Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de Heilige Doop (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Heilige Doop (2)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waartoe de Doop is ingesteld, zegt de Ned. Gel. Belijdenis met deze woorden: „Wij geloven en belijden, dat de Doop is het sacrament, door hetwelk wij in de kerke Gods ontvangen en van alle andere volken en vreemde religiën afgezonderd worden, om geheellijk Hem toegeëigend te zijn. Zijn merk- en veldteken dragende", (art. 34). Met deze belijdenis wordt de hoofdgedachte ontleend aan het Oude Testament, alwaar Israël als het volk afgezonderd van de overige volken der aarde, de bewaarder van de ware godsdienst moest zijn en zich niet mocht vermengen met de heidenvolken en de heidense gebruiken en heidense godsdiensten.

Zie, dat volk zal alleen wonen, en het zal onder de heidenen niet gerekend worden; zo moest Bileam het volk Israels zegenen, Num 23 : 9. Gans Israël moest het teken der besnijdenis in het vlees dragen. Abraham en al de onderhorigen van zijn huis moesten dat verbondsteken hebben. Van dit teken zei de Heere tegen Abraham: Dit zal een teken zijn van het verbond tussen Mij en tussen u: Mijn verbond zal zijn in ulieder vlees tot een eeuwig verbond. Gen. 17 : 11, 13.

Het volk Israels noemde de Heere Zijn verbondsvolk, omdat dit volk het verbond Gods, dat in de uiterlijke vorm het gehele volk Israels bevatte, in die uiterlijke vorm het wezen des verbonds bevatte. In dit wezen des verbonds was het verkoren erfdeel begrepen. Velen droegen wel het uiterlijke verbondsteken, maar droegen niet het wezen des verbonds in het hart. Gans Israël leefde, in onderscheiding der heidenen, onder de bekendmaking van de Woorden Gods; Gods wet werd hun als regel des levens voorgehouden; Gods rechtvaardige eis werd hun voorgesteld; van Gods wege werden zij met ernst vermaand en gebeden: „Laat u met God verzoenen"; en van dit alles waren zij verantwoording schuldig aan God. En niet anders is het in het Nieuwe Testament met de Doop. Het is het sacrament der inlijving in Gods kerk. De Doop is het merk- en veldteken, waardoor de kerk onderscheiden is van alle vreemde en afgodische godsdiensten, waarom de kerk geroepen is de levende God te dienen en voor Hem te leven.

Voor het oude volk Israël is de kerk in haar Nieuw- Testamentische instituaire vorm in de plaats gekomen als de erve des verbonds, als de openbaring van de gemeente, die Christus verkregen heeft door Zijn bloed. In de zichtbare kerk is een tweeërlei relatie tot het ver­bond Gods. Er is een uitwendige betrekking tot het verbond, waarin allen zijn, die tot de zichtbare kerk behoren, maar het zijn Gods uitverkorenen, die waarlijk in het wezen des verbonds zullen worden ingelijfd door de weg van de vernieuwing des harten, bekering en waar geloof. Tal van Gereformeerde theologen hebben in hun geschriften het uitwendig en inwendig inzijn in het verbond onderscheiden. Om er slechts enkele op te noemen: Calvijn spreekt ervan, dat het verbond Gods neergelegd is in de schoot der kerk. In dit verband onderscheidt Calvijn tweeërlei soort van aanneming, en dus tweeërlei verkiezing, tweeërlei zaad, ook tweeërlei aanbieding des heils en tweeërlei roeping. Jacob Trigland sprak van uitwendig en inwendig verbond; Olevianus van bediening en wezen des verbonds; Gomarus van uit- en inwendig verbond, eveneens Turretenus (hoogleraar te Leiden tl602), Petrus van Mastricht, Witsius, (uitwendige bedeling en inwendige gemeenschap des verbonds).

De kanttekenaren van de StatenvertaUng spreken van een uiterlijk verbond, 1 Cor. 7 : 14b, 1 Petr. 2 : 9, en in Rom. 9 : 22 van het ware zaad des verbonds, voor wie wezenlijk de beloften waren: „daar de Joden, met wie God Zijn verbond gemaakt had, en aan wie de beloften van de rechtvaardigheid door de Messias voornamelijk geschied waren, Christus en het geloof in Hem verwierpen; het zou dan mogen geschenen hebben, dat de beloften Gods krachteloos waren geworden, waarop de apostel antwoordt, dat deze beloften niet eigenlijk waren geschied aan de vleselijke nakomelingen van Abraham, maar aan degenen, die God zo uit zijn geslacht als uit de heidenen daartoe ook krachtiglijk naar Zijn eeuwige verkiezing zou roepen; latende de anderen, door een rechtvaardiglijk en ondoorgrondelijk oordeel, in hun verdorven verharden".

Anderen zouden we er nog aan kunnen toevoegen, maar we willen het hierbij laten, slechts er nog op wijzend, dat al deze Gereformeerde vaderen slechts één verbond en geen twee genadeverbonden leerden, doch slechts wezen op de tweeërlei verhouding tot het verbond, namelijk een uiterlijke of geopenbaarde, en - een innerlijke en wezenlijke verhouding. Allen hielden vast aan de eenheid van het Genadeverbond. Zij zagen in dat verbond aan de uitverkorenen vermaakt alles, wat hun ter zaligheid van node is. Doch anderzijds holde men niet blind voort om zaligmakend in het verbond allen te zien, die binnen de grenzen van de openbaring des verbonds leven. Alzo bleef het verbond in al zijn kracht en troost voor Gods volk bewaard en tevens een iegelijk ter zelfbeproeving voorgehouden, of hij waarlijk in het verbond is ingelijfd en door het geloof Christus en Zijn weldaden deelachtig geworden. Tevens is op dit standpunt de grote verantwoordelijkheid van elk, die in uitwendige betrekking tot het verbond staat, gehandhaafd. Immers worden zij, die in hun eigen weg voortwandelen en zich niet met waren harte tot God bekeren, schuldig gesteld aan verbondsbreuk (G H. Kersten, Geref. Dogmatiek). De Doop is een merk- en veldteken aan onze voorhoofden. Keer op keer wordt de Doop bediend en verkeren wij allen onder de uitwendige bediening van het Genadeverbond. Zijn we reeds wezenlijk ingelijfd door Gods Geest in dit verbond? Zo niet, haast u en spoedt u om uws levens wil.

's-Gravenhage-C

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 mei 1974

De Saambinder | 4 Pagina's

Van de Heilige Doop (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 mei 1974

De Saambinder | 4 Pagina's