Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKVISITATIE OP NIEUW-GUINEA (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKVISITATIE OP NIEUW-GUINEA (3)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ge zult begrijpen, dat we begerig waren te vernemen of er nu ook blijken van een waarachtige persoonlijke bekering tot de levende God zijn. Het is voorwaar een voorrecht, dat men onder het Woord komt, dat men er naar horen wil, er het leven door laat bepalen, maar die ware wedergeboorte teri leven is die zo nodige persoonlijke zaak. Voor ons was het persoonlijk kontakt nauwelijks mogelijk; maar de zuster wees ons enkelen aan van wie het levensgetuigenis zo duidelijk de tekenen van de vreze Gods vertoont, dat ze met vrijmoedigheid mocht getuigen te geloven, dat er ook in Landikma bekeerd waren tot de levende God. Zo ontmoetten we dan een oude man, Temboektoe, een oorlogshoofd uit het verleden. Van hem is bekend, dat hij velen in de strijd met de andere stammen doodde; dat was immers hun leven. En niet slechts doodde; het kannibalisme vierde nog niet zo lang geleden hoogtij. Maar deze man achtte zuster van Moolenbroek een trofee van Christus, een overwonnene, die iets van het wonder van de ontfermende liefde Gods, die zich souverein over goddelozen uitstrekt, openbaren mocht. Ziet, dat alles maakte onze ziel klein van verwondering. Ja, waarlijk: Al de heid'nen door Uw handen, Voortgebracht uit alle landen, Zullen tot U komen. Heer'!

Zullen!, omdat God dat doen zal, naar Zijn welbehagen. En wat een voorrecht daartoe gebruikt te worden. We bleven van dinsdag tot vrijdag op de post in Landikma. We zullen het niet licht vergeten. Noch de plaats, noch het werk, noch onze zendingszuster aldaar, die op het meest afgelegen deel van de wereld, geheel alleen onder de honderden van Landikma zo eenvoudig, maar zo kennelijk gezegend werk verricht. Ze weet zich gedragen in de zorg des Heeren; ook door het gebed van velen; maar ze mag ook delen in de liefde van het volk daar, dat haar als „een moeder" acht. Bedenken we daarenboven dat in deze plaats.geen enkele vorm van „bestuur" ooit is geweest; noch in de Nederlandse tijd; noch nu onder Indonesisch bewind. Daarom verrichten de zendingsmensen ook zovele diensten, die in een samenleving, die geheel of althans min of meer onder bestuur gebracht is, aan de overheid is voorbehouden. Zuster Van Moolenbroek neemt dan ook in allerlei opzichten bij de bevolking een grote plaats in; naar ik meen te hebben waargenomen en ook elders in Irian Jaya (de tegenwoordige benaming van Nieuw- Guinea, hetwelk betekent „gelukkig Irian") vernomen heb een plaats in het hart van de bevolking van Landikma, waarom we haar niet zonder reden, maar uit erkenning van haar werk en plaats noemden: „de edele vrouwe van Landikma". Nipsanma

Vrijdags vertrokken we. Het vliegtuigje landde op de kleine strip en bracht ons in een half uur vliegen naar Nipsanma, de tweede hoofdpost, die we bezochten. Daar woont en werkt nu Ds. Kuijt met zijn vrouw en gezin. Ge zult u herinneren hoe ds. Kuijt voor ruim twee jaar daar is neergelaten met een helikopter, die oiis gratis ter beschikking was gesteld door een Amerikaanse kopermaatschappij, die elders op Nieuw- Guinea naar koper zocht. Met deze helikopter zijn toen verschillende vluchten uitgevoerd, die ds. Kuijt met een aantal helpers uit Abenago naar Nipsanma bracht. De hoofdpost wordt naar de streek genoemd; eigenlijk heet de plaats waar de kerk staat Waknak.

Aanvankelijk is het werk zeer sterk tegengestaan; beproevingen zijn niet uitgebleven. We herinneren ons de dood van Jesaja, één van de jongens uit Abenago, die meegegaan was; het zware noodweer, dat met een geweldig onweer gepaard ging, waarbij een blikseminslag in de provisorische woning van ds. Kuijt veel in het ongerede bracht en hem voor een wijle neervelde; daarna de uitbarsting van geweld door een op de kleine nederzetting ondernomen aanval, welke door Gods zeer genadige besturing kon worden afgewend door een „toevalliger wijze" op bezoek komend vliegtuig van de M.A.F. De piloot werd als het ware gedrongen een bezoek te brengen en door zijn aanwezigheid heeft hij met het vliegtuigje „afweer-bewegingen" boven de aanvallenden gemaakt, welke een zekere schrik teweegbrachten.

Nu op deze post kwamen we. Nog zo kort geleden duidelijk vijandig en afwerend. Omstreeks de Kersttijd preekte ds. Kuijt slechts voor de enkele meegekomen helpers. Maar er heeft zich een opmerkelijke doorbraak voorgedaan. Door wie bewerkt? Moeten we dat vragen? Laten we hoger opzien. O, neen, er is nog geen sprake van een vallen voor het Woord. Het heidendom is er nog oppermachtig. We konden dat wel waarnemen, zelfs in de uiterlijke vertoning. De kleding is schamel; naar onze maatstaven geen gepaste bedekking; dat was ook zo in Landikma; maar hier anders. We zouden zeggen: woester. Varkenstanden door de neus; een soort pluimen op het hoofd; vreemdsoortige bamboe-„vaatjes" in de oorlellen aangebracht; zwart geverfd met varkensvet. En toch is er belangstelling gekomen, kort na de Kerst.

Men kwam naar Walmak, waar een kerk gebouwd is; maar ook naar Nipsan, een verderop gelegen dorp, waar samenkomsten zijn en in Tapla. Op deze drie plaatsen worden nu zondags diensten gehouden en de laatste overzichten van de maanden maart en april vermeldden de gemiddelden: Walmak 100, Nipsan 150, Tapla 100 bezoekers. Er zijn er nog niet gedoopt; er is nog geen sprake van aanvaarding, maar men komt luisteren. En men komt uit een grote omtrek over wegen, die geen wegen zijn. Ik dacht aan wat in de Riditeren staat over de wegen, die ophielden. Uit plaatsen, die zelfs voor de bewoners van dit land, op vijf uur afstand van Walmak lagen. Wetende van onze komst kwamen de honderden: mannen, vrouwen en kinderen. Zij maakten op ons soms een vervaarlijke indruk. Vooral toen de hele nacht van vrijdag op zaterdag hun „gezang" te horen viel. Dat waren van die oude zangen; men kon er geen woorden in onderscheiden; een soort monotone herhaling van een zekere wijs. Zo bracht men zich voorheen in de stemming voor hun heidense feesten, die meestal met oorlogvoeren verband hielden; eraan voorafgingen of erop volgden. Ook nu zou een soort „welkom-feest" gehouden worden, waarbij varkens zouden worden geslacht. Alleen bij bepaalde gebeurtenissen vindt dat plaats. In een land, waar vlees zo schaars is, uiteraard zelden. Na een nacht vol rumoer begon het bij het opgaan van de zon. De varkens werden geslacht (met pijl en boog). Ze werden toebereid in een put, waar ze op gloeiende stenen „gestoofd" werden met allerlei blad, dat als groente dienst deed. Toen werd er een dienst gehouden. De Bijbelschooljongens vertelden uit de Schrift. Ds. Kuijt preekte voor de honderden, die op het gras zaten te wachten. En daarna de maaltijd. Ik zag in mijn gedachten de vijfduizend bij de wondervolle spijziging. Hier waren het er toch ook vele honderden. Ze werden in rijen geordend en bij de uitdeling, waarbij grote orde was, kreeg ieder een stukje van de geslachte dieren. Ook wij werden bedacht; zelfs met een kostbaar deel. We waren er verlegen mee tegenover het volk, dat zelf zoveel ontbeert. Ook in deze handeling was een getuigenis; de vijandschap is gebroken; we werden als vrienden vereerd. Ds. Kuijt was er stil onder; hij dacht aan doorgestane moeite; aan de doorleefde beproevingen en nu deze tekenen van ontwaken en van belangstelling.

Er is door ons met ds. Kuijt veel besproken. Er was veel te bespreken. Op zo grote afstanden kunnen zoveel misverstanden ontstaan; onze onbekendheid maakte het begrijpen soms moeilijk. Veel is uitgelegd, bijgelegd en er was een gemeenschappelijke verwondering. In Nipsanma dus wordt op drie plaatsen nu gepreekt; er is slechts bijbelschool voor de jongens, die uit de Pas-vallei meegekomen zijn; voor de lokale bevolking nog niet.

De taal die hier gesproken wordt, de Dani-taal, is weer verschillend van die van Abenago, de Jali-taal. Daarom moet hier met tolken gewerkt worden. Ds. Kuijt is ook nu weer bezig zich het Dani eigen te maken. Sommigen van de hier woonachtigen spreken beide talen; dit is door huwelijk of omgang geleerd. Vanzelf zijn deze mensen van grote waarde, ook bij het leren van de nieuwe taal.

Ook op deze post is een tocht naar één van de buitenposten ondernomen; we gingen in de richting van Nipsan, het dorp dus, waar ook een vergaderplaats is. Ook hier hetzelfde zware terrein. Tot aan de, rivier gingen we, waarover een lianenbrug lag; het was ons niet geraden over deze brug te gaan. De plaatselijke bevolking gaat erover, maar er is er slechts één tegelijk op de brug. Meer zou een te zware belasting betekenen. Bedenkend dat de mensen hier erg klein zijn en van veel geringer omvang, zou het over de brug gaan een wat hachelijke onderneming geweest zijn. Toch bleek de bevolking ook hier zo vriendelijk. Velen kwamen tot ons aan de oever van de rivier die tussen de bergen stroomt; we zagen de kerk van het eens zo zeer vijandige Tapla. Zo wast het Woord Gods en wordt het gebracht tot de einden der aarde. Op de post van Nipsanma staan trouwe helpers ds. Kuijt terzijde; jonge mannen, die in het Woord onderwezen zijn en door Gods genade er zich voor inzetten.

De post is in opbouw; er wordt eenvoudige medische hulp geboden; wat veeteelt beoefend door het aanschaffen van kalveren van een rundersoort, die op Bali inheems is. Maar hoe belangrijk deze werkzaamheden zijn, centraal staat het Woord Gods en de verkondiging daarvan. We waren daarvan getuige toen we de zondag op deze post doorbrachten. Ook hier enkele honderden; niemand trad nog toe, maar men luistert. Men komt er vele uren voor lopen over de moeilijk begaanbare paadjes. En ook daar wordt het waar: Ziet, een zaaier ging uit om te zaaien . . .

Het was ons goed in de kerk van Nipsanma; het was zo anders als we gewoon zijn. Geen mooie banken; geen indrukwekkend orgel, maar een eenvoudig houten gebouw; gras op de grond en daarop aan de ene zijde de mannen en de jongens; aan de andere zijde de vrouwen en de meisjes. Op de grond gezeten luisterde men. Zal ook Nipsanma eerlang buigen naar de belofte in Psalm 72 ? :

Dan zal, na zoveel gunstbewijzen,
't Gezegend heidendom,
't Geluk van dezen Koning prijzen.
Die Davids troon beklom.

We waren vijf dagen in Nipsanma en werden daarna weer uitgevlogen. Nu naar Abenago. De eerste post, waar ongeveer 10 jaar geleden ds. Kuijt zijn werk mocht beginnen.

Daarover in een volgend artikel.

Veen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1973

De Saambinder | 4 Pagina's

KERKVISITATIE OP NIEUW-GUINEA (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1973

De Saambinder | 4 Pagina's