gevallen zijn, hoe diep ellendig wij zijn, zó zelfs dat er geen opknappen aan ons boompje mogelijk is. Dat we wel kunnen proberen de oude Adam aan te kleden, maar dat het toch niet helpen zal, dat we in een Ander zalig zullen moeten worden, om het ware leven te leven, want daar willen wij van nature niet aan. Daarom is het zo gelukkig als wij er door genade aan ontdekt worden, dat het aan onze kant kwijt, verloren en afgesneden is; als de noodzakelijkheid mag worden ingeleefd, in een Ander zalig te moeten worden; om 'in Hem overgezet te moeten is. Dat is een diepe les. Ge moet Johannes 6, dat m hetzelfde verband staat, maar eens nalezen. Toen de Heere Jezus sprak van de noodzakelijkheid om Zijn vlees te eten en Zijn bloed te drinken, toen Hij dus ging spreken van Zijn lijden en sterven, waartoe Hij Zich wilde overgeven, gingen velen van de schare weg en wandelden niet meer met Hem.

Het was ook voor Petrus en de andere discipelen, alsof zij voor een muur werden gezet, toen Hij sprak van Zijn dood. Maar als de Heere tot hen zei: „Wilt gijlieden ook niet henengaan? " dan ziet ge toch dat werk openbaar komen, waarin de Heere Zichzelf had verheerlijkt in hun hart.

Zo kan het zijn, dat het bij dat volk zo donker gaat worden, zo onmogelijk, dat ze het zelf niet meer kunnen bekijken en zich met niets meer op de been kunnen houden. Dat gaat zo als God werkt in ons hart. Als wij ver af leven, trachten wij ons soms met redeneren nog wel te behelpen, maar als God werkt, kunnen wij het met beschouwing niet doen Maar al was het dat zij het niet meer wisten en hef niet meer konden bekijken, zo mochten zij toch door de liefde, die in hun harten was uitgestort, zich aan Hem overgeven. Dat is een weldaad! Petrus mocht het uitroepen: „Tot wie zullen wij henengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens".

Zij hadden het ervaren, dat het woord op zichzelf hun niets geven kon; dat de werken van de farizeërs hun schuld niet konden wegnemen. Daarmee zonken zij hoe langer hoe dieper weg. Doch hoe verborgen Christus ook voor hen was als Borg, zij zagen toch zoveel dierbaarheid in Hem, dat zij zich aan Hem vastklemden. Dat was de ketting, die Hij Zelf 'om hen heen geslagen had, waardoor Hij hen trok met Zijn trekkende liefde, waardoor zij zich Hem mochten overgeven en in Zijn ontfermingen delen. Maar nu spreekt de Heere hier ook van de noodzakelijkheid om Hem te volgen; Hem te volgen in de weg, die voor ons zo onmogelijk en zo gans afgesloten is, zodat wij er niets van kunnen bezien. Maar anderzijds' is het toch zo profijtelijk als wij Hem mogen volgen, want dezulken zullen nooit beschaamd uitkomen. Maar daartoe is het noodzakelijk, om al hetgeen wij nog willen medebrengen, te verliezen.

Velen van de schare waren weggegaan, maar er waren er toch ook nog sommigen van gebleven. En nu riep de Heere de schare, en ook Zijn discipelen, wat dichterbij. Want er staat hier: „En tot Zich geroepen hebbende de schare met Zijn discipelen..." Hij riep dus niet alleen Zijn discipelen, maar de schare mét Zijn discipelen. En toen sprak Hij tot hen: , , Zo wie achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij". De Heere spreekt hier van hetgeen noodzakelijk is om Hem te kunnen volgen; Hem, Die de Gezondene des Vaders is, de Messias, de geliefde Zoon Gods, ja, de Heere en Zaligmaker. Hij is het, van Wie de engel gesproken had tot de herders: „Ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal, namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, Welke is Christus de Heere, in de stad Davids. En dit zal u het teken zijn: gij zult het Kindeke vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe" (Lukas 2 : 10-12).

Ja, Hij is het, van Wie de engel reeds zo kostelijk tot Maria gezegd had: , , Zie, gij zult bevrucht worden en een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten Jezus. Deze zal groot zijn en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden, en God de Heere zal Hem de troon Zijns vaders Davids geven; en Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns koninkrijks zal geen einde zijn". (Lukas 1 : 31-33).

Hij is het. Die Zich van de nooit begonnen eeuwigheid overgaf, om die volkomen herstelling voor £d Zijn volk aan te brengen, waarin God komt aan Zijn eer en gans verlorenen de zaligheid verkrijgen. En al was het nu, dat de discipelen Hem als zodanig nog niet kenden in Zijn borggerechtighdd, zij hadden Hem wil leren kennen in Zijn beminnelijkheid en in Zijn dierbaarheid. Welk een zalige onderwijzingen hadden zij van Hem mogen ' ontvangen! Daardoor hadden zij zichzelf gans en al aan Hem toebetrouwd. Zij hadden ook Zijn macht gezien, dat niets voor Hem onmogelijk was. Doch toen het recht eiste dat Hij zich overgaf, was alles voor hen etfgesloten, en waren zij hun leven, dat zij wdeer met Hem hadden, kwijt. Maar nadat Hij de voldoening voor hen had aangebracht opembaarde Hij zich als volgt "Ik leef en gij zult leven". Ja: „Moest Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan? " (Lukas 24 : 26).

Rotterdam-W

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1966

De Saambinder | 4 Pagina's

De grote les, geschreven boven de deur van de leerschool van Christus I

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1966

De Saambinder | 4 Pagina's