Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE GENEZING VAN DE TIEN MELAATSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE GENEZING VAN DE TIEN MELAATSEN

„En Jezus antwoordende, zeide: „Zijn niet de tien gereinigd geworden? En waar zijn de negen? " Lukas 17 : 17

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

God heeft alles schoon en heerlijk geschapen. In de staat der rechtheid was er op aarde vrede en volkomen harmonie. De woonplaats van onze voorouders, de hof van Eden, was prachtig en zeer schoon. Weet u wat het heerlijkste was ? Dat de mens Gods liefde en gunst mocht ervaren en wandelde in het licht des hemels. En zie, plotseling werd dit hemels geluk verstoord en de gemeenschap met God verbroken.

Wat was daarvan de oorzaak? De mens stond op tegen zijn Schepper en zondigde tegen zijn Weldoener. De Heere strafte deze zonde en de dood kwam in de wereld. Adam en Eva werden dadelijk uit het schone paradijs verbannen. Alles kwijt; God kwijt; het paradijs kwijt; de vrede des harten kwijt. De blijdschap des harten en de voorspoed verdwenen, de ellende en de dood kwamen ervoor in de plaats. Wat is de wereld.? Een paradijs of een ballingsoord? Wat geeft het menselijk leven? Het uitnemendste van ons leven is moeite en verdriet. Onze wereld is een tranendal. Het is een zee van jammer en ellende. De mens probeert om van de aarde een paradijs te maken, maar alle middelen falen. De dood heerst over de mens, hij bedreigt ons van onze geboorte tot onze laatste levenssnik. De dood verbreekt de tederste banden en verwoest het schoonste levensgeluk. Het menselijk leven is vol van teleurstellingen, ziekten en kruisen. Wat een ziekten en ongeneeslijke kwalen zijn er in de wereld! Bezoekt de ziekenhuizen en de inrichtingen voor mensen die geestelijk gestoord zijn. Er wordt wat geleden in de wereld! Soms ontmoet u mensen die een ongeneeslijke ziekte hebben, ze zijn opgegeven door al de doktoren. Deze arme mensen wachten op redding en hopen dat ze door een wonder toch nog beter zullen worden. Wat is meestal de werkelijkheid? Ze wachten op de dood. Hebt u nooit iemand ontmoet die melaats was of een ongeneeslijk kankergezwel had ? Wat een lijden en smart wordt er dan aanschouwd!

Weet u wat het ongelukkigste is ? Als we leven met de dood voor ogen en geen hoop hebben voor de grote eeuwigheid! Iemand die kanker heeft is te beklagen omdat hij meestal met rasse schreden de dood tegemoet gaat. Maar weet u wel, dat we allen eens moeten sterven aan onze zondekwaal? De dood komt eens tot ons, we moeten sterven en God ontmoeten, ledere dag die we beleven en elk uur van ons menselijk leven brengt ons nader tot 'dood en eeuwigheid. Geloven we dat? Beleven we dat? Staan we daar wel eens bij stil?

Christus heeft tijdens Zijn omwandeling op aarde veel mensen genezen. Hij is de grote Hogepriester. Hij heeft Zich ontfermd over zondaren en vele zieken genezen door Zijn machtwoord. Blinden ontvingen het gezicht en kreupelen wandelden opnieuw. Wanneer Christus naar Jeruzalem reisde, ging hij dikwijls door Samaria. De Joden die uit Galilea naar Jeruzalem reisden gingen meestal door het Over Jordaanse naar de Davidstad. Ze wilden geen kontakt hebben met de Samaritanen, ze beschouwden hen als heidenen. Christus, de Heilige Israels, reisde juist door Samaria. Wat een weldaad is het, dat Christus door Samaria wilde reizen! Nu kunnen wij ook nog zalig worden! Christus kwam in een dorp in Samaria en daar had Hij een ontmoeting met tien ongelukkige mensen. Deze ontmoeting was niet toevallig, neen, die was in Gods heilige voorzienigheid. Tien melaatsen kwamen in kontakt met Christus. De melaatsheid was in de oudheid een vreselijke ziekte, een zware beproeving, een ontzettende ellende. De melaatsen waren praktisch allen ten dode opgeschreven. Wanneer iemand melaats was, werd hij uit de samenleving verbannen en hij moest in afzondering leven. En wanneer ze op de weg wandelden, moesten ze van verre roepen: „Onrein! Onrein!"

De melaatsheid is een beeld van de zonde. We zijn allen onrein voor God door erf- en dadelijke zonden. Hoe onrein moeten we niet zijn voor het oog van een heilig en vlekkeloos God. Duizenden erkennen dat ze melaats zijn door de zonden, maar hun zielemelaatsheid drijft hen niet uit tot Gods genadetroon. Het is voor ons allen nodig, dat we als een arme, schuldige en melaatse zondaar vluchten tot de levende God. De Heere alleen kan ons redden van het verderf en reinigen van al onze zonden. De tien melaatse mannen staan daar voor Christus. De Heere kent deze arme lijders en Hij zal hen op wondervolle wijze genezen. Melaats zijn is ontzettend, maar een melaats zondaar zijn is nog veel erger. Tien melaatsen, wat een vreselijk gezicht! Allen ten dode opgeschreven! Weet u wat het vreselijkste is in de menselijke samenleving? Dat er zoveel onbekeerde zondaren zijn, mensen die zonder God leven. Heeft u dat nooit getroffen ? Heeft het ons nooit ontroerd in onze ziel, dat er duizenden mensen voor eeuwig verloren gaan? Denkt u nooit aan uw onbekeerde kinderen en bloedverwanten, die aan de rand van het verderf wandelen? Een melaatse verspreidt door zijn ziekte een vreselijke geur, een doodslucht. Er gaat van ieder mens een reuk uit, van sommige mensen een reuk van godzaligheid, van de zondaar een graflucht

Deze melaatse mannen smeekten Christus om hulp en genezing. Ze verhieven hun stem en riepen: „Jezus, Meester, ontferm U onzer". Deze ongelukkigen wisten dat ze melaats waren en erkenden hun ellende. Ze stonden van verre. Een zondaar die door Gods Geest bearbeid wordt, is verslagen van hart en staat van verre. Hij is schuldig en onrein, hij slaat zijn ogen naar beneden. En toch, hij roept om ontferming en genade, hij kan niet anders. Het wordt nood in zijn ziel en zo wordt hij een geweldhebber op het Koninkrijk der hemelen. Is alle roepen tot God een smeken om bekering des harten? Helaas neen, velen roepen tot God als ze in nood komen en nergens uitkomst zien. Het zijn de omstandigheden welke hen doen roepen tot de levende God en als de nood geweken is leven ze rustig in de zonde voort. De Heere geeft verhoring op het gebed aan mensen die in oprechtheid c^es harten tot Hem vluchten. Is een gebedsverhoring een grond voor de eeuwigheid? Neen, er is ook een wondergeloof. Dit is alleen voor dit tijdelijk leven, dat is geen grond voor de eeuwigheid. Jezus luisterde naar het smeekgebed van de melaatse mannen. Hij ontfermde Zich over hen en openbaarde Zijn liefde en wondermacht. Hij zeide tot hen: „Gaat heen en vertoont uzelf aan de priester". Wondervol woord! Christus spreekt en Zijn Woord is met kracht. Wat gebeurde er met deze melaatse mannen? Ze gehoorzaamden Christus' woord en toen ze op weg gingen werden ze allen plotseling genezen. Wat een heerlijke verandering! De melaatsheid week en ze ontvingen volkomen beterschap. Wat moet er niet omgegaan zijn in het hart van deze melaatsen toen ze merkten dat ze genezen waren. Genezen van een dodelijke kwaal! Ze konden weer samenleven met hun familie en vrienden. Ze waren geen uitgeworpenen meer, een nieuw leven lag voor hen.

Wie kan de blijdschap beschrijven van deze mensen! En toch, hoewel ze zo bijzonder beweldadigd waren door Christus, waren ze niet dankbaar. Jezus genas de melaatsen en wat was de vrucht? Slechts één keerde weder om God te eren en te prijzen. Wanneer God een zondaar bekeert valt hij op zijn knieën en dan aanbidt hij zijn Weldoener. De eerste vrucht van het leven der genade is verbrokenheid des harten en de verheerlijking Gods. Christus genas tien melaatsen en slechts één kwam terug om God de eer te geven.

God verheerlijken dat is' iets anders dan danken met de mond. Wie was de man die wederkeerde om zijn Verlosser te danken en God te verheerlijken ? Een Jood ? Neen, een Samaritaan! Deze man viel voor Christus in het stof en erkende Gods goedheid. Het staat er zo schoon, zo treffend: „Met grote stem God verheerlijkende". God verheerlijken, dat is ware dankbaarheid. Het was voor deze Samaritaan zo groot, dat Christus Zich over hem ontfermd had. Het is voor een geredde ziel zo eeuwig groot, dat de Heere Zijn genade verheerlijkt aan zijn hart. Dan moeten we spreken van Gods grote daden en eeuwige liefde. Genade, en dat voor mij, een onreine, melaatse, schuldige, doernwaardige zondaar! Onze ziel is vol van bewondering en aanbidding over Gods genade. Wat is ons beeld? Wellicht hebben we weldaden van God ontvangen, genezing van ziekte en redding uit doodsgevaar. Wat is het een ondankbaarheid zo we God daarvoor niet erkennen. De vreemdeling, de Samaritaan, verheerlijkte God voor zijn genezing. Zijn wij al gereinigd van onze zonden en mochten we God verheerlijken? Zalig de mens die dit beleeft!

Middelburg

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 1972

De Saambinder | 4 Pagina's

DE GENEZING VAN DE TIEN MELAATSEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 1972

De Saambinder | 4 Pagina's