Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De pinkstergemeenten en de kinderdoop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De pinkstergemeenten en de kinderdoop

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vorige keer hebben wij gewezen op de eenheid van Oud en Nieuw Verbond en dat daarom de doop gekomen is in de plaats van de besnijdenis, omdat beide teken en zegel zijn van hetzelfde verbond. Ook zagen wij dat de kerk niet een vereniging is, maar een volk en dat bij een volk ook de kinderen horen. De Pinkstergemeenten, en trouwens alle verwerpers van de kinderdoop, komen ook altijd weer aandragen met de bekende tekst uit Markus 16 : 16, waar Jezus zegt: „Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden". Zij konkluderen uit deze tekst, dat er eerst geloof moet zijn, voordat de doop bediend mag worden. En daarom menen zij dan ook, dat kleine kinderen niet gedoopt mogen worden, omdat zij nog niet kunnen geloven.

Men ziet dan echter over het hoofd, dat deze woorden uit Markus 16 in verband staan met het zendingsbevel, dat de Heere Jezus hier Zijn discipelen geeft. Christus spreekt hier over de zending. En als nu een zendeling bij de heidenen komt, dan gaat hij maar niet gelijk dopen, neen, dan gaat hij eerst het Evangelie verkondigen. En pas als die heidenen de boodschap van het Evangelie aannemen, als zij geloven, dan worden zij gedoopt. Dan geldt dus: , , Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden". Christus spreekt hier dus in het geheel niet over de bestaande gemeente, waarin de kinderen gedoopt worden uit kracht van het verbond, waarin zij zowel begrepen zijn als de volwassenen, maar over de zendingsarbeid. Bovendien weten we uit andere gedeelten van het Nieuwe Testament, dat wanneer iemand tot geloof mocht komen door de zendingsarbeid van de apostelen, dan niet alleen hij zelf gedoopt werd, maar tegelijk heel zijn huisgezin. We noemen hier Cornelius en zijn huis, de stokbewaarder en zijn gezin, Lydia en haar huis en het huisgezin van Stefanus.

Tenslotte willen wij tegenover de bestrijders van de kinderdoop wijzen op wat Paulus schrijft in Colossenzen 2:11 en 12a: „In Welke gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus; zijnde met Hem begraven in de doop". Wat bedoelt Paulus hier? Wel, in de gemeente van Colosse waren zowel christenen uit de heidenen als christenen uit de Joden. En nu voelden die Joden-christenen zich wat verheven boven de heiden-christenen omdat zij in hun jeugd het teken van de besnijdenis ontvangen hadden. In hun oog misten die heiden-christenen toch wel iets, want die waren nooit besneden.

Het gevaar was aanwezig, dat hierdoor die heidenchristenen zich op den duur minder zouden gaan voelen dan de Joodse christenen, die wel besneden waren. Paulus gaat nu aantonen, dat daarvoor helemaal geen reden is. Hij zegt: De Joden-christenen zijn besneden. Goed. Maar ook gij heiden-christenen zijt besneden. , , In Welke (dat is: in Christus) gij ook besneden zijt". Immers wat was de betekenis van de besnijdenis? Bij de besnijdenis werd er iets uit het lichaam weggesneden. Daarmee werd afgebeeld en verzegeld dat God zo uit genade de zonde als het ware wegsnijdt en wegneemt. Daarom wordt hier ook gesproken van , , het vlees". Dat woord staat bij Paulus altijd heel duidelijk in verband met de zonde.

En nu waren deze heiden-christenen wel niet letterlijk besneden zoals de Joden-christenen, maar de betekenis de betekende zaak van de besnijdenis was ook in, hun leven verheerlijkt. 

Daarom schrijft Paulus: , , In Welke gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus". Die geestelijke besnijdenis, die de heiden-christenen hadden ontvangen, en die door de uiterlijke besnijdenis werd afgebeeld, was immers geen werk van mensenhanden, maar was het werk van Christus. Hij had hen door Zijn Geest besneden. Paulus noemt het dan ook: , , de besnijdenis van Christus". Christus heeft als het ware de zonde uit hun leven weggesneden. En dan voegt Paulus er aan toe: , , Zijnde met Hem begraven in de doop".

Paulus legt hier dus een heel duidelijk verband tussen de besnijdenis en de doop. Hij zegt: heiden-christenen van Colosse, jullie zijn lichamelijk niet besneden, maar je hebt de betekende zaak van de besnijdenis in je leven ontvangen door Gods genade, dus je hoeft je echt niet minder te voelen dan de Joodse christenen. Ja, gij zijt niet besneden en tóch zijt ge wel besneden, want gij zijt gedoopt. Zeker, Paulus zegt hier niet nadrukkelijk dat de doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen. Maar omdat hij heel duidelijk hier zegt: , , Gij zijt besneden, want gij zijt gedoopt", is het duidelijk dat hij van de stelling uitgaat, dat de doop is gekomen inplaats van de besnijdenis.

Dat hij dit niet nadrukkelijk zegt komt alleen, omdat het vanzelf spreekt. Het is zó vanzelfsprekend, dat het onbloedige teken van de doop gekomen is in de plaats van het bloedige teken van de besnijdenis, dat dit niet apart behoefde vermeld te worden.

Gouda

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1966

De Saambinder | 4 Pagina's

De pinkstergemeenten en de kinderdoop

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1966

De Saambinder | 4 Pagina's