Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN GOEDE HOOP (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN GOEDE HOOP (2)

, , en goede hoop in genade". 2 Thess. 2 : 16b.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hier nu in onze tekst horen we het noemen van de Heilige Geest. En welke hoop noemt de Heilige Geest hier als een goede en gegronde hoop ? Het is de hoop in genade. Genade is de grond der hoop. Dat verplaatst ons naar het terrein van een ter dood veroordeelde. Als u zo iemand naar zijn hoop zou vragen zou hij zeggen: De genade van de koning. Hij kan niet meer zeggen: ik hoop op mijn onschuld, mijn goede gedrag, mijn berouw en tranen. Nee, waar zijn schuld bij het recht vaststaat is er nog maar één hoop, dat hij de dood zal ontkomen en dat is de genade van de koning. Naar dit terrein verplaatst ons het woord genade. Wij roemen in het woord „genade" zonder dit goed te beseffen. Wie van genade spreekt, die spreekt daardoor tegelijkertijd van schuld en veroordeling. Het is een schuldige en anders niet, die hoopt in genade. Het is een volk door de Heilige Geest overtuigd van hun schuld en zonde. Zij worden innerlijk en krachtig overreed van de grootheid en gruwelijkheid hunner zonden. Met David moeten zij zeggen: , , want ik gevoel de grootheid van mijn kwaad".

Wat buigt dit de mens diep terneder. Hier vlieten de tranen van droefheid en berouw. Maar hier is ook dat diepe buigen onder Gods rechtvaardigheid. Zij toch weten het, dat God niet alleen barmhartig, maar ook rechtvaardig is. Zij gevoelen: , , God kan de schuldige geenszins onschuldig houden". Wat zijn zij diep overtuigd van hun eigen grote schuld en Gods rechtvaardigheid. Deze twee zaken samen genomen moeten zij dan ook roepen: „Het is buiten hoop". Als God blijft Die Hij is, namelijk rechtvaardig en heilig en ook zij blijven die ze zijn, namelijk schuldig en onrein, niets anders kunnende dan de schuld dagelijks groter maken, zie dan is het kwijt en verloren.

Dat is de nood van de waarlijk ontdekte zondaar. Deze ware kennis van God en onszelf brengt ons in het onmogelijke en af gesnedene. Nee, God verandert niet. Zijn eisen om betaling worden sterker en dringender. De wet dringt al meer aan met zijn vloek. Maar ook zij veranderen niet. Hun hart schijnt steeds meer schuilhoeken te bevatten. Hun schuld groeit en al hun gerechtigheden worden in het licht van Gods heiligheid een wegwerpelijk kleed. Zou er bij zo'n mens nog wel van hoop gesproken kunnen worden? Deze vraag moet tweeërlei beantwoord worden. Als we denken aan hoop op verbetering, tranen of goede werken, dan moet inderdaad gezegd: nee. Op dit alles ziende moet die mens roepen: „Het is buiten hoop".

In het licht van Gods geduchte majesteit zijn al hun gerechtigheden een wegwerpelijk kleed geworden. Zij gevoelen voor God niet te kunnen bestaan. Van die zijde is het kwijt en verloren. Zij toch gevoelen op het diepst de waarheid van Paulus woord: „Uit de werken der wet zal geen vlees voor God gerechtvaardigd worden". Maar aan de andere zijde is er toch hoop. U zult vragen: waarop dan? Waarop zal zo'n rondom veroordeeld zondaar nog hopen? Het antwoord is hier: op genade. Er is in de ware ontdekking een hand Gods, Die de zondaar slaat en verwondt. Maar er is in dat wondere werk ook een hand Gods, Die trekt en heelt. God heeft die hoop in het hart gelegd. God geeft ons die hoop. Temidden van al de vuurvlammen van goddelijke •toorn over de zonde laat God lichtstralen der hoop in de ziel van de vrezende zondaar vallen. Door Zijn Geest en Woord wekt Hij de hoop in het hart. Er valt niet alleen licht over eigen schuld en vloekwaardigheid, maar tegelijk ook licht over Gods beloftenissen, die spreken van genade voor de grootste der zondaren.

Hoe wordt dit reeds gezien in het eerste ontwaken van de eertijds dood in zonden en misdaden neerliggende zondaar. Reeds bij dat eerste ontwaken zegt de hoop: „Ik zal Mijn Rechter om genade bidden". Het doet ze zeggen in al hun strijd en veroordeling: Ik blijf den Heer verwachten; Mijn ziel wacht ongestoord; Ik hoop in al mijn klachten, Op Zijn onfeilbaar Woord. Mijn ziel vol angst en zorgen, Wacht sterker op den Heer' Dan wachters op den morgen; Den morgen, ach wanneer?

Nee, niet zonder uitzien en'verwachten is dat ellendige en schuldige volk. Er is hoop. Maar alleen op genade. Deze -hoop op genade wordt sterker naar de mate de mens alle andere hoop en verwachting verliest. Niemand is zo geschikt om op genade te hopen, dan hij die rondom veroordeeld is. Tegelijkertijd laat Gods Geest immers meer licht vallen op de genade Gods. Zij ontvangen een gelovige kennis van de genade Gods geopenbaard in de Heere Jezus Christus. Het is een hoop, die zich richt op Christus' Persoon en werk. Dan weer eens ziet het geloof op Zijn komst in de wereld; dan weer meer op Zijn verzoenend sterven aan het kruis; dan weer op Zijn dragen van de eisende wet in het binnenste van Zijn ingewand; dan weer meer op Zijn opstanding en hemelvaart of Zijn arbeid aan des Vaders rechterhand. Maar hoe de kompasnaald der hoop ook draaien moge, altijd heeft zij de volle Christus op het oog. Een goede hoop in genade te hebben wil echter niet alleen zeggen op de genade Gods in Christus gezien te hebben, maar op die genade geheel en al te zijn neergezonken. Dit neerzinken des geloofs heeft vooral opzicht op Christus verzoenende arbeid van Golgotha. Er is een werk waarin God twee dingen doet, die naar onze bevatting niet te verenigen zijn. In Christus verzoeningsarbeid toornt God namelijk over de zonde en vergeeft tegelijk de zondaar.

Dat geheim te mogen doorgronden. Te zien en te vinden een God, Die vrede en gerechtigheid elkander met een kus doet ontmoeten. Wat maakt dit de genade rijk en vrij. Op grond van Jezus verzoeningsarbeid mag de zondaar zo eerlijk zalig worden. Het is een begenadiging zonder het recht terzijde te stellen. Het is de Heilige Geest, Die de zondaar van deze verzoening kennis geeft en verzekert. Hij doet de beloften van het evangelie in de ziel indalen en roept ons toe: „Gij hebt genade bij God gevonden". Wat is dat een wonder: Genade gevonden te hebben in de ogen van een heilig en rechtvaardig God. En dit alles alleen om de arbeid van de Heere Jezus Christus.

De ware hoop blijft voorts rusten in genade. Een andere naam krijgt de hoop nooit als zijnde een hoop in genade. Bij hun sterven moeten de beste heiligen genade stellen tot hun enige hoop en bidden: „O God wees mij zondaar genadig!" Mogen we u nu vragen of dit uw hoop is? Wel dan zijt gij voor God een veroordeeld misdadiger geworden en gebleven, maar mag u als zulk een veroordeelde roemen in uw hoop in genade. Laat dan deze hoop uw helm zijn in de strijd. Gelijk Paulus spreekt over de helm der hoop. Laat deze hoop uw anker zijn in de storm. Gelijk de Schrift zegt: „Wij hebben de hoop als een anker der ziel". Ja, laat deze hoop de vleugels mogen zijn van een arend om ons boven de wereld te verheffen. Opdat alzo eenmaal deze hoop verwisseld worde in bezit en aanschouwen.

Wyckoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1971

De Saambinder | 4 Pagina's

EEN GOEDE HOOP (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1971

De Saambinder | 4 Pagina's