Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Wet Gods (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Wet Gods (3)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Paradijs ,

Alles wat door de Heere in den beginne is geschapen heeft een levenswet ontvangen. God de Heere heeft als de soevereine Schepper alles aan Zijn wetten en ordinantiën gebonden. Zijn wetten waaraan ook het leven van plant en dier, ja de gehele kosmos is gebonden. Zon, maan en sterren gehoorzamen aan deze wetten en hebben hun bestaan door Gods wetten in de natuur. Ze prediken Gods wijsheid en almacht, Zijn majesteit en hoogheid. Zo zingt David in Psalm 19: De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk. De dag aan de dag stort overvloedig spraak uit, en de nacht aan de nacht toont wetenschap. Geen spraak en geen woorden zijn er, waar hun stem niet wordt gehoord.

Zo leert al het geschapene Gods macht, wijsheid en goedheid en geven stof om dit te roemen en te vermelden. En deze wondere spraak van de ganse schepping weerklinkt nog dag en nacht. Bergen, dalen en zeeën verkondigen de eer en heerlijkheid van de Schepper, ook al is het dat de mens door de zondeval niet meer mede zingt in het lied van Gods eer en heerlijkheid. En al is dan het uitspansel, zon maan en sterren een onbezielde schepping die niet kunnen spreken en geen woorden hebben gelijk de mens, er is wel een taal en een prediking die uitgaat over de gehele aarde: God is groot en Zijn bevelen zijn recht om te gehoorzamen en ook om het hart van de mens te verblijden, om zich in Gods grootheid te verlustigen. Ook de bloemen, de bomen, de bergen en de stromen geven een loflied ter ere van God de Schepper en de Onderhouder.

Hebben de redeloze schepselen geen bewustzijn en weten van God, anders is het met de mens die als pronkjuweel van de schepping door God is geschapen. God de Heere schiep hem met de hoogste levensorde om naar te leven, nl. de ingeschapen levenswet was de wet der tien geboden. Naar Go(^ Beeld geschapen van ware kennis, gerechtigheid en heiligheid droeg de mens ook de Wet Gods in zich en hij was daarvan bewust en droeg er de volle kennis, ook dat het grote doel van de wet was God te verheerlijken om Zijn wijsheid, almacht en volmaaktheid. Zo kende en aanschouwde Adam in de staat der rechtheid Gods wil, Gods wezen, Gods wijsheid, heiligheid en rechtvaardigheid. Bovendien zag hij in de schepping van al het geschapene rond hem Gods heerlijkheid en majesteit en was hij de mond der schepping om in spraak en lied dit te verkondigen en te roemen.

In de schepping was de mens profeet, priester en koning. Profeet om Gods lof te verkondigen en Zijn heerlijke deugden te roemen. Helaas heeft de zondeval de mens gemaakt tot een leugen- en valse profeet. Als priester was het hart, het hoofd en de hand van Adam gewijd aan de Heere om Hem in liefde te dienen. Maar ook dit is in de mens thans verdwenen daar hij een afgodspriester is geworden om zichzelf en de wereld te dienen. Als koning regeerde Adam over de dieren des velds en diende in koninklijke trouw zijn Heere en God. Maar deze heerlijke staat van het koningschap is nu door de zonde overgegaan in een staat van slavenkoning om de vorst der duisternis te dienen en is hij onderworpen aan de macht van de wereld en het verdorven vlees. In de staat der rechtheid beoefende Adam in waarheid: wandel voor Mijn aangezicht en zijt oprecht. Staande en levend voor Gods aangezicht diende hij de Heere en had Hem lief met geheel zijn hart, zijn ziel en verstand en alle krachten. Hij beoefende en volbracht de les van de wet: God lief te hebben boven alles en de naaste als zichzelf. Uit de liefde tot God zijn Formeerder en Schepper diende hij de naaste als zichzelf en leefde in de zalige gemeenschap met God-Drieenig. Zo had God de mens recht geschapen met de wet der liefde in zijn hart en met het beeld Gods hem ingeschapen. En door dit beeld Gods onderhield Adam de wet der liefde volmaakt. En al wat hij was en al wat hij had gaf hij uit liefde aan de Heere weder, om met alles in God te eindigen. Zo had de Heere in het Paradijs, in de Hof van Eden, een eerste mensenpaar gesteld om gemeenzaam met God om te gaan en in Hem en in al Zijn werken te verlustigen, om Hem vanwege Zijn wondere werken te prijzen en de Drieenige God de eer te geven vanwege al Zijn geopenbaarde deugden en volmaaktheden. En als de laatste van de zeven scheppingsdagen had God ook de sabbat gegeven en daarbij ook het beginsel van de eeuwige sabbat. En dit deed de wijze prediker uitroepen: Alleenlijk ziet, dit heb ik gevonden, dat God de mens recht gemaakt heeft' (Pred. 7 : 29). Zo leefde de mens in de staat der rechtheid vervuld met de hoogheid Gods boven hem, Gods soevereiniteit over hen, zijn afhankelijkheid van God en zijn liefde tot God. Welk een heerlijke en gelukzalige staat.

En toch had Adam het hoogste niet. Het hoogste in de betekenis van bet niet meer kunnen dwalen, zondigen en sterven. Hij bezat nog niet het eeuwige leven als een onverliesbaar goed. Daarvoor was nodig dat de mogelijkheid van zonde en dood volkomen overwonnen werd en teniet gedaan werd. Bij de geboden van de zedewet moest Adam gehoorzamen aan het proef gebod van het werkverbond: het niet eten van de vrucht van de boom der kennis des goeds en des kwaads. En in dit proefgebod werd geheel de zedewet voor Adam als op één worp gezet: God of de mens, Gods gezag of eigen inzicht, onvoorwaardelijke gehoorzaamheid of ongeloof en twijfel aan Gods gebod. In het proefgebod werd de weg geopend tot een eeuwige zaligheid of tot een eeuwig verderf. En de zonde en ongehoorzaamheid van Adam heeft alles bedorven en verwoest. De weg naar de hemel is aan de zijde van de mens voor eeuwig gesloten. Alleen genade' van Christus kan nu de eeuwige zaligheid schenken. En gelukkig, Christus is Adam niet. Door Zijn gehoorzaamheid aan al de geboden Gods brengt Hij de Zijnen genade dat zij niet meer verloren kunnen gaan. Christus brengt de Zijnen niet terug in de staat van Adam vóór de val. Hij heeft meer verworven en schenkt meer nl. ook datgene wat Adam zou ontvangen hebben indien hij staande ware gebleven. Christus heeft niet alleen de lijdelijke gehoorzaamheid, maar ook de dadelijke gehoorzaamheid volbracht. En daardoor is niet alleen de schuld en straf van de zonde weggenomen, maar ook het recht op het eeuwige leven verworven. Uit genade wordt dit aan de Zijnen toegerekend en door het ware geloof hebben zij in Hem het' eeuwige, onverliesbare leven en zij kunnen niet meer verloren gaan. (Joh. 3 : 16).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 1972

De Saambinder | 4 Pagina's

De Wet Gods (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 1972

De Saambinder | 4 Pagina's