Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKRECHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKRECHT

Toelichting op de D.K.O. Art. 65

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daar de lijkpredikatiën niet zijn, zal men ze niet instellen, en daar ze nu alreede zijn aangenomen, zal naarstigheid gedaan worden, om deze met de gevoeglijkste middelen af te doen.

LIJKPREDIKATIES

Dit artikel is opgesteld voor de bestrijding van het roomse bijgeloof. Als zodanig had het vooral betekenis in de eerste eeuw der Reformatie, toen er nog veel van de roomse zuurdesem nawerkte. Rome kende haar lijkpredikaties en de begrafenis was daar een kerkelijke lijkdienst. Het lijk werd in de kerk of kapel gebracht en de priester hield dan over de lijkbaar een soort predikatie met gebeden voor de zielerust der afgestorvene en na besprenging met het wijwater werd de dode „in gewijde aarde" begraven. Tegen het vasthouden van deze kerkelijke lijkdiensten waren er bij de Reformatie een tweeërlei bezwaar: Ie dat het eenvoudige kerkvolk, nog niet geheel los van de roomse zuurdesem, er een bijgelovige betekenis aan zou blijven hechten en de gebeden als een voorbede voor de afgestorvenen zou beschouwen. - . 2e dat in de prediking al te zeer' de „lof der afgestorvenen" en niet eerst van de dood aan de levenden werd verkondigd. De oude Synodes dringen er daarom met kracht op aan dat de lijkdiensten geheel werden afgeschaft, maar waar dit nog niet kon, omdat het volk er nog teveel aan gehecht was, waarschuwde men er toch voor om deze predikaties zo eenvoudig mogelijk te houden. Zo besloot de kerkelijke vergadering te Antwerpen in 1864: „Men zal bij de begrafenis der doden geen gebeden noch predikatiën doen om alle bijgelovigheden te vermijden". En de Synode van Dordrecht, 1578, wilde dat ze alleen geduld werden zolang de gehele afschaffing nog niet zonder ergernis kon plaatsvinden. Er werd de waarschuwing gedaan dat dan de predikaties meer de vorm moesten hebben van een onvoorbereide vermaning, geen predikaties mochten het zijn die met gebeden begonnen en met dankzegging gesloten werden. Verder werd er voor gewaarschuwd dat de lof van de afgestorvenen zou worden verkondigd. Later werd besloten om de „Dankzegging bij de begrafenis der doden" uit de liturgie achter de Catechismus weg te doen en het was de Synode van Middelburg, 1581, die hiertoe het besluit nam.

.Ook tegen het brengen van het lijk in de kerk had men nogal bezwaren en in Appingedam 1608, nam de kerkelijke vergadering dan ook het besluit: „Het is niet goedgevonden, dat de doden in de kerk gebracht en daarover gepredikt wordt, en evenmin dat men bij het graf lijkpredikatiën doen zal". Heeft in onze dagen dit  artikel als bestrijding van het roomse bijgeloof wel haar direkte betekenis verloren, wel heeft het heden nog de betekenis om er op te wijzen dat de begrafenis toch zoveel mogelijk haar christelijke soberheid zal houden. Als zodanig is het nog altijd van belang dat alles zo eenvoudig zal geschieden. Eenvoudig kan toch plechtig zijn, en vooral dat toch de gestorvene niet als mens verheerlijkt zal worden en dit kan ook gebeuren zonder dat men daarbij de gaven en de genade die de Heere heeft geschonken behoeft te miskennen. .

Dit artikel verbiedt dus van de begrafenis een officiële kerkelijke lijkdienst te maken. De begrafenis is een' familieaangelegenheid waarbij de familie haar eigen ambtsdragers uitnodigt, predikant of ouderling, om de leiding van de begrafenis te hebben. Zo er in bijzondere omstandigheden een andere predikant begeerd wordt, dan heeft de familie daarover overleg te plegen met haar kerkeraad. Dit geldt ook in een vakante gemeente die geen predikant heeft. Dit is volgens de D.K.O. die in art. 23 zegt dat het ambtelijke roeping is van de ouderlingen „om bijzonder de lidmaten der gemeente te vertroosten*. En een predikant'van elders mag niet zonder de toestemming van de kerkeraad ter plaatse het werk doen wat niet tot zijn eigen gemeente behoort. Het artikel verbiedt niet dat de leider in het sterfhuis en op de begraafplaats een- gedeelte van de Schrift leest en naar aanleiding hiervan een woord van troost en vermaning spreekt en een gebed doet. Maar deze toespraken en gebeden mogen niet het ambtelijk karakter dragen van een publieke dienst des Woords en der gebeden.

deG.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 1971

De Saambinder | 4 Pagina's

KERKRECHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 1971

De Saambinder | 4 Pagina's