Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De samenzwering tegen het leven van Prins Maurits 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De samenzwering tegen het leven van Prins Maurits 2

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zo waren de samenzweerders tegen Prins Maurits naar verschillende richtingen op de vlucht gegaan. Korenwinder en Van Dijk werden echter weldra, de één te Overschie en de ander te Hazerswoude, gegrepen en naar Den Haag overgebracht. Reinier van Oldenbameveld was naar Scheveningen gegaan om vandaar met een visserspink te vluchten. Maar dat lukte niet, en hij ging toen langs het strand naar Vlieland. Om niet herkend te worden, had hij zich als visser verkleed, doch zijn spraak maakte hem openbaar. Hij werd gevangen genomen en naar Den Haag gezonden. Slatius werd te Rolde (Drente) aangehouden. Als een boer gekleed, zat hij in een herberg met enige burgers. Dezen waren in druk gesprek met de zoon van de commandant van Koevorden, die wachte op een afdeling soldaten met geld voor zijn vader. Daar het konvooi lang uitbleef, meende één der aanwezigen, dat de vijand  het had aangevallen. Anderen zeiden, dat deze er niets van wist, dan mogelijk door spionnen. Hierop zagen zij Slatius aan. Denkende, dat zij over de mislukte aanslag op Prins Maurits spraken, werd hij onrustig, betaalde zijn glas bier en ging heen zonder het te gebruiken. Dit wekte argwaan. Zij liepen hem na en vroegen wie hij was. Zijn antwoord gaf hun aanleiding hem gevangen te houden totdat nadere berichten over hem zouden zijn ingewonnen. Toen het bleek, dat hij Slatius was, werd hij ook naar Den Haag gebracht. Anders was het met Willem van Oldenbarneveld en Van der Dussen. Dezen hadden te Rotterdam voor een grote som geld een schipper overgehaald om hen naar Duitsland te brengen. Zij gingen naar Goch. Hier werden zij door de Spaanse gouverneur heel vriendelijk ontvangen en van het nodige voorzien, zodat zij hun tocht hebben voortgezet naar Brussel. Zij zijn toen in de Spaanse dienst gegaan en Willem ging over naar de roomse kerk. Willems vrouw, een dochter van Mamix van St. Aldegonde, bleef in Holland.

In diezelfde tijd waren er reeds verschillende verdachte personen gevangen genomen. Sommigen werden, toen hun onschuld bewezen was, weer ontslagen. De schuldigen echter werden streng gestraft Op de 27ste februari 1623 werden de mannen, die in de herberg gearresteerd waren, onthoofd. Vier weken later werd Reinier, zoon van Oldenbameveld, op het schavot gebracht. Zijn moeder en zijn vrouw hadden nog getracht bij de Prins gratie te verkrijgen voor hem. Maar dit heeft niet zo mogen zijn. De geschiedschrijver schrijft dan ook: „De rechters hadden echter de zaak reeds in handen en de Stadhouder kon niets doen dan den veroordeelde toestaan, overeenkomstig zijn stand de straf te ondergaan". Reinier, Heer van Groeneveld, besteeg dan ook het schavot gekleed als ridder. Voor zijn sterven zei hij tot zijn omstanders: „ Kwade raad en wraakgierigheid hebben mij hiertoe gebracht. Heb ik iemand misdaan, vergeef het mij". Tegelijk met Reinier werd Korenwinders vonnis uitgevoerd. Op het schavot gekomen sprak hij: "Terecht zegt de apostel Paulus: Die staat, zie toe, dat hij niet valle. En ook Job, dat de mens de ongerechtigheid drinkt als de aarde het water. Deze beide uitspraken heb ik aan mijzelf waarachtig bevonden. Bidt daarom, burgers, dat God almachtig mijn zonden vergeve. Indien ik u iets misdaan heb, vergeef het mij, zoals ik hem vergeef, die mij iets misdaan heeft".

Ook Van Dijk, vroeger sekretaris van Bleiswijk, moest sterven. Voor zijn dood verklaarde hij berouw te hebben. Daarna is ook het vonnis uitgevoerd met Hendrik Slatius. Vroeger was hij predikant te Bleiswijk. Maar hij was door zijn heftig optreden tegen de gereformeerde leer afgezet. Zelfs bij de remonstranten was hij gehaat. De gelegenheid om te wreken had hij met beide handen aangegrepen. De dood van Maurits zou de gereformeerden van grote steun ontroven. Bovendien schreef hij een spotschrift, waarin hij de remonstranten aanspoorde om „zich door de verschrikkelijke wapenen hunner handen te verlossen van de dwingelandij en van de goddeloze hoop der tegenwoordige regenten". Hoewel hij bij het verhoor alles bekend had, beweerde hij toen het vonnis werd voorgelezen, dat hem ten laste gelegd werd wat hij nooit gedaan had. Maar zijn schuld werd bewezen, als samenzweerder tegen het leven van Prins Maurits. Hij werd veroordeeld om onthoofd te worden. Zodra hij op het schavot gekomen was, hield hij een toespraak tot het volk. „Eerlijke, vrome burgers, hier hebt gij Henricus Slatius, over wie men zo lang geroepen en naar wiens bloed men zo zeer gedorst heeft".

De predikant, die voor hem bidden wilde, wees hij af: hij kon het zelf wel. Het is ook voor hem eeuwigheid geworden. Altijd eeuwigheid. Streng was de regering te werk gegaan. Zo de aanslag gelukt was, de gevolgen waren voor kerk en staat heel ernstig geweest.

De Spanjaarden zouden dan van de ontstane verwarring en verdeeldheid hebben gebruik gemaakt om het verloren gebied te herwinnen. Zelfs nu kwam, ofschoon de aanslag verijdeld was, het land in grote beroering. Men dacht, dat de samenzwering door de remonstrantse partij was voorbereid. De remonstrantse predikanten zagen zich genoodzaakt een verweerschrift mt te geven, waarin zij de voorgenomen aanslag afschuwelijk en barbaars noemden.

Terecht werd 31 mei 1623 in al de gewesten een plechtige dankdag gehouden. God had uit vrije ontferming alleen de Prins bewaard en de raadslagen der goddelozen verbroken. De Heere gaf ook in bijzonder voor de kerk rijke dankensstof.

Maar bij dit alles werden de matrozen niet vergeten. Door hun mededeling aan de Prins was het komplot ontdekt en verhinderd zijn plannen uit te voeren. De Prins gaf aan elk een gouden penning met zijn beeltenis en zijn wapen, en een zilveren sabel. Van de regering ontvingen zij ieder f 600, - en f 15, - per maand, zo lang zij leefden. Nog bijna twee jaren werd het Prins Maurits vergund tegen de Spanjaarden te strijden. Hij stierf 23 april 1625.

T. 

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1967

De Saambinder | 4 Pagina's

De samenzwering tegen het leven van Prins Maurits 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1967

De Saambinder | 4 Pagina's