Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE OPSTANDING DES VLESES

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE OPSTANDING DES VLESES

Want dewijl de dood door een mens is, zo is ook de opstanding der doden door een Mens. 1 Kor. 15 : 21

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Korinthe was te dier tijd, dat Paulus deze eerste brief aan de gemeente aldaar schreef, een zeer grote stad met Romeinse kolonisten en vele Joden, wonende te midden van de Grieken. Zeer afgodisch en onzedelijk was de bevolking met haar ontelbare slaven, zeer diepgezonken en van de ware God totaal vervreemd. Daar was Paulus gekomen om te prediken het Evangelie der genade Gods, betuigende beide Joden en Grieken, dat Jezus was de Christus. Maar de Joden wederstonden en lasterden en daarom wendde Paulus zich van toen aan tot de heidenen.

Veel zegen had hij op zijn prediking, zelfs werd de overste der synagoge, Crispus, tot God bekeerd. Hoereerders, dronkaards, rovers werden toegebracht tot de gemeente, die zalig worden zal, naar het Woord des Heeren: „Zijt niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet, want Ik ben met u, en niemand zal de hand aan u leggen om u kwaad te doen, want Ik heb veel volks in deze stad", Hand. 18:9-10.

De gemeente des levenden Gods werd gebouwd naast de synagoge des satans, rijken en armen, aanzienlijken en geringen, vrijen en slaven namen deel aan de liefdemaaltijden. Daar was verscheidenheid der gaven door de werking van één en dezelfde Geest. Maar na het vertrek van de apostel Paulus, die daar bijna twee jaren gebleven was, kwamen de verzoekingen, twistingen, afvalligheden en opstandigheden. Vermeende wijsheid, vleselijke gezindheid, partijschappen dreigden de gemeente te gronde te richten, door de listige omleidingen des duivels. Geestelijke stromingen ontstonden, een antinomiaanse stroming, die de grote onzedelijkheid wilde goedpraten onder een schijn van godsdienst. Zij maakten van de vrijheid, die in Christus Jezus is, een oorzaak om te leven naar het vlees. Dezelfde losbandigheid op zedelijk gebied, die onder de heidenen algemeen in zwang was en voor geen zonde en schande geacht werd, wilden degenen, die uit de heidenen waren, ook als leden der christelijke kerk aan de hand houden, tegen het uitdrukkelijk verbod van de wet Gods in.

Daartegenover stond een Judaïstische stroming, onder de verkeerde leiding van de wettische leraren, die de gemeente des Nieuwen Testaments weder wilden brengen onder de bolster van de wet van Mozes, zeggende dat als de christenen uit de heidenen zich niet lieten besnijden, dat zij niet konden zalig worden. Maar dat hield vanzelf ook in, dat alle ceremoniële en burgerlijke wetten met de zedewet onderhouden moesten worden. En dat ondanks God van de hemel het voorhang des tempels gescheurd had bij het sterven van Jezus Christus op het hout des kruises, als een bewijs, dat al die wetten in en door de zo diep versmade Christus vervuld waren. Bovendien was er ook nog een wijsgerige stroming der Griekse filosofie, die Gods Woord verdraaide naar eigen mening door zogenaamde allegorie of vergeestelijking. Zo deed men bok met het leerstuk van de opstanding des vleses ten jongsten dage, zeggende dat de opstanding alrede geschied was, daarbij doelend op de opwekking uit het graf der zonde.

Toen Paulus van dat alles bericht ontvangen had, vond hij daarin overvloedige aanleiding om een lange pittige brief te schrijven met apostolische macht en gezag, hetgeen gelukkig, naar later gebleken is, een zeer gunstige uitwerking heeft gehad, al waren niet alle leden even gunstig over hem denkende, daar de één zei, dat hij van Paulus, maar de ander zei, dat hij van Cefas, dat is van Petrus, was. Weer een ander zei, dat hij van Apollos was, en weer anderen maakten zelfs Christus tot een partijhoofd. Desondanks sloeg deze zo scherpe eerste brief geweldig in bij de gemeente van Korinthe. Paulus, een goede krijgsknecht van Jezus Christus, gordde het zwaard des Geestes aan, hetwelk is het levend en krachtig Woord Gods. Hij deed dat onder meer om te bewijzen, dat er wel degelijk een opstanding der doden wezen zal ten jongsten dage. Hij legde op een uitmuntende wijze het duidelijk verband uit tussen de opstanding van Jezus Christus uit de doden en de opstanding uit de doden der Zijnen, bij Zijn komst op de wolken des hemels, terwijl de goddelozen eveneens zullen opstaan, maar niet als Gods kinderen in heerlijkheid, maar tot versmaadheid en afgrijzen.

Na de opstanding van Christus te hebben vastgesteld en haar te hebben gesteld als een waarborg voor de zalige opstanding der Zijnen, is hij tenslotte de rijke troost gaan aantonen, die in deze leer van de opstanding des vleses ligt voor allen, die in Christus zijn, die niet naar het vlees leven, maar naar de Geest, Gode tot heerlijkheid.

Maar waarom wilde men in Korinthe, ondanks de vele klare bewijzen, toch vasthouden aan de gedachte, dat al de duidelijke uitspraken der Schrift, omtrent de opstanding des vleses ten jongsten dage, moesten vergeestelijkt worden? Omdat men, verleid door zulken, die de genade niet in het hart ontvangen hadden, onmogelijk kon geloven, dat al de miljoenen, die geleefd hebben en gestorven zijn en wier lichamen reeds lang tot stof vergaan zijn, weder zouden kunnen worden opgewekt. De onkunde omtrent Gods alvermogen, de blindheid ten aanzien van het nut van Christus' opstanding en het vermeende menselijk verstand, deden het ten zeerste onwaarschijnlijk voorkomen. Maar dat was alles een bewijs van de kracht van het ongeloof en van des mensen geestelijke doodstaat. De vrees voor de dood en eveneens de vrees voor de opstanding des vleses was bij alle natuurlijke mensen in Korinthe de aanleiding tot de ijdele hoop, dat er geen opstanding der doden wezen zou. Men wilde liever, dat de dood slechts een gevolg zou zijn van de natuur, inplaats van het waarachtige Woord Gods te geloven, dat duidelijk leert, dat door de zonde van Adam de dood is gekomen over alle mensen. De dood is door één mens in de wereld gekomen, en die mens was Adam, die ondanks de uitdrukkelijke bedreiging Gods: „Ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven", zich door de slang en door Eva liet verleiden om te eten van de verboden vrucht. Als gevolg daarvan klonk het dan ook in zijn oren met Goddelijke majesteit: „Stof zijt gij en gij zult tot stof wederkeren".

De natuurlijke dood als scheiding van ziel en lichaam ging gepaard met de geestelijke en de eeuwige dood en deze drievoudige dood is door Adam gekomen over hem zelf en over al zijn nakomelingen, omdat Adam in het werkverbond vóór de val al zijn nakomelingen representeerde. Sterven is onnatuurlijk. De mens was geschapen om God, zijn Schepper, recht te kennen. Hem van harte lief te hebben en met Hem in de eeuwige zaligheid te leven. Maar als de mens in eer was heeft hij het niet verstaan en zich losgerukt van zijn levenswortel, zodat noodzakelijk sterven volgen moest. Maar nu is het zulk een eeuwig wonder, dat God Zijn Zoon wilde zenden in de gelijkheid des zondigen vleses, en dat voor de zonde, om namelijk die te verzoenen voor de uitverkorenen Gods door lijden en sterven, en dat er nu ook sprake mag zijn van verlossing van de heerschappij des doods. Christus heeft willen sterven voor dezulken, die lagen onder het vonnis des doods.

Werkendam

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1970

De Saambinder | 4 Pagina's

DE OPSTANDING DES VLESES

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1970

De Saambinder | 4 Pagina's