Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De twee onderscheiden wegen 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De twee onderscheiden wegen 3

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort, en breed is de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die door dezelve ingaan; Want de poort is eng, en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er, die dezelve vinden. Mattheüs 7 : 13 en 14.

Komt, laat ons dan nog even doorgaan en u bepalen bij het pad des levens. Want hoewel het zalig worden in Christus zeer ruim is, ja, zelfs in Hem alleen is en ook in Hem volkomen is, zo is het nochtans van 's mensen zijde nog altijd een nauwelijks zalig worden, gelijk ook Jezus Zelf zegt. Want de weg, die tot het leven leidt, is een nauwe weg.

Het. leven dat is Christus. In Christus is geen nauwheid, maar die weg die tot het leven leidt, die is nauw, omdat voor de oude mens die weg des levens tot Christus altijd een stervensproces is, zowel in de weg van heiligmaking als in de weg van rechtvaardigmaking. Want och, het is niet genoeg met Ruth eens een keer de keuze te mogen doen. Zeker, het moge een weldaad zijn, maar het is niet genoeg, dat wij met Mozes een weinig ervan mogen kennen, die uit mocht roepen, dat de smaadheid van Christus hem meerdere rijkdom was dan een  zoon van Farao's dochter genaamd te worden. Het is ook niet genoeg met Paulus te kunnen zeggen, dat alles schade en drek geworden is om de uitnemendheid van de kennis van Christus. Het is niet genoeg met Johannes eens aan de borst van de Heere Jezus te mogen liggen. Het is niet genoeg, dat men hemelse liefkozingen en zalige omhelzingen en ontmoetingen in de Heere Jezus mag ontvangen. Want, aan Gods gerechtigheid moet worden genoeg gedaan. Betaal, betaal wat gij schuldig zijt! God komt te Zijner tijd om Zijn recht. Want Sion zal door recht verlost worden. En dan dóet God een afgesneden zaak hier op dé aarde. Dan heeft de zondaar geen penning om te betalen, dan kan hij op duizend vragen geen antwoord geven. Dan wordt hem alle grond onder de voeten als weggenomen. Dan wordt alle verwachting en alle hoop op hetgeen geschied is hem ten enenmale ontnomen. O, dan zal geen Godsontmoeting hem meer kunnen redden. Al had hij ook duizendmaal als in de schoot van Jezus gelegen en Hem door het geloof omhelsd, in het Goddelijk rechtsgeding zal het hem niet baten. Dan moet er aan Gods recht genoeg gedaan worden, terwijl de wet vervloekt een iegelijk, die niet blijft in hetgeen geschreven is in het boek der wet om dat te doen. Dan is het de satan die hem opeist, omdat wij ons moedwillig in zijn schoot geworpen hebben en een verdrag met de satan en een verbond met de hel hebben gemaakt. Dan zal zijn consciëntie aan de zijde Gods komen te staan. Dan zal hij zichzelf moeten veroordelen, en rechtvaardigen wat de satan en de wet van hem eisen.

Ja, zó nauw is die weg, die tot het leven, die tot Christus leidt, om uit Zijn volle borg- en bloedgerechtigheid bediend te worden, dat al onze krachten, al onze rechten, al onze godsdienst, al onze gebeden, al onze tranen, al ons schreien, ja, ons ganse leven, ons ganse zijn, dat alles er aan moet. En waar wij dan verwaardigd worden om de schuld van Adam over te nemen en de rampzaligheid te accepteren en de Goddelijke deugden liever te krijgen dan ons eigen behoud (want van tweeën één, dan moet het recht van God gekrenkt worden, of wij moeten naar de rampzaligheid) en waar wij dan aan de zijde Gods mogen vallen en Gods recht mogen omhelzen en voor eeuwig de verdoemenis aanvaarden, daar treedt die lieve Jezus tussenbeide met Zijn eeuwige waardij en met Zijn rechtvaardigheid, en Hij zegt: , , Vader, Ik wil, dat waar Ik ben. ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt". Dan zal de grote Rechter van hemel en aarde om het bloed van Christus, waarin de zondaar mag gewassen en gereinigd worden, dat gestort is op het kruishout van Golgotha, hem genadig zijn en zeggen: „Verlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale, want Ik heb verzoening gevonden in het dierbare kruisbloed van Golgotha". Dan zal de ziel, waar Christus Zich in Zijn bloedgerechtigheid aan haar openbaart, door het geloof Hem mogen omhelzen, Hem mogen eigenen, bij Hem mogen schuilen en zeggen, gelijk eenmaal een Thomas zeide: „Mijn Heere en mijn God". En gelijk een Maria Magdalena het uitriep: „Rabbouni". Kortom gezegd, waar Christus Zich openbaart in Zijn volle borg  en bloedgerechtigheid, waarin zij gewassen, gereinigd en geheiligd mogen zijn, daar zullen zij ook door Hem tot de Vader worden teruggebracht. Het is gelijk Juda, die borg geworden was voor Benjamin. En als Jozef dan Benjamin wil houden, dan treedt een Juda naar voren en dan zegt hij, dat hij zijn vader beloofd heeft om Benjamin terug te brengen; dat hij voor hem borg geworden is. Met andere woorden: Dan moet hij Juda maar houden.

En nu is het Christus, Die het niet alleen op Zich genomen heeft om de schuld Zijns volks te voldoen, opdat zij zouden gerechtvaardigd worden, maar van Hem geldt ook: , , Die Man zal niet rusten, tenzij Hij die ganse zaak voleindigd heeft".

Diezelfde meerdere Juda, die Christus is het, Die Zijn gerechtigheid aan de zondaar toepast, opdat de zondaar bedekt mag zijn met het sierkleed van Zijn Goddelijke gerechtigheid en heiligheid. Ja, het is de meerdere Juda, Die hem de Vader voor zal ^^iéilen ais een reine maagd zonder vlek en zonder rimpel, opdat het vaderlijk welbehagen, de vaderlijke gunst en de vaderlijke toegenegenheid in de ziel geopenbaard zullen worden. En dan zullen zij ook in het hart des Vaders teruggebracht worden en onder de Vaderlijke zorg zijn gesteld. En mocht het Gode behagen — waar ik nu niet verder op in zal gaan — dat het nog eens Pinksteren mag worden en wij de derde Persoon in het Goddelijke Wezen zullen mogen leren kennen, dan zal die Geest getuigen met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn. Dan zullen wij uitroepen: „Abba, lieve Vader!"

Onthoudt goed: Ge kunt op uw rechtvaardigmaking niet leven. Uw leven is in Hem, Die gezeten is aan de rechterhand des Vaders, in We alle heil en zaligheid is voor Zijn kerk, ja, van Wie ook de dichter zingt:

Bij U, Heer', is de levensbron.
Uw licht doet klaarder dan de zon
ons 't heug'lijk licht aanschouwen".

Dan is ons leven Christus en ons sterven gewin, gelijk ook Paulus zegt: „Want wij die leven, worden altijd in de dood overgegeven om Jezus' wil, opdat ook het leven van Jezus in ons sterfelijk vlees zoude geopenbaard worden".

Dus dat is een voortdurend sterven in de weg van heiligmaking tot de dag van onze dood. Dat is een gedurig sterven aan onze krachten, om als een Heman doodbrakende over de wereld te gaan. Dat is een gedurig sterven aan onze eigen eer, gelijk een Hiskia en gelijk een Simson, die daar amechtig aan de voeten des Heeren terneder lag. Het is een gedurig sterven aan onze eigen wijsheid, om dan in waarheid te leren: „Ik heb geen mensenverstand" en: „Wij zijn van gisteren en weten niet". Het is een sterven aan onze eigengerechtigheid, gelijk een Job, die met een potscherf op de mesthoop gevonden werd om de huid van zijn eigengerechtigheid af te krabben. Want een zondaar te worden voor God, dat is een sterven aan ons eigen leven bij de gedurigheid, gelijk een David te Ziklag, die bedolven werd onder de stenen. Het is een sterven aan ons geloof, gelijk een Petrus, die meer Jehu's ijver bezat dan dat hij genade van Christus had. Het is een gedurig sterven aan onze eigenliefde, gelijk een Abraham, die zeide dat zijn vrouw zijn zuster was. Het is een gedurig sterven aan onze verwachting, gelijk een Mozes, die veertig jaar in de woestijn de schapen moest weiden. En Gode zij dank, wanneer wij mógen sterven aan alles wat bij ons overgebleven is. Want wanneer men niet in de dadelijkheid leert sterven, dan is de mens een autoriteit. Dan wil hij heer, dan wil hij meester, dan wil hij God zijn. Dan steken de Dagons de kop weer op en dan vliegen de spaanders er af, gelijk in de dagen van Petrus, toen hij met het zwaard de oren over het veld deed vliegen. Maar wanneer wij stervende mogen zijn en met .een Jakob hinkende door het leven moeten gaan, dan zullen wij met David menigmaal moeten klagen te wonen in een land, dat dor en mat van droogte brandt en waar de ziel geen lafenis kan krijgen. Dan zullen we met Heman onze weg doodbrakende gaan. Dan zal de mens er aan moeten. Dan kunnen er tijden zijn, dat wij met Elia soms wel wensen te sterven en met Paulus begeerte krijgen: , jWie zal mij verlossen uit het lichaam der zonde en des doods? "

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 1966

De Saambinder | 4 Pagina's

De twee onderscheiden wegen 3

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 1966

De Saambinder | 4 Pagina's