Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zondagsarbeid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zondagsarbeid

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de Nederl. Ver. tot Bevordering van de Zondagsrust en Zondagsheiliging, gevestigd te Ede, werd ons een afschrift toegezonden van een brief die door deze Vereniging was gezonden aan de Generale Synode der Geref. Kerken.

Daar de zondags ontheiliging ook door de slaafse en niet strikt noodzakelijke arbeid steeds ernstiger vormen aanneemt, wat ons wel zeer verontrusten moet, dienen wij te dezer zake alleszins waakzaam te zijn. In onze dagen wordt immers vooral op industrieel gebied meer rekening gehouden met de mens en zijn kunnen, dan met het gebod van die God, Die alle dingen in Zijn hand heeft. In dit verband mag wel terecht op al de vragen betreffende industrialisatie en exportmogelijkheden, met de profeet Elia gevraagd worden: Is het omdat er geen God in Israël is, dat gij heengaat om Baal Zebub, de god van Ekron te vragen? 2 Kon 1 : 3-6. Deze droeve tekenen van onze bange tijden dringen zich steeds meer aan ons op en gaan immers ons gehele Nederlandse volk aan, waarom wij dan ook het grootste gedeelte van deze brief hier willen laten volgen.

ds. L. Rijksen, Rotterdam-W

De ernstige en nauwgezette wijze waarop bij voorgaande geslachten van belijdend christendom deze viering (van de zondag) gestalte verkreeg, wordt heden ten dage veelszins gemist of is aan ondermijnende kritiek onderhevig. Zelfs de beroepsarbeid — vroeger op bijbelse gronden vrij unaniem afgekeurd — wordt met een beroep op velerlei faktoren toelaatbaar geacht. Met gemengde gevoelens namen wij in dit verband dan ook kennis van het rapport, dat door een namens uw kerken Ingestelde studiekommissie inzake de zondagsarbeid werd gepubliceerd en waarvan een aantal konklusies op de onlangs gehouden Generale Synode te Lunteren is aanvaard. Ingevolge de persberichten kwam genoemd rapport tot stand op verzoek van het Christelijk Nationaal Vakverbond, dat de kerken om bezinning op de zondagsarbeid vroeg.

Dit tot de kerken gerichte verzoek wekte hier en daar wel enige bevreemding. Dienaangaande werd door Ir. J. S. Wigboldus in , , Ambt en Plicht" het navolgende opgemerkt: „Met de mondigheid is het vreemd gesteld. In het C. N. V. hebben de bestuurders weinig in te brengen, terwijl de bestuurders op hun beurt het theologisch gedomineerde kerkinstituut smeken om de mond of)en te doen. En dat nota bene in een tijd, waarin niet weinig orthodoxe theologen met een zekere waardering spreken over de mondigheid van de moderne mens, die zich in hoge mate van de kerkelijke voogdij geëmancipeerd heeft".

In elk geval heet de Geref. Synode in de nu gepubliceerde richtlijnen het C.N.V. van antwoord gediend en haar zienswijze met betrekking tot de zondagsarbeid onthuld. In de formulering van deze richtlijnen moeten wij tot ons leedwezen een sterke afwijking konstateren van hetgeen ter Generale Synode van Rotterdam in 1952/'53 werd uitgesproken. Toen werd namelijk gesteld:

1. Dat naar het oordeel der Synode op grond van de eis van het gebod Gods en gezien de grote belangen, die hiermee voor heel onze samenleving gemoeid zijn, al het mogelijke gedaan behoort te ; worden om de viering van de dag des Heeren tot haar recht te doen komen; 2. dat ook de eis der industrialisatie in geen geval een reden mag zijn om in deze voor groter toegeeflijkheid te pleiten of met een gebod Gods de hand te lichten;

3. dat aan de kerkeraden op het hart zal worden gebonden aan deze aangelegenheid volle aandacht te schenken. Werd in de hier gehuldigde zienswijze de zondagsviering van principiële zijde benaderd en het gebod Gods nadrukkelijk geaccentueerd, bij de lezing van de ter Synode te Lunteren aanvaarde richtlijnen kunnen wij tot geen andere slotsom komen dan dat deze — evenals die van het in 1960 verschenen C.N.V.-rapport — sterk het karakter dragen van een kompromis. Hetzij ons vergund in beknopte vorm onze bezwaren namens onze interkerkelijke Vereniging onder uw welwillende aandacht te brengen.

Met een beroep op de omstandigheid, dat de zondag geen verplaatste sabbat is, spreekt de Synode uit, datb de gemeenteleden zich niet zonder meer aan de noodzakelijke arbeid op zondag mogen onttrekken. Zij dienen vanuit de navolging van Christus solidair ; te zijn met de medemens. Hoe nu de navolging van God, Die in- { gevolge Gen. 2 : 3 de rustdag door eigen voorbeeld heeft geheiligd 'j (zie ook de verwijzing hiernaar in het vierde gebod van de Decaloog) is te rijmen met de navolging van Christus — Die het Beeld \ Gods is —- door de inschakeling van de zondag in het arbeidsproces, ontgaat onze logika. Dr. A. Kuyper zegt in zijn , , Tractaat l van den sabbath" (stelling VIII) dat de mens als geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, deswege geroepen wordt tot een leven in navolging Gods en dus tevens de dag der rust dient te heiligen, i En in het bewuste rapport wordt de solidariteit beklemtoond met de medemens door de zondag dienstbaar te maken aan produktieve ; doeleinden, waarmede de ontheiliging van de zondag toch wel een zeer verontrustende vorm heeft aangenomen. Ons voornaamste bezwaar tegen de gepubliceerde richtlijnen is wel dit, dat een verwijzing naar het gebodskarakter van de rustdag } — ordinantie — zoals deze nadrukkelijk is vervat in het vierde Igebod van de Wet des Heeren — wordt gemist. De zondagarbeid : wordt voornamelijk getrokken in het vlak van hetgeen nuttig is. , , Sociale, ekonomische en technische faktoren kunnen zondags- ; arbeid wenselijk, misschien wel noodzakelijk maken" (richtlijn 1), 1 aldus de Synode, welke verder konkludeert, dat op grond van de Heilige Schrift de zondagsarbeid niet kan worden verboden of als zondig kan worden gekwalificeerd.

Deze anthropologische benadering van de rustdag roept bij ons ; sterke weerstanden op. Het uitgangspunt wordt hier niet genomen ! in het vierde gebod, waarin het verbod van niet-noodzakelijke arbeid op de rustdag zo integraal is neergelegd. Te vrezen is, dat hier het gebod Gods aan de huidige vrijheidscultus is ten offer gevallen.

Vervolgens is de kommissie tot de gevolgtrekking gekomen, dat ; 'het vierde gebod door Christus is vervuld en dat dit gebod dus : vanuit deze vervulling dient te worden verstaan en dat deze vervulde sabbat op eigentijdse wijze gestalte behoort te verkrijgen in de zondagsviering. Wij menen, dat aan deze formulering de moderne theologie niet vreemd is, een theologie, welke in elk gebod, ook dat van de rustdag, een , , Gebot der Stunde" (Brunner) ziet, waarbij het gebod Gods dus aangepast moet worden aan de eisen der praktijk.

Onderscheidden onze Geref. vaderen op de Dordtse Synode in 1618/'19 nog tussen het ceremoniële element in dit gebod — hetgeen door Christus is vervuld — en het morele element, dat van blijvende geldigheid is, deze onderscheiding wordt hier node gemist. In de onthouding van niet-noodzakelijke arbeid werd een essentiële voorwaarde gezien tot heiliging van de rustdag, mede i.v.m. de uitoefening van de publieke eredienst. Dit vrij algemeen aanvaarde standpunt der Nadere Reformatie wordt nu tevens door de gewraakte richtlijnen gelikwideerd. 

Het is ook aan gerechtvaardigde twijfel onderhevig of met een beroep op Calvijn de zondagsarbeid kan worden bekrachtigd. Het is een soort modeverschijnsel geworden Calvijn te mobiliseren voor één of ander progressief standpunt, waaraan de geest van Calvijn ten enenmale vreemd is. Ook in het door uw deputaten uitgegeven rapport heet het weer, dat Calvijn de opvattingen dergenen, die van de zondag weer een sabbat wilden maken, hield voor , , beuzelpraatjes van valse profeten". O.i. is dit echter geen steekhoudend argument om de principiële bezwaren tegen de zondagsarbeid te ontzenuwen. 

Dr. A. Kuyper, die pok in het verband der eigen kerken een steeds ] onbekender figuur dreigt te worden, heeft in het zojuist genoemde j werk terecht de aandacht gevestigd op de omstandigheid, dat in de \ eeuw der Reformatie door de beduchtheid voor de roomse werkheiligheid de oorspronkelijke en onveranderlijke ordinantie Gods minder werd beklemtoond dan de viering van de dag des Heeren, waarbij deze viering vooral verklaard werd uit nuttigheid voor de openbare eredienst. Nadrukkelijk wordt echter in de Institutie nog eens gezegd, dat God Zelf de dag der rust heeft onderscheiden van de andere dagen en aan alle mensen geboden heeft. „Het verzet tegen Coccejus en de na hem gekomen rationalisten vond zijn grond niet, gelijk bij de hervormers, in verzet tegen de roomse werkheiligheid, maar in de zucht om de ordinantie Gods opzij te zetten en aan de uitspraak van ons menselijk oordeel te onder- ' werpen" (stelling XXIX en XXXII).

Het worde ons niet euvel geduid wanneer wij moeten konstateren, \ dat het bedoelde rapport o.i. niet ontkomt aan de gewraakte, door rationalistische argumentatie ingegeven zucht het gebod Gods ter \ zake stilzwijgend te passeren. i Dat ook in uw eigen kerkverband klimmende verontrusting bestaat j over de ontwikkeling op dit terrein, treedt ook duidelijk aan de dag I in de artikelen in het, , Centraal Weekblad" van Prof. dr. J. Waterink en ds. J. Overduin, getiteld resp. „Theorie en praktijk" en i , .Verwarring en verstarring". Laatstgenoemde citeerde zelfs prof. Miskotte, die de zonde tegen het vierde gebod de grote zonde van \ deze tijd heeft genoemd. j

O.L wordt in het door u gepubliceerde aantal richlijnen te weinig i de aandacht gevestigd op de ontzaglijke gevaren van de consequente doorvoering der glijdende werkweek, waardoor het theokratische ritme van de scheppingsweek wordt doorbroken. Vrij algemeen is men de overtuiging toegedaan, dat deze .ontwikkeling in toenemende mate zal leiden tot ruïnering van het kerkelijk leven en tot ontwrichting van het gezinsverband. De zondagsontheiliging immers is geen opzichzelfstaand probleem. Zij hangt samen met en is een gevolg van de vervreemding van God, waardoor de ontkerstening van ons volk steeds verder om zich heen gaat grijpen. Tenslotte wordt in de richtlijnen nog gezegd, dat wanneer iemand „door op zondag arbeid te verrichten geestelijke schade lijdt, doordat hij meent zijn geweten geweld aan te doen", het voor deze persoon raadzaam is ontheffing aan te vragen.

Het verblijdt ons, dat de mogelijkheid van conciëntie bezwaren hier openlijk wordt uitgesproken. Ingeval deze bezwaren worden getoetst aan Gods onfeilbaar Woord zal afwijzing van beroepsarbeid op zondag geen onoverkomelijk probleem zijn. In navolging van de apostel mocht het ons dan worden vergund ons gedurig te oefenen om een vrij en onergerlijk geweten te hebben voor God en de mensen.

Dat deze oefening in de toekomst wel eens op grote bezwaren kan stuiten behoeft — gezien de huidige maatsehappelijke ontwikkeluig— geen betoog. Antichristelijke machten strijden om de voorrang. Satan werkt op lange termijn en verandert wel zijn gedragslijn, maar nooit zijn program. In het laatste bijbelboek wordt ook gewaagd van de maatschappij der toekomst, een maatschappij, waarin de leer van de mens als de maatstaf aller dingen in zijn totaliteit zal worden doorgevoerd. Uiteindelijk zal dit resulteren in de grote boycot, waarvan Openb. 13 spreekt, een boycot, waarbij ieder, die aanbidding weigert aan de mens der zonde en vasthoudt aan Gods geboden, van dit arbeidsproces zal worden uitgesloten. De ware christen zal in het eindhistorische Babylon een dissonant zijn in het koor, dat hulde bewijst aan het Beest uit de afgrond en aan hem zal het bestaansrecht steeds meer worden ontzegd.

Op grond van het vorenstaande kunnen wij dan ook niet anders dan protest aantekenen tegen het standpunt, dat u, getuige uw richtlijnen inzake de beroepsarbeid op zondag, inneemt. Vergeleken met de uitspraken van de Geref. Synode te Rotterdam in 1952/'53 menen wij hier een bedenkelijke koerswijziging te moeten signaleren. Wanneer aan het materiële welzijn meer geldigheid wordt toegekend dan aan de nadrukkelijke ordinantiën Gods, zal Zijn zegen worden verbeurd en zullen de heilloze gevolgen hiervan zich eerlang doen gevoelen. Het is dan ook niet van node, dat wij u op gemelde zaken attenderen.

Inmiddels verblijven wij met verschuldigde hoogachting en heilbede, namens het bestuur der Vereniging voornoemd,

(w.g.) W. VAN DER ZWAAG.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 april 1966

De Saambinder | 4 Pagina's

De zondagsarbeid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 april 1966

De Saambinder | 4 Pagina's