Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JAN BAVINCK: VERANTWOORDING OVER DE AFSCHEIDING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JAN BAVINCK: VERANTWOORDING OVER DE AFSCHEIDING

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doch keeren wij tot onze geschiedenis terug om te zien, hoe het verder met mij is gegaan. Bezochten wij in het eerst nu en dan en in het vervolg bestendig de bijeenkomsten der Afgescheidenen, het zal niemand verwonderen, dat weldra de vraag bij ons opkwam, of wij ons bij hen of bij de Oud-Gereformeerden, zooals zij zich zelve noemden, niet moesten aansluiten, teneinde alzoo te bevestigen, dat wij met hen vereenigd waren. Gewichtige vraag!

Ik weet niet, hoe het anderen is gegaan, maar wat mij aangaat, die vraag heeft mij veel strijd veroorzaakt. Ik ga met stilzwijgen voorbij hetgeen ik van buiten had te verduren van wege het bezoeken van de bijeenkomsten der Afgescheidenen of der „Seperatisten" en later van wege den overgang tot de Oud-Gereformeerden; maar ik wil alleen wijzen op den inwendigen strijd, dien het mij gekost heeft om met de „Reformirte Kirche" te breken en mij bij de Oud-Gereformeerden te voegen. Wie bedenkt, dat ik een jongeling was van nog maar zestien jaren, en wel de eenige jongeling uit Bentheim, die naar de vergaderingen van de Cocksianen ging; wie daarbij in aanmerking neemt, dat de Cocksianen zeer veracht en gehaat werden, dat zij voor een uitvaagsel en afschraapsel werden gehouden: Zij zal kunnen begrijpen, dat ik rijkelijk in den smaad der Afscheiding heb moeten deelen. Doch hierover spreek ik niet, gelijk ik gezegd héb, maar alleen over wat in mijn binnenste is omgegaan, eer ik tot het besluit kwam, om mij bij de Oud-Gereformeerden aan te sluiten.

Ik had, gelijk ik reeds heb opgemerkt, bij pastor van Nes Catechetisch onderwijs naar den leidraad van den Heidelbergschen Cate­chismus ontvangen. Door dit onderwijs was ik bekend geworden met dit boekske en had het liefgekregen. Wel was mijne kennis van de Gereformeerde leer niet groot, maar inzoover ik haar kende, had ik haar lief en voelde ik mij met mijn gansche hart aan haar verbonden. Het was mijn beslist voornemen om bij die leer te blijven, te leven en te sterven. Dit had ik ook aan pastor van Nes beloofd in eene samenkomst, welke ik met dien leeraar had gehad. Ik was daarom bang voor alle sectarisme en seperatisme, en wilde op de Gereformeerde lijn blijven.

Mocht ik mij nu wel van de „Reformirte Kirche" scheiden, en mij voegen bij degenen, die geheelenal met haar hadden gebroken en voor zich eene zelfstandige Kerk nevens en naast haar hadden gesticht? Over deze vraag heb ik lang nagedacht en gepeinsd; ik heb met Sundag en met anderen er over gesproken; ik heb er meermalen mijne knieën voor gebogen en het aangezicht des Heeren gezocht. Hem ootmoedig en ernstig biddende, dat Hij mij in deze gewichtige zaak den weg mocht wijzen, dien ik had inteslaan en te bewandelen. Lang heb ik geaarzeld en getwijfeld, maar eindelijk ben ik er toe overgegaan om mij als lidmaat in de Oud-Gereformeerde Kerk te doen opnemen. Vrijmoedig kan en mag ik van mij zelven getuigen dat ik, om Gereformeerd te blijven, mij van de „Reformirte Kirche" heb afgescheiden en mij bij de Oud-Gereformeerde Kerk heb gevoegd.

Maar heb ik hierin welgedaan en mij niet vergist? Verliet ik daardoor, dat ik de „Reformirte Kirche" verliet en met haar brak, en mij bij de Oud-Gereformeerde Kerk aansloot, niet het Gereformeerde terrein en stapte ik alzoo niet op het seperatistische en sectarische gebied over? Om deze vraag goed te beantwoorden, moeten wij wel bedenken, in welken toestand zich de Kerken der Reformatie bevonden.

Om dezen toestand goed te kennen en te beoordeelen is het, dunkt mij, noodig, dat op eene zaak wel gelet worde, eene zaak, welke voor de Kerk van onze Heere Jezus Christus van groote beteekenis is. Ik bedoel met deze zaak, de groote wettige Kerkelijke vergaderingen die Synoden of Conciliën genoemd worden. In zulke vergaderingen spreekt de Kerk zich uit over de waarheden, welke volgens de H. Schrift moeten geloofd worden; verwerpt zij de ketterijen en dwalingen, die opgekomen zijn en als een stortvloed de Kerk dreigen te overstroomen; neemt zij positie tegenover de ketters als dwaalgeesten; wijst zij de stukken der leer aan, die als accoord der Kerkelijke gemeenschap moeten erkend en beleden worden.

Zulke groote vergaderingen of algemeene en ook nationale Synoden worden belegd en gehouden, vooral in tijden, waarin ketterijen en dwalingen opkomen en de Kerk bedreigen. De eerste algemeene Synode is, blijkens Hand. 15, te Jeruzalem, in de dagen der Apostelen, gehouden, naar aanleiding van een verschil aangaande de onderhouding van de besnijdenis en de wet van Mozes, dat onder de broeders in de gemeente te Antiochie was gerezen. Die Synode deed in dit verschil uitspraak, en bepaalde, dat aan de Christenen uit de Heidenen geen andere last moest opgelegd worden dan deze noodzakelijke dingen, te weten, dat zij zich onthielden van hetgeen den afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte en van hoererij. Na de apostolische tijden zijn, volgens de geschiedenis der Kerk, onderscheidene Synoden of Conciliën gehouden.

Men denke aan de Synode te Nicea in 325, te Konstantinopel in 381, te Ephese in 431, te Chalcidon in 451, te Konstantinopel in 553 en in 680 en aan andere Synoden, in de Middeleeuwen bijeengekomen.

Ook onze Gereformeerde Vaderen hebben dien weg bewandeld. Met de Kerk van Rome gebroken en haar met hare dwalingen verlaten hebbende, kwamen zij in wettige Synoden samen, verwierpen in die Vergaderingen niet alleen de dwalingen van Rome, maar stelden ook op en furmuleerden de stukken der leer, dien zij toegedaan waren en geloofden. Men herinnere zich, wat de kerken hier te landen aangaat, de Synode te Wezel in 1563, te Emden in 1574, te Middelburg in 1581, en inzonderheid de groote Synode te Dordrecht, in 1618 en 1619 gehouden.

Heeft men ook in onze dagen dien weg ingeslagen en bewandeld? Helaas neen! maar men heeft dien weg verlaten. Allerlei afwijkingen en dwalingen zijn opgekomen, vooral in de laatste eeuw; dwalingen zelfs van dien aard, dat zij niet alleen in strijd zijn met de gronden en beginselen van de Gereformeerde belijdenis en van het Gereformeerde leven, maar dwalingen, die het geheele Christendom aantasten en omver werpen. De aanval der vijanden is niet slechts gericht op de buitenwerken, maar op de vesting van het Christendom zelve. Het is een strijd om het zijn of niet zijn. En wat heeft de Kerk hiertegen gedaan? Heeft de Kerk, in Synode vergaderd, die dwalingen afgewezen en positie tegen de vijanden genomen? Heeft zij er voor gewaakt en gezorgd, dat die dwalingen van haar heilig erf werden geweerd bleven? Heeft zij pogingen aangewend, ten einde de Kerk bij de zuiverheid der leer te bewaren, en alzoo het pand, haar toevertrouwd, ongeschonden aan de nakomelingen over te leveren? Ach neen!

Sedert de groote Dordtsche Synode in 1618 en 1619 is in de Hervormde Kerk geen Gereformeerde Synode meer gehouden. Wel kwam in 1816 eene zoogenaamde Haagsche Synode, door de Koning ingesteld, aan het hoofd van de Hervormde Kerk te staan; maar deze Synode was geene Synode op Gereformeerden grondslagen in Gereformeerden geest. Zij was integendeel een Staatscreatuur, eene Reglementensynode, die in stede van de leer der Gereformeerde Kerk in bescherming te nemen en te handhaven, zelfs de ergste en grofste dwalingen de hand boven het hoofd heeft gehouden en nog houdt.

Leervrijheid, wij zeggen leerlosbandigheid, dat was en is nog de betooverende leus, onder welke, zelfs officieel gehandhaafd en gehuldigd, de afgod, die aangebeden werd en nog wordt. Het laat zich begrijpen, dat onder zulke omstandigheden allerlei dwalingen en afwijkingen in de Hervormde Kerk zijn binnengedrongen. Openlijk op de kansels werden de grofste en stoutste dwalingen en ketterijen verkondigd, in publieke geschriften verspreid, op de Catechisatien geleerd, zonder dat er iets tegen gedaan werd. Van censuur, wat de leer aangaat, was er uit de verste verte geen sprake meer. Een iegelijk kon en mocht leeren en verkondigen, openlijk verkondigen, hetgeen hij wilde, zelfs den twijfel aan het bestaan van God. Wel verhieven zich nu en dan enkele stemmen hier­ tegen, maar onder het bestuur van de Synode in Den Haag werden telkens de meest krasse dwalingen in bescherming genomen en de klagers met hunne klachten niet ontvankelijk verklaard en afgewezen. Weldra begon dan ook in de Hervormde Kerk eene grenzenlooze verwarring, wat de leer aangaat, te heerschen. Bij geen mogelijkheid liet zich zeggen en bepalen hetgeen in het Hervormde Kerkgenootschap geloofd, geleerd en beleden werd. Gaat een Roomschgezinde de oefening van zijn godsdienst bijwonen zelfs in een vreemd land, dan kan hij zich verzekerd houden, dat hij niets zal hooren, dat met het geloof van zijne Kerk in strijd is, maar gaat een lidmaat van het Hervormde Genootschap, zelfs in zijn eigen land, kerken, dan weet hij vooraf niet wat hij zal hooren verkondigen, of de waarheid, welke daar is in Christus Jezus, volgens de belijdenis der Gereformeerde Kerk, of een bestrijding van die waarheid, zelfs op grove wijze, en eene aanranding van hetgeen hem heilig en dierbaar is.

Zoo was en is nog de feitelijke toestand van de Hervormde Kerk in Nederland en de toestand van de „Reformirte Kirche" in het Graafschap Bentheim was en is niet anders en beter.

R.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1974

De Saambinder | 8 Pagina's

JAN BAVINCK: VERANTWOORDING OVER DE AFSCHEIDING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1974

De Saambinder | 8 Pagina's