Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De pinkstergemeenten en de kinderdoop (slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De pinkstergemeenten en de kinderdoop (slot)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit laatste artikel over de kinderdoop en de bestrijding hiervan door de Pinkstergemeenten willen wij nog even twee zaken aan de orde stellen. Allereerst de kwestie van de doop óf door onderdompeling óf door besprenging. Zoals bekend, menen de Pinkstergroepen, dat de doop alleen door onderdompeling mag worden bediend en dat de bediening van de doop door besprenging niet wettig is.

Aanvankelijk werd inderdaad de doop bediend door onderdompeling. Dit kon ook gemakkelijk, omdat het in de eerste tijd van de christelijke gemeente veelal volwassenen waren, die gedoopt werden, daar de kerk pas begon en gebouwd werd door de zending onder de heidenen. Toch is al spoedig in de kerk de besprenging in gebruik gekomen naast de onderdompeling. Tot in de 13e eeuw kwam in de kerk van het westen de onderdompeling nog voor naast de besprenging. Men vond toen dus beide vormen naast elkaar. Toen echter in de kerk van het westen steeds meer de bejaardendoop uitzondering werd en de kinderdoop regel werd de doop door besprenging steeds meer gewoonte. Het zou immers heel moeilijk zijn om kleine kinderen door onderdompeling te dopen.

De kerk van het oosten handhaaft tot op vandaag de doop door onderdompeling.

Luther gaf de voorkeur aan de doop door onderdompeling. Calvijn hield de vraag voor een adiafora (d.w.z. , , het doet er niets toe").

Én hierin volgen wij Calvijn. Om drie redenen geloven wij, dat wij evengoed door besprenging mogen dopen als door onderdompeling:

1. De hoeveelheid water, waarmee iemand gedoopt wordt (of hij nu helemaal erin gedompeld wordt of alleen besprengd) doet er niets toe. Immers niet het water op zichzelf reinigt van de zonde, maar het is een teken van de afwassing der zonde door het bloed en de Geest van Christus. 2. De betekenis van de doop wordt in de Heilige Schrift aangeduid met het woord besprenging. Zo lezen we in Ezechiël 36 : 25, dat de Heere spreekt: „Ik zal rein water op u sprengen en gij zult rein zijn". We lezen van Mozes, dat hij bij de berg Sinaï het bloed des verbonds op het volk spreidde en in de Hebreënbrief wordt ons geschreven over het bloed der besprenging, dat betere dingen spreekt dan het bloed van Abd. 3. Alle eeuwen door heeft de besprenging bestaan naast de onderdompeling en nooit in al die eeuwen heeft de kerk uitgesproken, dat de doop door besprenging als onwettig moest worden beschouwd. Wij mogen dus evengoed dopen door besprenging als door onderdompeling en wij behoeven niet van één doopwijze een principekwestie maken, zoals de Pinkstergemeenten doen.

Zowel besprenging als onderdompeling zijn een teken van de wassing met het bloed van Christus. Hoewel het niet belangrijk is of men driemaal (zoals in de oude kerk), dan wel éénmaal indompelt of besprengt, toch mag de besprenging ook weer, niet in zo geringe mate geschieden, dat elk denkbeeld van afwassing verloren gaat, evengoed als het Heilig Avondmaal altijd een maaltijd moet blijven.

Tenslotte willen wij nog iets zeggen over de achtste dag. Zoals bekend moest de besnijdenis onder het Oude Testament op de achtste dag plaats vinden. Daarom wordt ons van de zijde der Pinkstergemeenten altijd weer de vraag gesteld, als dan de doop in plaats van de besnijdenis is gekomen, waarom wij de doop dan niet op de achtste dag bedienen.

Wij moeten echter in het oog houden, dat deze achtste dag een betekenis had in verband met de reinheidswetten, die echter alleen voor Israël golden. Bovendien was het kind in de eerste levensdagen nog te teer om deze operatie te ondergaan, maar op de achtste dag kon het zonder teveel gevaar voor de kleine gebeuren.

Wel ligt daar voor ons deze les in, dat wij de bediening van de doop niet nodeloos mogen gaan uitstellen, maar dat zij bediend moet worden, zoals het in onze Dordtse Kerkorde staat: „Zo haast dezelve lijden kan". Calvijn schrijft: „Niet het gemis van de doop, maar wel het nodeloos uitstel van de doop doet een kind verloren gaan".

Zo hebben wij enigszins uitvoerig stilgestaan bij het goed recht van de kinderdoop tegenover de heftige bestrijding daarvan van de zijde van de Pinkstergemeenten. En lezers, het is de moeite waard om daarvoor te strijden. Wat is het immers ontzaggelijk groot, dat reeds in onze prilste jeugd, toen wij er zelfs nog niets van beseften. God de eerste geweest is en in de Heilige Doop Zijn hand op ons voorhoofd heeft gelegd en Zijn rijke verbondsbelofte aan ons voorhoofd heeft verzegeld. Wij hopen nu D.V. de volgende keer te gaan spreken over de Geestesdoop, zoals die door de Pinkstergemeenten wordt geleerd.

Gouda

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 1966

De Saambinder | 4 Pagina's

De pinkstergemeenten en de kinderdoop (slot)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 1966

De Saambinder | 4 Pagina's