Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kort kommentaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kort kommentaar

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs heeft de Hervormde Synode met algemene stemmen het besluit genomen het koncept voor een nieuw gezangenboek met ongeveer 450 liederen te aanvaarden om in de kerk te worden beproefd. Deze bundel nieuwe gezangen is ontworpen in samenwerking met de syno daalgereformeerde kerken, de doopsgezinden, de remonstranten, de lutherse kerk en de Nederlandse Protestantenbond. Het is dus een oekumenisch liedboek, dat straks in verschillende kerken gebruikt zal worden. De heer W. Vogel, lid van de Hervormde kommissie, meent, blijkens een artikel in Trouw, dat deze bundel gezangen kan bijdragen tot de éénwording der reformatorische kerken (door middel van het gezongen kerklied gaan wij elkaar weer herkennen). Ook op de christelijke lagere en middelbare scholen zal de nieuwe bundel zijn invloed doen gelden (onverdeeld naar de christelijke school). En dan nog zijn betekenis voor de praktijk van de gekombineerde kerk diensten, welke hervormden en gereformeerden al op vele plaatsen in ons land houden, en voor de organisatie en opbouw van het kerkkoren-wezen in Nederland. Men zou kunnen verwachten, aldus de heer Vogel, dat er na zulk nieuws een trilling van blijdschap door christelijk Nederland zou zijn gegaan, of dat de kerkdiensten op de zondag na het synodale besluit in het teken van dank aan de Heere God zouden hebben gestaan om dit wonder, om dit hoopvolle nieuwe begin in de Nederlandse kerkengemeenschap, juist in die dagen samengebracht in de raad van kerken. Want als er toch naar Jezus' woord vreugde is in de hemel om één zondaar, die zich bekeert, dan mogen wij toch op aarde ook wel wat vreugde bedrijven, wanneer zoveel duizenden christenen uit hun eeuwenlange verscheurdheid nu officieel een eensluidend lied voor de Heere gaan zingen.
Ik geloof, dat deze aanhaling wel voor zichzelf spreekt. Het komt wel openbaar welke kant men op wil. Men staat een christendom voor, dat van de zuivere waarheid, door onze godzalige vaderen verdedigd, niet meer weten wil. Of kan men de remonstranten ook nog tot de reformatorische kerken rekenen? Hebben onze gereformeerde vaderen ze heel duidelijk en scherp veroordeeld in de 5 artikelen, nu doen ook zij mee in het samenstellen van een gezangenbundel, die straks gebruikt zal worden in de Gereformeerde Kerken en in de Nederlandse Hervormde Kerk. Het is dan ook wel droevig, dat Prof. Dr. H. Jonker uit Utrecht durft schrijven, gelijk wij lazen in Nederlands Dagblad, dat hij in al deze nieuwe gezangen moeilijk een ketterij kan vinden. Prof. Jonker geloofde, dat deze nieuwe bundel gezangen de kloof wat kan overbruggen en schijntegenstellingen kunnen worden weggenomen.

Er bestaan, volgens Dr. Jonker, dus alleen maar wat schijntegenstellingen tussen de onderscheidene kerken. Is er ook met de remonstranten maar een schijntegenstelling? Men moet toch wel met blindheid geslagen zijn! Onbegrijpelijk is dan ook, dat de afgevaardigden van de Gereformeerde Bond eveneens hebben voorgestemd. Is de Gereformeerde Bond, die altijd tegen het zingen van gezangen was, nu plots omgedraaid? Dit blijkt echter niet zo te zijn. Volgens Ds. J. H. van de Bank, die een artikel over de nieuwe gezangenbundel in de Waarheidsvriend schreef, is het niet zo, dat de Gereformeerde Bond over de bezwaren tegen het zingen uit de huidige bundel is heengestapt. Men heeft dus toch nogwel bezwaren, doch evengoed heeft men voorgestemd. Dit doet toch wel wat vreemd aan! En als men dan de motivering leest, waarom men niet tegen stemde, dan moet men zeggen, dat die motivering slap is. Ik geloof, dat er binnen de kring van de Gereformeerde Bond stemmen gehoord zijn, die zeggen: Waarom eigenlijk geen gezangen zingen? En ja, om de eenheid in eigen kring te handhaven, moet men een beetje laveren.

Waarom stemde men dan voor? Ds. Van de Bank schrijft hierover: Ten eerste is het niet zo, dat het hier gaat om de invoering van het zingen van gezangen in de Hervormde eredienst. Er bestaat een bundel, waartegen zeer velen ernstige bezwaren hebben en houden. Hier ging het om de vervanging van een bestaande bundel. Ten tweede is het zo, dat niet, zoals in het verleden gebeurd is, deze bundel aan welke gemeente dan ook wordt opgedrongen. Het is in de vrijblijvendheid van elke plaatselijke gemeente e meente overgelaten deze koncept-gezangenbundel te gaan beproeven, zodat alle zelfstandigheid bewaard blijft. Ten derde is ter synode gesteld, dat deze bundel overal in de kerk geprobeerd moet worden.
En dan wijst Ds. Van de Bank er op, dat hij een principieel tegenstander is van het experimenteren in de kerkdienst, doch tegelijkertijd schrijft hij, dat het wel zeer aan te bevelen is om, zoals het vanouds gebeurd is met allerlei mooie geestelijke liederen, uit deze bundel in allerlei kringen en verenigingen van jongeren en ouderen te gaan zingen en onder de maatstaf van de Schrift deze liederen te beproeven.

Zoals al gezegd is, ik vind deze argumentering slap. En behalve dat, Ds. Van de Bank heeft er geen bezwaar tegen, dat in allerlei kringen en verenigingen men deze bundel ter hand neemt. Maar is men er dan niet mede schuldig aan, als straks dezejongeren de gezangenbundel ook gebruikt willen zien in de eredienst? Ze zijn er dan mee vertrouwd en hebber. er geen bezwaren meer tegen. Zou men de jeugd niet moeten waarschuwen voor het gevaar, e vaar, dat in het zingen van gezangen gelegen is? Neen, de houding van Ds. Van de Bank is in dezen te laken. Maar ja, wat wil men als men assessor is van het moderamen der synode.

Dan laat Ir. G. B. Smit, die ineen artikel, eveneens in de Waarheidsvriend, niet alleen zijn eigen mening, maar ook die van het hoofdbestuur van de Geref. Bond aan de lezers doorgeeft, een ander geluid horen. Met grote nadruk wijst hij het zingen van gezangen in de eredienst af. Hij schrijft: ,,Als wij slechts psalmen in de liturgie wensen, dan is dat iets, waar wij ons allerminst voor behoeven te schamen. Augustinus en Calvijn zeiden, dat men God niets waardigers kan toezingen dan men zelf van Hem ontvangen heeft. Het is niet te verwonderen, dat het ,,terug naar de Schrift", dat dekerkhervorminginde 16e eeuw beheerste, althans in de calvinistische tak van de Reformatie zijn liturgische parallel had in de terugkeer tot het in de Schrift gegeven liedboek, het boek der psalmen. Toen later de gezangen de liturgie binnendrongen, ging dit gepaard met het vervalvanhetkerkelijk dogma. De gevoelens, die niet meer aan de Schrift genoeg hadden, deden ook de vraag opkomen naar niet uit de Schrift genomen liederen". Hiermee kunnen wij ons van harte verenigen. En hoe nodig is het ook voor onze kring daarop met nadruk te wijzen. Ds. G. H. Kersten schreef reeds in 1933 in de Saambinder: In die gezangendrang kunnen wij niet anders zien dan een nieuw bewijs van het diep verval der Geref. Kerken.

Ja maar, zo zegt men, die psalmen zijn allemaal Oud-Testamentisch. Wij hebben behoefte aan het Nieuw-Testamentisch lied. Waarom toch? Valt over de Oud- Testamentische psalmen niet het licht van het Nieuwe Testament? Spreken de Oud-Testamentische psalmen niet van Christus? Van Zijn borgtocht van eeuwigheid, van Zijn komst in het vlees, van Zijn lijden en sterven, van Zijn opstanding en hemelvaart, van Zijn zitten ter rechterhand Gods en Zijn wederkomst op de wolken? Als de Nieuw-Testamentische gemeente een nieuwe psalmbundel nodig zou hebben gehad, dan had de Heere er in het Nieuwe Testament zeker één gegeven. Ach, als wij de kracht der psalmen maar recht leerden kennen, wij zouden heus geen gezangen begeren. Wij hadden dan aan de psalmen genoeg en wij zouden niet willen, dat ze op één lijn geplaatst e plaatst werden met menselijke liederen.

Daarop wijst ook Ir. Smit. Hij schrijft: ,,Het naar beneden halen van de psalmen door er in de liturgie gezangen als gelijkwaardige liederen naast te plaatsen, is voor de hervormd gereformeerden een zeer verdrietige zaak. Zo zien zij bijvoorbeeld in het doornummeren van de gezangen, te beginnen met 151 een overduidelijk symptoom van deze gelijkschakeling, een gelijkschakeling, die zij niet wensen. Die doornummering is smakeloos".

Laten wij ons maar houden aan wat onze vaderen te Dordt vaststelden (art. 69 der Dordtse Kerkorde): In de kerken zullen alleen de 150 psalmen Davids, de tien geboden, e boden, het onze Vader, de twaalf artikelen des geloofs, de lofzangen van Maria, Zacharias en Simeon gezongen worden. Het gezang: 0 God, Die onze Vader zijt, wordt in de vrijheid der kerken gesteld om hetzelve te gebruiken of na te laten. Alle andere gezangen zalmen uit de kerken weren; en daar er enige al bereids ingevoerd zijn, zal men dezelve met de gevoegeljkste middelen afstellen.

A. v.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1968

De Saambinder | 4 Pagina's

Kort kommentaar

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1968

De Saambinder | 4 Pagina's