Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NOG HETZELFDE ALS VROEGER (6)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NOG HETZELFDE ALS VROEGER (6)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is die blijde toekomst welke Gods volk tegemoet gaat. Hier moeten ze maar zichzelf meedragen. O, dat godonterend ongeloof, dat onverenigd zijn met de Heere, die gedurige strijd tussen vlees en Geest, dat afwijken van Gods wegen, die ongedode natuur en zoveel meer dat ik hier alles niet neer kan schrijven. Doch straks zal God Israël verlossen van al hun ongerechtigheden, Psalm 130 : 8. Dan, volk des Heeren, dan hebt ge geen tegenwicht meer nodig om in evenwicht te blijven. Dan zal dat eigen ik voor eeuwig begraven zijn en nooit weer verrijzen. Nooit meer moedeloos, nooit meer goddeloos, nooit meer hoogmoedig, nooit meer onszelf bedoelen. Daar hebben we geen druk, geen kastijdingen meer nodig. Dan behoeft er geen gewicht meer aan de klok, maar dan zal ook nooit enige vrees ons meer benauwen dat wij één der dagen nog in de hand van Saul zullen omkomen. Dan is het nooit meer „neer", maar altijd „op", om een drieenig en volzalig God eeuwig de eer, de dankzegging en de aanbidding toe te brengen. Dan heeft dat volk hun wens verkregen. Dan zal God zijn alles in allen. O, wanneer we van de genoemde zaken geen vreemdeling zijn, wat moesten onze harten er dan naar uitgaan om die God meer en meer te leren kennen, waarvan de dichter zingt in Psalm 68 : 10: Die God is onze zaligheid; Vide zou die hoogste Majesteit dan niet met eerbied prijzen?

En nu tenslotte, om aan die genoemde zaken kennis te hebben, moet er een werk van God, een bovennatuurlijk werk in ons verheerlijkt zijn. Doch voor die God is niets te wonderlijk. God maakt door Zijn Geest doden levend. Hij maakt van vijanden vrienden, van haters liefhebbers, van tegenstanders voorstanders. _

En dat kan nog zo lang een mens is aan deze zijde van het graf. O daarom, jong en oud, dat wij het mochten leren de levenstijd kostelijk te achten, gelijk Mozes dat aan de Heere vraagt in Psalm 90 : 7. Dat wij ons hart op onze wegen leerden zetten en door genade leerden bedenken wat tot onze eeuwige vrede is dienende. Dat we toch niet mochten doorgaan en voortgaan in de wegen van de zonde en de ongerechtigheid, waarvan het einde zeker de dood zal zijn.

Maar dat wij toch ook niet blijven zitten in de hoge boom van eigengerechtigheid. Christus heeft het duidelijk en onomwonden gezegd in Matth. 5 : 20: „Tenzij uw gerechtigheid overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en van de farizeeën, gij zult het Koninkrijk van God geenszins ingaan". Wij moeten van dood levend gemaakt worden, zondaar voor God worden, opdat Christus noodzakelijk, dierbaar en gepast voor ons zal worden terwijl het nog het heden wordt genaamd.

O, het zal zo verschrikkelijk zijn als eenmaal de werkelijkheid komt, dat wil zeggen, wanneer het eeuwigheid wordt, en dat we zullen herinnerd worden aan een verzuimde, verbeuzelde, verzondigde en verwaarloosde tijd. O, eenmaal komt alles terug, en dan „te laat"! Te laat voor eeuwig!

Welk een weldaad wanneer hier in ons leven de schuldbrief ons thuisgestuurd wordt. En die schuldbrief- is een doodsbrief. „Ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven". Gen. 2 : 17. En „de bezoldiging van de zonde is de dood", Rom. 6 : 23. De ziel die zondigt, die zal sterven.

Maar om door wederbarende genade met dat alles aan de voeten van die God terecht te mogen komen, bij Wie uitkomsten zijn tegen de dood. Psalm 68 : 23. Bij die God, Die het zelfs met een eed gezworen heeft dat Hij geen lust heeft in de dood van de goddeloze, maar daarin dat de goddeloze zich bekere en leve. En als wij dan zulk een goddeloze in onszelf mogen worden voor God, dat de wet ons afsnijdt, dan zal het Evangelie ons oprichten en opnemen. Het Evangelie is een blijde boodschap voor allen die naar God bedroefd zijn geworden. Psalm 95 : 4: Zo gij Zijn stem dan heden hoort, gelooft Zijn heil- en troostrijk woord, verhardt u niet maar laat u leiden.

God Zelf, van eeuwigheid bewogen in Zichzelf, heeft een weg uitgedacht om in en door Zijn geliefde Zoon Zijn wil en raad en deugden en eigenschappen te verheerlijken in de zaligheid en behoudenis van verloren zondaren. Dan is er toch een weg als er bij ons geen weg meer is om de welverdiende straf te ontgaan en wederom tot genade te komen. Christus heeft verklaard, Joh. 14 : 6: „Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven". Christus is alles en in allen voor al degenen die niets meer zijn in zichzelf en die niets meer in zichzelf hebben dan schuld en zonde. Welk een verborgenheden en heilgeheimen, doch voor allen die de Heere vrezen.

Geen paarlen werpen voor 'de zwijnen. Want aan de andere zijde. God beware ons voor zelfbedrog. Bij duizenden en tienduizenden zijn er, die niet de minste kennis hebben van dat afwisselende leven waarover we een enkele regel hebben geschreven. Toch stappen zij rustig op de eeuwigheid aan. Zij zijn die gerusten te Sion en die verzekerden op de berg van Samaria. Zonder ooit in waarheid ongelukkig te zijn geweest, denken zij toch dat zij gelukkig zijn. Sommigen lezen zichzelf gelukkig en paaien zichzelf met een hoop die van hen walgen zal.

Laat ons toch met alle ernst bedenken dat er tussen de wieg en het graf wat zal moeten worden gekend dat van God is en dat de eeuwigheid zal kunnen verduren. Eén van onze Engelse schrijvers schreef eens: Mensen die altijd kunnen geloven en mensen die ooit kunnen geloven, het is beide verkeerd. Geen plaats in het Woord van God.

Maar gij bedrukten en door onweder voortgedrevenen, ongetroosten, gij gaat vaak als een raadsel over de aarde. Meer buiten dan binnen. Ik hoop dat deze arme regels nog tot onderwijs voor uw ziel mogen zijn. Dat ze u mogen bemoedigen waar de moed u de meeste tijd ontbreekt. Het zal een strijd blijven tot het einde toe. Doch welk een weldaad zou het zijn wanneer u door genade uw roeping en verkiezing vast mocht maken. De apostel zegt: „Want dat doende, zult ge nimmermeer struikelen", 2 Petrus 1 : 10. Dat is het Woord van God Zelf. De strijd is gestreden en de overwinning is behaald op Golgotha door Sions eeuwige Koning. Christus heeft aan het kruis getriomfeerd over de overheden en de machten van de hel. Hij heeft in Zijn dood de dood de doodsteek gegeven en in Zijn opstanding de dood verslonden tot overwinning. En nu geeft Hij Zijn volk de zegen.

Christus is de enige grond der zaligheid. Die grondslag zal door geen aards vermogen ooit worden bewogen. Dat wij op Hem gebouwd en gefundeerd mogen worden, ja, daar rust voor onze ziel mogen vinden. Dan zal het straks een eeuwige rust zijn. Gelijk vader Ledeboer in zijn brieven schreef: Een rusten van de zonden. Een rusten van schijn in het eeuwig zijn. Een rusten van alle schepselen in de Schepper. Een rusten van verandering, welke daar niet meer zijn zal. Een rusten van de afwisseling van eb en vloed, van het vlees en van al het eigen. Een rusten van alle dode en helse werken. Een rusten van satans vurige pijlen.

„Er blijft een rust over voor het volk van God", Hebr. 4 : 9. Volk des Heeren, straks zal geen satan u meer benauwen, geen wereld u meer haten, geen zonde u meer beroeren. Geen ongeloof, geen harde en verkeerde gedachten van God zullen u meer kwellen. Geen hoogmoed zal u meer verleiden. Geen karakter of natuur zal het u daar meer moeilijk maken, hetgeen u hier toch zoveel ellende heeft veroorzaakt. Geen lusteloosheid, geen moedeloosheid, geen harteloosheid en geen goddeloosheid zal u meer van God aftrekken. Gen pestilentie, geen zwaard, geen smartende doorn noch weedoende distel zal u meer pijnigen. Niets, maar dan ook niets zal uw ziel daar ooit weer bedroeven, gelijk uw leven hier daarvan vol was. Maar dan zal eeuwige blijdschap op uw hoofden zijn, en treuring en zuchting zullen voor eeuwig wegvlieden, Jes. 35 : 10. Dan zullen wij altijd bij de Heere zijn. Vertroost dan elkander met deze woorden. Amen!

Grand-Rapids

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juni 1975

De Saambinder | 8 Pagina's

NOG HETZELFDE ALS VROEGER (6)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juni 1975

De Saambinder | 8 Pagina's