Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De oefenaars van Haaftenkamp (11)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De oefenaars van Haaftenkamp (11)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De belangstellende lezer heeft uit de voorgaande artikelen wel kunnen merken dat de Bentheimers er niet op uit zijn geweest om een nieuwe kerk te stichten. Integendeel, Schoemaker en zijn Uelser vrienden werden als het ware uitgedreven. En wat denkt u van Sundag en Bavinck? In de notulen van de te Groningen op 16 september 1846 gehouden synodevergadering vinden we zo treffend vermeld: „dat zij werkzaam en worstelende zijn met de aldaar bestaande Kerk en Staat". Deze enkele woorden tekenden ten volle hun gemoedstoestand. Vurig hebben ze .verlangd en gehoopt of de Heere de zo zeer gewenste hervorming wilde schenken. Het teleurstellende antwoord van de oberkirchenrath 1 en van de plaatselijke pastores was tenslotte oorzaak dat ze vrijmoedigheid vonden om buiten de landskerk naar de gereformeerde leer te leven en zich te stellen onder de christelijke tucht.

In het begin lag het zwaartepunt in de Neder- Graafschap rond de gemeenten van Uelsen, Wilsum en Veldhausen. De oefenaar van Haaftenkamp werd als hoofdpersoon beschouwd. Schoemaker en nog iemand uit Uelsen trokken naar Amsterdam, naar pastor Weiberzahn te Osnabruck, naar Dr. Huegues te Celle en naar de President van het Appelationsgericht te Hannover. Ook kreeg Prof. Asschenbach uit Göttingen opdracht naar de A/^eder-Graafschap te gaan. Hij sprak daar met Schoemaker en anderen. Van een bezoek aan de Boven-Graafschap, aan het stadje Bentheim en aan de kandidaat Sundag lezen we niet.

De oberkirchenrath ontbood wel Schoemaker in haar zitting om van hem nog eens de bezwaren tegen de gang van zaken in de Reformierte Kirch te horen terwijl men de prediker uit Bentheim niet heeft opgeroepen. Sundag was blijkbaar toen nog de man van de achtergrond. Vanaf 1843 krijgen we echter een ander beeld te zien. Sundag treedt dan ook op in Neder- Graafschap. Beide mannen trekken dan samen er op uit om in de buurtschappen het Woord Gods te verkondigen.

De afgescheidenen van de gehele graafschap besluiten dan om samen bij te dragen in de kosten van Jan Bavincks opleiding. Schoemaker, de eerste hoofdpersoon, treedt meer terug en de man van Schuttorf, Jan Berend Sundag, komt ongemerkt wat naar voren. Deze verwisseling voltrekt zich zonder dat er sprake is van dat de één boven de ander wil staan. Geen afgunst of verwijdering wordt bij hen gemerkt. Neen, met een man als Sundag kreeg men niet gemakkelijk ruzie. Hij was n.l. geen heersende figuur maar een echte dienaar die vaak met bidden en vasten het welzijn van de kerk zocht. Zulk een praktisch christelijk leven heeft zeker als vrucht dat de één de ander uitnemender weet te achten dan zichzelf. In plaats van verwijdering zag men versterking in de onderlinge samenwerking. In beider leven zag men het „ora et labora". Het waren lastdragers die steeds bezig waren het goede voor de kerk te zoeken. Men zag ze in elkaars gezelschap naar Osnabruck gaan om aldaar met de „Landrostij" te spreken. Ze gingen naar het verre Hannover voor een audiëntie bij de minister en de koning. Andermaal togen ze naar deze residentiestad voor een onderhoud met de regerend vorst, maar tengevolge van onlusten werd de ontvangst telkens opgeschort en tenslotte keerde men tevergeefs naar het Graafschap terug. De koning was toen te bezet om zich in te laten met de zaken der afgescheidenen.

Het vele reizen en het niet geringe aantal verkondigingen was een te zware belasting voor Sundag. Hij verlangde daarom ook wel naar de hulp van jongeren. Jan Bavinck betekende ook een grote verlichting voor hem. Nog vóór laatstgenoemde in het ambt werd gesteld hebben Sundag en Schoemaker veel bijstand ondervonden van de jeugdige Klaas Ensink uit Laar. Zijn optreden moet voor velen het middel tot bekering zijn geweest. Van hem wordt geschreven dat hij bedeeld was met genade en met een scherp verstand. Later ontmoeten wij Ensink als ouderling in Noordbarge bij Emmen. Op zijn reizen om bij de overheid meer vrijheid te bepleiten vergezelde Ensink zijn oudere vrienden en zo was hij hen in alle arbeid tot steun.

De Graafschapper christenen hebben tot 1848 voortgeleefd zonder zelf een leraar te hebben welke in de volle bediening was gesteld. In genoemd jaar komt er dan een hele ommekeer. Met het verkrijgen van meerdere vrijheid — de vervolging hield toen op — verkrijgt dan de kerk in het Graafschap in augustus van het jaar 1848 een tweetal leraren, die beide. Woord en sacramenten, mogen bedienen.

Ds. Wolter A. Kok van Hoogeveen bevestigde op 6 augustus 1848 eerst Jan Berend Sundag. De gemeente van Bentheim en omstreken kwam daartoe samen in de woning van Klein Baardenhorst in de buurtschap Haar onder het dorp Gildehaus. Enige dagen later, op 9 augustus 1848, zien we Ds. Kok in de buurtschap Tinholt bij Emlichheim. Op deze plaats vond de bevestiging plaats van kand. Jan Bavinck. Aanvankelijk was men saamgekomen in de schuur van J. Steffens, maar het gebouwtje was te klein voor deze dienst. Zonder bezwaar nam men daarop plaats in de open lucht. Ds. Jan Schoemaker heeft de plechtigheid als 10-jarige jongen bij­ gewoond en verzuimde niet deze bijzonderheid in zijn geschiedenis te vermelden.

Bavinck had als gemeente de gehele Neder- Graafschap. Sundag daarentegen was beroepen door de Bentheimse gemeente te Gildehaus. In feite was hij voor de gehele Boven-Graafschap. Jan Bavinck was geen onbekende in zijn eerste gemeente. Als student heeft hij er g^roponeerd. Bij Ds. Lankamp las ik: „Der junge Bavinck war in Wilsum kein Unbekannter. Er hatte dort als Student und spater als Kandidat in den Versammlungen bei Schoneveld und Greve mit dem Worte gedient. So hielt er am Dienstag, dem 22. juli 1845 eine Predigt über Psalm 84, 1: „Wie ïïebüch sind deine Wohnungen, Herr Zebaoth!" Diese Predigt hatte tiefen Eindruck gemacht auf die Zuhörer. Wier fanden einen Bericht davon in einem alten Tagebuch."*

Van 1838-1848 was er dus slechts sprake van een tweetal geïnstitueerde gemeenten. Na de bevestiging der leraren ontstonden er alras meerdere gemeenten. De vervolging had dit ook steeds tegengehouden. In 1848 kwam men te Wilsum reeds tot instituering. Veldhausen telde in 1842 reeds 14 afgescheidenen. Dit groepje werd gesticht door oude vader Blekker, de man die biddende in het veld met de nood der geldboeten tot God de toevlucht mocht nemen. Op eenvoudige wijze sprak hij en in 1848 was het aantal toegenomen met 13 tot 25. Dan komt men samen in „Holtgeerts schure" waar Jan Bavinck gedurig voor hen het Woord Gods mocht verkondigen. Na ordening van'de gemeente Veldhausen treden 65 leden toe en geleidelijk werd het een flinke gemeente. Vanaf mei 1849 heeft Schoemaker in Veldhausen voortdurend de predikdienst waargenomen. Uit de geschiedenis van Jan Bavinck hebben we reeds vernomen dat „Holtgeerts schure" aangename herinneringen voor hem had. Het was een plaats waar de Heere Zijn gunst betoonde. „Een huis Gods en een poort des hemels", placht wijlen Ds. Honkoop vaak te bidden.

In 1850 kwamen er nog 23 leden bij en tot 1853 bleef Harm Hindrik Schoemaker, de oefenaar van Haaftenkamp, er geregeld voorganger. Nadien verkreeg Veldhausen geordende leraren welke een goede naam mochten hebben. We lezen van de bekeerde Israëliet, Eliëzer Kropveld, ** van Jan Schoemaker, van G. Kramer e.a.. Godvrezende mannen welke met ere mo­gen worden genoemd.

* Uit „Wir gedenken an die Taten des Herrn!"

** Eliëzer Kropveld preekte in 1885 in de „Kroajn-schure" te Rijssen voor de Chr. Ger. Kerk. Op 9-jarige leeftijd hoorde mijn vader Kropveld toen preken over „Van een zoveel beter verbond is Jezus borg geworden". De mensen waren diep onder de indruk geweest van de buitengewone prediking over de gekomen Messias. Men leze zijn levensgeschiedenis.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 februari 1976

De Saambinder | 8 Pagina's

De oefenaars van Haaftenkamp (11)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 februari 1976

De Saambinder | 8 Pagina's