Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET TWEEDE KRUISWOORD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET TWEEDE KRUISWOORD

Goede Vrijdag

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Jezus zeide tot hem: Voorwaar zeg Ik u, heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn. Lukas 23 : 43

GOEDE VRIJDAG

Op de kruisheuvel Golgotha hangen de drie kruiselingen in onbeschrijfelijke smarten. En het volk stond en zag het aan, Lukas 23 : 35. Zij gaan de Middelaar bespotten, daar gaat het om. Hoor, zij bespotten Hem: anderen heeft Hij verlost, dat Hij nu Zichzelf verlosse, zo Hij is Christus de Uitverkorene Gods. Kon Hij Zichzelf niet verlossen? O zeker, maar Hij zal het niet doen, naar het verlossingsplan van eeuwigheid. Dan zou God niet verheerlijkt worden en Zijn volk niet aan de zaligheid komen.

Hij was Zich daarvan welbewust, Hij hing hier niet voor Zichzelf, maar dragend de toom Gods. Hij moest voldoen aan het recht Gods en daardoor de verlossing der Zijnen aanbrengen.

En één van de kwaaddoeners, die gehangen waren, lasterde Hem, zeggende: Indien Gij de Christus zijt, verlos Uzelf en ons. Nog een enkel ogenblik en hij is in de eeuwigheid, en nog verzamelt hij zijn laatste krachten om Jezus te bespotten. Welk een blinde afkeer en verharding komen hier openbaar. En toch, hierin is ons aller beeld getekend. Wij zijn in Adam afkerig van God geworden, Jesaja 53 : 6: „Wij keerden ons een iegelijk naar onze eigen weg". Dat is van God af. En al zijn we voor openlijke afkeer van Hem bewaard gebleven, in ons hart leeft en woont hetzelfde, want dan is er geen onderscheid. Zie tevens dat lijden en straf op zichzelf de mens niet tot bekering brengen. Hier komt het tegendeel openbaar. Bekeren is Gods werk, noch voorspoed noch tegenspoed, niets vermag de mens voor de Heere te doen bukken als Hij er niet in mede komt. En zo die ene kruiseling sprak is hij ook gestorven. Hangende naast de Zaligmaker, maar niet in Hem begrepen is het op hem van toepassing, Ps. 36:

Daar zijn de werkers van het kwaad
gevallen in een jammerstaat
waarin zij hulp'loos sterven.

Vreselijk einde, maar in vers 40 staat: de andere kruiseling antwoordende hem, bestrafte hem, zeggende: Vreest gij ook God niet, daar gij in hetzelfde oordeel zijt? Beiden hadden hetzelfde bedreven, beiden waren zij gelijk wij allen, in Adam van God afgevallen, beiden veroordeeld tot de dood. Maar de andere, o, hij was niet meer degene, die hij geweest was, hij was een andere, ja eens Anderen geworden, hij was gerukt uit satans macht en heerschappij, door de onwederstandelijke kracht van de Heilige Geest, van dood levend gemaakt en alzo nu een toonbeeld van soevereine ontferming geworden.

De Heere heeft onderscheid gemaakt waar het niet was. Hoe openbaren de eigenschappen van genade zich duidelijk bij hem. Uit liefde en hoogachting tot de Heere bestraft hij zijn medezondaar, waar hij niet boven staat, neen, want, dat is geen vrucht van genade. Integendeel, hoor wat hij zegt, vers 41: En wij toch rechtvaardiglijk, want wij ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben. Maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan.

Hij veroordeelt- zichzelf en rechtvaardigt de Heere. Zalige stonde om het voor de Heere te verliezen, om.zichzelf te veroordelen en te verfoeien, en voor de Heere in te vallen. Dan ontstaat er droefheid vanwege de zonden. En hoe gaan ze zich tot Hem keren en tot de wet, en hoe moet het geleerd worden dat God niet in en door die weg te bevredigen is.

Hoor hem smeken, vers 42: Heere, gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn. Hij is Gods gramschap waardig, hij heeft geen grond in het belijden van de schuld, ook niet in zijn droefheid en smeken, al moge het bij tijden verlichting geven.

Alles wordt tekort om voor God een bestaan te hebben. God is rechtvaardig en hij is schuldig, en ziet, waar het nu in het leven van een zondaar van zijn kant onmogelijk wordt, hij ten einde raad komt, blijft er over: Heere, gedenk mijner. Maar daar zal de Heere ze niet om laten komen, daar wordt de zaligheid in Christus hun ontsloten. Neen, vlees en bloed openbaart dit niet. Zo was het ook bij de moordenaar, dat hij door het geloof op de Heere mocht zien en dat al wat aan Hem is gans begeerlijk werd.

Hij noemt Hem Heere en spreekt van Zijn Koninkrijk. Door de Heilige Geest was het geloofsoog voor Hem ontsloten. Hij belijdt Zijn grootheid dat Hij de Heere is, de Eigenaar van Zijn kerk en de Eigenaar van alles. Al is Hij veracht, al hangt Hij aan het kruis. Hij is hem dierbaar, zijn hart gaat naar Hem uit, hij neemt de toevlucht tot Hem.

Hij spreekt ook van Zijn Koninkrijk, erkent dat Hij Koning is. Als Hij hem wilde gedenken, dan lag daar zijn zaligheid in, om met Hem in Zijn Koninkrijk te zijn, om zich in Hem te vermaken, om zich in Hem te verblijden. Ziet, dat is Zijn eigen werk, want wij zien geen gedaante of heerlijkheid aan of in Hem, dat wij Hem zouden begeerd hebben.

Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht. O, leerden we nog voor de Heere invallen: wij toch rechtvaardig, wij ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben. En het smeken zou niet achterwege > blijven, dat wordt een behoefte en een heilige noodzaak: Heere, gedenk mijner. Maar ook is het de Heere, Die Zich wendt tot het gebed desgenen, die gans ontbloot is, Ps. 102. Want nauwelijks is de bede geslaakt of de Heere geeft hem antwoord, zie vers 43. En Jezus zeide tot hem: Voorwaar zeg Ik u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.

Voorwaar, dat woord gebruikte Christus veel, het is een woord tot bevestiging van hetgeen Hij spreekt. Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn. Het paradijs spreekt van een zalig verleden. Daar stond de naar Gods beeld geschapen mens in een rechte verhouding met God, kende Hem recht, offerde zich de Heere op, was gesteld met God over al het geschapene en leefde in de gemeenschap Gods. Maar hoe kan nu een zondaar terugkeren en naderen tot de toegang? Daar had de Heere een engel gesteld met een uitgetrokken zwaard om de toegang tot de hof te bewaken. En nooit is het door onze val meer mogelijk om van 's mensen kant in Gods gemeenschap gesteld te worden. Maar hier wordt het heilgeheim van zalig worden geopenbaard. Dat gaat door het onmogelijke, dat gaat door de dood heen tot het leven, tot het eeuwig leven in Gods gemeenschap.

Als de Heere Jezus sterft, gaat Hij in Zijn Koninkrijk en de moordenaar zal meegaan. Wat zou het geweest zijn voor de moordenaar zonder Hem? Hierin ligt een toetssteen voor ons allen. Hemelzoekers zijn we van nature allen en de wereld is er vol van, maar die God zoeken vinden overal en in alles buiten Hem de dood.

Wat zou het voor de moordenaar geweest zijn zonder Hem. Immers niets. Maar nu met Christus alles. O, dat „met Mij" en dat „door Hem". Hij is de Middelaar van verdienste, maar ook van toepassing. Hij is de laatste Adam, want zijn we allen door en in de eerste Adam de zaligheid verloren, zo zullen allen, die in Hem begrepen zijn, de zaligheid weer herkrijgen. Daarom zal ook de moordenaar ingaan met Hem, gewassen in Zijn bloed en gereinigd door de Heilige Geest zal hij de Vader voorgesteld worden zonder vlek of rimpel. Zal hij ingaan in de vreugde des Heeren. Straks zullen ziel en lichaam scheiden, maar zijn ziel zal eeuwig gaan juichen, Ps. 103:

Zo ver het west verwijderd is van 't oosten
zo ver heeft Hij om onze ziel te troosten,
van ons de schuld en zonde weggedaan.

Hoe is hierin tevens afgebeeld wat door alle eeuwen heen is geschied en geschieden zal, namelijk hoe Hij enerzijds is een rots der ergernis en anderzijds een kracht Gods tot zaligheid degenen, die in Hem geloven.

O laat, medezondaar en medereiziger naar de eeuwigheid, het niet op het einde van uw leven aankomen, want het is Gods gewone weg niet in het bekeren van de zondaar. Dat heeft de Heere hier gedaan en dat doet Hij nog wel, om Zijn vrijmacht te bewijzen. En ook om te laten zien, dat geen zondaar te groot is om tot God te worden bekeerd. Wij zijn van nature gelijk de farizeën, wij menen dat we zien, daarom blijft onze zonde. O, zoek dan de Heere terwijl Hij te vinden is, want wie zijn zonden belijdt en laat, zal barmhartigheid geschieden.

De moordenaar is ingegaan met Hem in Zijn Koninkrijk. Zo zullen al Gods kinderen éénmaal met Hem eeuwig leven. Daar zal geen zonde meer scheiding maken, geen vrees en twijfel het hart meer vervullen, maar daar zal God zijn alles en in allen. Ps. 105 : 24:

Men roem' dan d' Oppermajesteit,
om zoveel gunst in eeuwigheid.

Yerseke

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 maart 1970

De Saambinder | 4 Pagina's

HET TWEEDE KRUISWOORD

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 maart 1970

De Saambinder | 4 Pagina's