Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Levensvorst, Die leeft en dood is geweest 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Levensvorst, Die leeft en dood is geweest 2

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En die leeft, en Ik ben dood geweest; en zie. Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods. Openbaring 1 : 18

Johannes zag zeven gouden kandelaren. Kandelaren zijn lichtdragers, maar zij hebben het licht niet van zichzelf. Zullen de kandelaren licht geven dan moeten zij met olie worden gevoed. Zij ontvangen het licht van Hem, Die staat in het midden van de zeven kandelaren. De Priester- Koning Christus zal Zijn kerk niet begeven en niet verlaten. Ditzelfde werd reeds aan de profeet Zacharia in een nachtgezicht getoond. Zacharia werd opgewekt gelijk een man, die van zijn slaap gewekt wordt. Wat zag hij? Hij zag een geheel gouden kandelaar en een oliekruikje boven deszelfs hoofd en zijn zeven lampen daarop, die hadden zeven en zeven pijpen, dewelke boven zijn hoofd waren. Nu wordt het duidelijk hoe het komt dat die kandelaar licht verspreidt. Er stonden n.l. twee olijfbomen, één ter rechterzijde van het oliekruikje en één ter linkerzijde. De profeet wil weten wat die twee olijfbomen betekenen, die goud van zich gieten. Het antwoord luidt: Deze zijn de twee olietakken, welke voor de Heere der ganse aarde staan. De kandelaren staan in verbinding met-de Priester- Koning Christus. Hij is het, Die Zijn kerk voedt en onderhoudt, zonder Hem kunnen zij niets doen. De zeven kandelaren zijn de zeven gemeenten en de zeven sterren zijn de engelen der zeven gemeenten. We lezen vervolgens nog een beschrijving van des mensen Zoon van het hoofd tot de voeten. Johannes is evenals Mozes en Daniël door de aanblik overmeesterd. Wie zal God zien en leven? Wie klimt de berg des Heeren op, Wie zal die Godgewijde top Voor 't oog van Sions God betreden? 

Ook Johannes vreest, maar zie, de Heere komt de vrees bij Zijn knecht weg te nemen. We lezen: „En Hij leide Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste". De verhoogde Immanuël treedt in gemeenschap met Zijn knecht. De oplegging der handen heeft zinnebeeldige betekenis. Hoevele zieken en ook kinderen had Hij de. handen niet opgelegd? Zijn handen zijn derhalve genezende handen. Het zijn ook veilige handen. Lezen we niet dat Hij in het midden van de zeven kandelaren was? Welnu, dan zullen de poorten der hel Zijn gemeente niet overweldigen. Het leggen van de rechterhand op Johannes ziet ook op de mededeling van Zijn genadegaven. Hij heeft gaven genomen om uit te delen onder de mensen, ja ook de wederhorigen, om bij u te wonen, o Heere God. „Vrees niet Johannes, Ik ben de Eerste en de Laatste; en Die leef, en Ik ben dood geweest". De verhoogde Christus wil met deze woorden niet zozeer zeggen dat Hij op dit ogenblik leeft, maar dat Hij van eeuwigheid leeft. Onze kanttekenaren zeggen dan ook: Ik was de Levende en was dood. Want Christus dood zijnde naar het vlees, bleef evenwel levend naar de Geest, dat is naar Zijn Goddelijke natuur, gelijk Hij nu ook naar beide in eeuwigheid leeft Gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelf, alzo heeft Hij de Zoon gegeven het leven te hebben in Zichzelf. Geen wonder dat Johannes als dood aan Zijn voeten viel. In ons woont en woelt de dood. De apostel komt hier in aanraking met de Eeuwiglevende. De mens is door de zonde de aanraking met God ontwend. Er is door de zonde een grote kloof ontstaan, die aan 's mensen zijde nooit overbrugd kan worden. Zij, die in aanraking met God komen, leren sterven aan de wereld. Hier beneden is het niet, de wereld met al haar schatten kan de ziel niet bevredigen. Gods 'volk leert sterven aan de zonde, want de zonde is erger dan de dood. De zonde is oorzaak van de scheiding tussen God en de ziel. Sterven moet Gods volk aan eigen ik en willen. Dit is wel het zwaarste wat er is. De mens is een liefhebber van zichzelf, altijd weer is het: niet Uw, maar mijn wil geschiede.

Sterven moeten wij aan de goedkeuring of afkeuring van mensen, sterven aan alles wat geen God en geen Christus is. Johannes viel als dood neder, maar gelukkig voor hem, dan toch aan de voeten van Jezus. Het is zulk een groot onderscheid welke kant we uit vallen. Straks komt de dood, en in de plaats waar de boom valt, in die plaats zal hij zijn. De huichelaar valt van God af, de oprechten vallen God toe. Het is zulk een groot onderscheid, waar we naar toe gaan met onze zonden en ellenden. Judas liep in zware overtuiging naar de strop. Hieruit leren we dat overtuiging nog geen overbuiging is, Johannes viel als dood aan de voeten van Hem, Die eeuwig .leeft. Is er betere plaats? Welke kant vallen wij op? Is ons gemis een levend gemis? Is onze klacht een levende klacht? Is er een hartelijke droefheid, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben? Jezus leeft! Dit is een blijde heilstijding voor een volk dat als dood aan Zijn voeten ligt. De Heere is waarlijk opgestaan. Wat waren de discipelen en discipelinnen blij. Nu kon Hij de gerechtigheid, die Hij door Zijn lijden en sterven verworven had, aan de Zijnen deelachtig maken. Daarom hebben de woorden „Ik ben dood geweest" zulk een waarde. Niet: „Ik ben dood gebleven", want de kerk behoeft een levende Jezus, Van Patmos uitrolt het als een stem veler wateren tot aan de einden der aarde: „Ik leef en Ik ben dood geweest". Alle einden der aarde zullen het gedenken en zich tot de Heere bekeren, en alle geslachten der heidenen zullen voor Uw aangezicht aanbidden.' Door de zonde heeft de mens zich moed- en vrijwillig aan de dood onderworpen. Christus heeft door Zijn opstanding de dood overwonnen. Dit woord verspreidt licht in de graven. Het graf is een duistere plaats, de dood is de laatste vijand.

Welk een woord vol van inhoud: „Ik ben dood geweest". Christus triomfeerde in Zijn opstanding over de drievoudige dood, hel en graf. Christus is sterker dan de tijdelijke, geestelijke en eeuwige dood. Welk een woord van troost voor een volk dat met vreze des doods een leven lang bezet is. Laat uw oog eens gaan over de graven dergenen, die in hun leven getuigenis bekwamen dat zij God behaagden. De opstanding van Christus houdt niet alleen in de rechtvaardigmaking en de heiligmaking van Zijn volk. Door Zijn kracht worden zij opgewekt tot een nieuw leven. De levendmaking van de geestelijk dode zondaar eist een speciale kracht. Er moet verzet worden gebroken, er moet tegenstand worden overwonnen en vijandige machten moeten worden terneergeworpen. Maar ook ligt in de opstanding van Christus de overwinning over alle vijanden. Ook de laatste vijand zal straks teniet gedaan worden. Maar eindelijk ligt in de opstanding van Christus het zekere pand voor Zijn kerk hunner zalige opstanding. De kerk is in hope zalig. Die hoop deed Jakob uitroepen: „Op Uw zaligheid wacht ik, o Heere". Simeon getuigde: „Nu laat Gij, Heere, uw dienstknecht gaan in vrede haar Uw Woord; want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien, die Gij bereid hebt voor het aangezicht van al de volken". Het grootste gedeelte van Gods kerk is reeds naar de ziel zalig. Nog doet de dood zijn ontbindend en verwoestend werk wat de lichamen betreft. Straks zullen alle vijanden onder Zijn voeten gelegd worden. O dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? De dood is verslonden tot overwinning door Jezus Christus, onze Heere. Christus zegt: , , Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen". Dat woordeke , , amen" behoort er ook bij. Het komt wel honderdtachtig maal voor in de Heilige Schrift. Maar het heeft niet altijd dezelfde betekenis. Soms komt het voor in toestemmende zin, zoals in Deut. 27. Daar lezen we tot twaalf keer toe het woordje „amen'> '. Het betekent dat Israels volk met de woorden Gods instemt. Soms komt het woord „amen" voor in wensende zin. Zo lezen we in Jeremia 28, dat de valse profeet Hananja precies het tegenovergestelde profeteerde van Jeremia. Het antwoord van Jeremia luidde: „Amen, de Heere doe alzo, de Heere bevestige uw woorden, die gij geprofeteerd hebt", enz. Hier is echter de Amen Zelf aan het woord. Hij leeft tot in alle eeuwigheid, Hij heeft de sleutels der hel en des doods. Sleutels zijn het beeld van macht en heerschappij. Christus is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Hij heeft macht om te doden en om levend te maken. Macht om in de hel te werpen en om in de hemel op te nemen. Macht om satan te beteugelen en te binden. Macht om de dood zijn prikkel te ontnemen, en macht om de vervolgers een gebiedend halt toe te roepen. Welk een troost voor de balling Johannes. Welk een troost voor de kerk van alle eeuwen. De opgestane Jezus draagt de sleutels van hel en dood in Zijn handen. Hij geeft het eeuwige leven aan al de Zijnen en niemand zal ze uit Zijn hand rukken, en niemand zal ze rukken uit de hand Zijns Vaders. Hij heeft de sleutels van de Heilige Schrift. Hij heeft de sleutels van uw verstand, de sleutels van uw hart. Hij heeft de sleutels der hel, waarin Hij straks al Zijn en mijn vijanden zal werpen. Eindelijk: Hij heeft de sleutels des hemels. Hij ontsluit voor een buitenstaand volk de hemel, een volk dat hel en dood heeft verdiend. O, zalige opstanding voor een volk dat hier heeft leren sterven. Zij worden door de kracht van Christus opgewekt tot het "eeuwige leven om altijd bij de Heere te zijn. Amen.

Zeist

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 1966

De Saambinder | 4 Pagina's

De Levensvorst, Die leeft en dood is geweest 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 1966

De Saambinder | 4 Pagina's