Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE (2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ontwaak, noordenwind! en kom, gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate zijn edele vruchten". Hooglied 4 : 16.

O, wat maakt die Geest, gedreven door de zuidenwind, als Geest der vertroosting die Zaligmaker tot een volkomen Zaligmaker voor een dood- en doemschuldig zondaar. In Hem alleen vindt het wenende en verslagen hart, dat door de snijdende werking van de noordenwind van de toorn Gods in heilzame wanhoop heeft leren uitroepen: „Geef mij Jezus, of ik sterf" vervuld:

„Beminlijk Vorst, Uw schoonheid, hoog te loven.
Gaat al het schoon der mensen ver te boven;
Gena is op Uw lippen uitgestort;
Dies G'eeuwiglijk van God gezegend wordt.

Wat kan het heerlijk geuren in een hof. Wat kunnen de bloeiende bloemen, en vooral de jonge frisse rozen, een fijne, kostelijke geur verspreiden. Zelfs met bomen kan dat zo zijn, vooral na een verkwikkende regen. In zo'n Oosterse hof stonden allerlei welriekende bomen en kruiden en specerijen. Denk maar aan de bekende balsem uit Gilead.

Als in zulk een hof na de scherpe en snijdende noordenwind, de zuidenwind komt, om deze te doorwaaien, dan vloeien de specerijen uit, d.w.z. dan komen zij tot volle bloei. En al bloeiende gaan zij zo heerlijk geuren in de gehele hof, die daarmee vervuld wordt.

Nu, daarnaar verlangt Gods bruidskerk in geestelijk opzicht. Nee, niet om nu alleen te rusten op ontvangen genade, maar het wordt het oprechte verlangen, dat de genade in levende beoefening mag zijn. Daar verlangt de bruid naar. Dat ze met alles wat zij van de Heere ontving, vóór de Heere wordt toebereid, ja ze verlangt ernaar een goede reuke Christi te zijn. Want het is alles Zijn werk.

Eerst horen we haar bidden: doorwaai mijn hof". Maar wanneer na de werking van de zuidenwind de specerijen gaan uitvloeien, dan roept zij verlangend uit: „O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame". Want daar verlangt zij naar, dat zij geheel voor de Heere wordt toebereid. Het is haar om haar Liefste Zélf te doen en niet slechts om Zijn goederen. Vandaar haar smachtend liefdeverlangen: „O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame en ate zijn edele vruchten". Hij hééft immers op alles recht, op Zijn bruid, maar ook op de vruchten, die Hem toebehoren. Alle vrucht van een Gode geheiligd leven is van Hem en voor Hem. En het oprechte hart, waarin de genade in levende beoefening mag zijn, verlangt ook niets voor zichzelf te houden. O, dat wil alles, alles, ji- zichzelf geheel aan Hem geven, zich geheel aan Hem toebetrouwen en geheel tot Zijn eer l{? ? en. Daar klinkt het: „U al mijn liefde waardig schaten, wijl Gij mijn rechterhand woudt vatten". En zo begeert de bruidskerk toebereid te worden voor Zijn komst. Zo verlangt zij naar Hem en naar de volle huwelijksvereniging. Vandaar haar bede: O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame. In deze bede spreekt zij ook haar verlangen uit, dat ze wéten mag Zijn eigendom te zijn. Dat alleen kan de ziel van Gods kinderen troosten; dat ze het weten en geloven mogen het eigendom te zijn, beide in leven en sterven van hun getrouwe Zaligmaker Jezus Christus. En nu roemt de Bruidegom haar wel in haast alle verzen van hoofdstuk 4. Maar toch moet zij Zijn nabijheid zo missen, want in vs. 6 lezen wij, dat Hij van haar is heengegaan: „Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden, zal ik gaan tot de mirreberg, en tot de wierookheuvel". Hier spreekt de Bruidegom van Zijn hemelvaart en van Zijn heengaan tot de Vader. Bij Zijn heengaan heeft Hij echter Zijn kerk Zijn troostwoord en Zijn belofte nagelaten: „Ik ga heen om u plaats te bereiden".

En door Zijn Geest leert Hij haar gedurig smeken om zo toebereid te worden voor het grote Avondmaal van de Bruiloft des Lams. En dorstende naar Zijn eeuwige gemeenschap roept de kerk daarom in heimweeverlangen uit: „O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame". Ja, het verlangen naar die vereniging doet haar smeken: „Heere Jezus ben ik, een zwarte bruid, zó schoon in Uw ogen, waarom wacht ge dan nog zo lang met het houden van onze bruiloft". „Mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen, mijn hart roept uit tot God Die leeft, en aan mijn ziel het leven geeft".

Lere de Heere ons bij de voortduur smeken om de werkingen van Zijn Geest in ons leven. Want zonder die Geest leven wij nog onder de leiding van de geest uit de afgrond en van de vorst der duisternis. Onder de leiding van de geest der wereld die in het boze ligt, gaat het straks naar een eeuwig verderf, en naar die plaats waar alles verkeert onder het eeuwig rechtvaardig oordeel Gods en onder de verstik­kende en dodelijke adem van de toorn des Heeren. De Heere roept door Zijn Woord nog de slechtsten tot Zijn gemeenschap en tot de zaligmakende kennis van Zijn Zoon. Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts! Tot de verstandeloze zegt Hij: Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van de wijn, die Ik gemengd heb. Verlaat de slechtigheden en leeft".

En geve de Heere aan die armen en ellendigen, die weten van de verborgen trekkingen der Goddelijke liefde in de ziel en treurende over de wereld gaan in hun Godsgemis en over hun zondige bestaan en zo innig verlangen naar vrede en verzoening met God, maar veel de begeerte naar de doorwerkende kracht van Zijn genade.

De werkingen van de noordenwind en van de zuidenwind brengen als een verlorene onder het recht Gods, maar leiden tot de kennis van die gezegende hemelse Bruidegom Christus. En voor die gedurige voortgaande werking van de noordenwind en zuidenwind wordt de ziel nader gebracht tot de vereniging met Hem, waarvan de bruid uitroept: „Mijn Liefste is mijn en ik ben Zijn". En die Geest zal blijven twisten in het verborgene van de ziel, om verzoend met een heilig en rechtvaardig God, door het bloed van Christus en door diezelfde Geest te ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Welke wij roepen: Abba, Vader! En wat heeft Gods bruidskerk dan nog steeds weer nodig van ogenblik tot ogenblik dat gebed van de Geest óm de Geest: „Heer' ai maak mij Uwe wegen, door Uw Woord en Geest bekend. Leer mij hoe die zijn gelegen, en waarheen G'Uw treden wendt".

Alleen zo wordt een bedelarme bruid, stervende aan zichzelf, voorbereid voor die besloten hof in de hemelse heerlijkheid, waar zij eeuwig met haar Bruidegom zal verenigd zijn. En ziende op het Avondmaal van de Bruiloft des Lams in het hemels Jeruzalem, waar God alle tranen van de ogen zal afwissen, blijft het haar voortdurende bede:

„Want Gij zijt mijn heil o Heer',
'k Blijf U al de dag verwachten".

Woerden

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1974

De Saambinder | 8 Pagina's

MEDITATIE (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1974

De Saambinder | 8 Pagina's