Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK EN KERKRECHT 92

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN KERKRECHT 92

DE DORDTSE KERKORDE, artikel 24

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dezelfde wijze die van de ouderlingen gezegd is, zal men ook onderhouden in de verkiezing, approbatie en bevestiging der diakenen.

Hoewel Luther het diakenambt zag om de armen van de kerk te verzorgen, kwam in de Lutherse landen het diakenambt niet tot de juiste schriftuurlijke funktionering. De diakenen die wel als vertegenwoordigers van de gemeente werden gekozen, kregen hun aanstelling echter van de overheid. Nog later werd deze kerkdijk-burgerlijke armenzorg geheel overgenomen door allerlei Stichtingen. Calvijn ging echter terug naar de oorspronkelijke instelling van het diakenambt. Hij wilde tweeërlei diakenen, n.l. diakenen die de gaven moesten verzamelen en uitdelen, en diakenen die moesten helpen aan de verzorging van de zieken. Hij kon echter zijn beginsel in Geneve niet volkomen verwezenlijken. In Nederland hebben de eerste brede kerkelijke vergaderingen de taak der diakenen ruimschoots geregeld. Toch konden de gemeenten het diakenambt niet zuiver schriftuurlijk doen beoefenen, omdat de kerkelijke gemeenten zich in een enigszins afhankelijke positie van de Overheid bevonden. In het algemeen bleef de kerk ook in het verzorgen van de behoeftigen steunen op de krukken van de Overheid. Bovendien was het gehele systeem van de armenzorg gebrekkig en niet goed genoeg georganiseerd. De Franse Revolutie bracht in ons land inplaats van de aangekondigde Gouden Eeuw armoede en bedelarij. De kerk kon zelfs haar predikanten en kerkgebouwen niet naar behoren verzorgen, ook de armen niet. Maar de Overheid ging haar verzorging uitstrekken over alle , , kinderen van de Staat". Alle bestaande Instellingen van weldadigheid werden daarvoor onder beheer van de Staat gebracht. Na de vrijheid van 1814 bleefderegering voortgaan in deze ingeslagen weg. De leden van de kerk werden verzorgd door de kerkelijke armbesturen, die meer of minder door de burgerlijke gemeente werden gesubsidieerd, en die daarom ook verantwoording schuldig waren aan de regenten der armen, die toezicht moesten houden. Deze toestand duurde tot de nieuwe Armenwet van 1854, waarin de vrijheid van diakonieën en van de instellingen van weldadigheid werd geëerbiedigd. De gemeenten van de Scheiding, in 1834 en daarna ontstaan, onder welke naam zij dan bestonden, handhaafden ook haar vrijheid en verzorgden eigen armen door haar diakenen. Bij hen was er de bewustheid dat de kerk Gods een zuster van barmhartigheid dient te zijn in de verzorgir^ van de behoeftige leden van het lichaam van Christus. Christelijke barmhartigheid is geheel onderscheiden van heidense mildheid. Christelijke barmhartigheid moet voortkomen uit de liefde tot Goden Christus, terwijl wereldse müdheid in de grond eigen eer of roem bedoelt. De wereld is klaar met uitdelen van eten en verzorging, de kerk niet, zij heeft tijdelijk en geestelijk voedsel te brengen, en deze mogen niet gescheiden worden. De diakonale bediening is niet van hetzelfde karakter als de burgerlijke armenzorg. Ook de Overheid op zichzelf heeft een taak ter verzorging van de behoeftigen. Ook de Overheid moet helpend optreden waar hulp nodig is en mensen onverzorgd en verwaarloosd overblijven. Ook de Staat heeft een taak om te zorgen voor de stoffelijke en zedelijke welvaart, zelfs de bescherming van de zuivere godsdienst (art. 36 N.G.B.). Maar Staats-armenzorg is geen barmhartigheid. Het geld van de uitkering van de Staat komt uit de belastinggelden, maar barmhartigheid moet de bron hebben van liefde en geloof.

In Gods Woord wordt op enkele plaatsen gesproken over de eisen, waaraan de persoon van de diaken heeft te beantwoorden (Hand. 6 : 1-3, 8-10, 12). Uit de gestelde eisen blijkt dat de diaken een persoon moet zijn, die in leer en leven, in gaven en liefde tot het werk geschikt is. Hij moet barmhartig zijn en een open oog hebben voor hen, die hulp en verzorging nodig hebben. Het recht dienen in de vreze des Heere brengt zowel voor de gemeente des Heeren als voor de diaken zélf een zegen mee: „want die wel gediend hebben, verkrijgen zichzelf een goede opgang, en veel vrijmoedigheid in het geloof, hetwelk is in Christus Jezus". De diakenen die wèl dienen, ontvangen de achting en eerbied van de leden der gemeente en zij zullen daardoor veel vrijmoedigheid verkrijgen in spreken en handelen tegenover God en mensen. Wie in de dienst der gemeente, inzonderheid dan ook in het diakenambt, een goede beproefde naam en een gezegende invloed oefent, kan spreken met gezag en vrijmoedigheid. Maar niet in of van zichzelf, maar alleen in het geloof, hetwelk is in Christus Jezus. Al hun roem en kracht en vrijmoedigheid is een gave, en wie roemt, roeme in de Heere. Dan is de dienst der barmhartigheid ook een heerlijk werk, waarin de ontferming van de grote Hogepriester uitschittert. De diaken, die zelf uit de genade en de barmhartigheid Gods leeft, zal en kan en mag dan in de Naam des Heeren, met innerlijke barmhartigheid bewogen, de gaven uitdelen met innerlijke blijdschap des harten. Elk ambt is door Christus ingesteld, en is een dienst aan de Koning der gemeente, ook het diakenambt.

's-Gravenhage

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 mei 1966

De Saambinder | 4 Pagina's

KERK EN KERKRECHT 92

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 mei 1966

De Saambinder | 4 Pagina's