Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De oefenaars van Haaftenkamp (12)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De oefenaars van Haaftenkamp (12)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1848 kwam het niet alleen tot bevestiging van een tweetal predikanten maar bovendien werd het „de Seperatisten" — zoals de oberkirchenrath en de Hervormde predikanten hen noemden — vanaf die tijd toegestaan als gemeenten in bedehuizen te vergaderen. De meerdere vrijheid deed hen ruimer ademhalen. Het juk van „de Sektieren" werd belangrijk opgelicht. Niettemin bleef men hen als tweederangs burgers behandelen.

Gedurende het tijdvak 1838 - 1858 voerde men geen officiële naam. Men benoemde zichzelf met „afgescheidenen", met „kleine kerk" enz. „Sektieren" was de aanduiding van de politie. Minder welluidende scheldnamen moest men ook vaak aanhoren. Een veel gebezigde benaming was wel: „de Cocksen". Tot vandaag de dag hoort men deze naam, zij het dat het nu niet meer schimpend wordt bedoeld. In 1858 gaf „Ambtman" Lamprecht te Neuenhaus hen de raad zich bij de overheid te laten inschrijven onder een vaste naam. De classicale vergadering volgde dit advies op en koos als naam: „Oud-Gereformeerde Kerk".

Sommigen misgunden hen deze naam maar dit was het ergste niet. Veel meer werden zij getroffen door een maatregel welke in 1857 werd ingevoerd. De kerkeraden van de Landskerk nl. wisten via de oberkirchenrath bij het Ministerie gesanctioneerd te krijgen, dat afgescheidenen, die in het huwelijk wensten te treden, vóóraf een geloofsbelijdenis moesten afleggen waardoor zij als lid van de Staatskerk werden ingeschreven.

De verklaring, welke werd vereist, hield de erkenning in, dat, ofschoon men zich voor een tijd bij de Separatisten had opgehouden, men toch niet wilde gerekend worden buiten de Gereformeerde Kerk van Bentheim te staan. De 2e alinea van de daartoe opgestelde formule bevatte een instemming, overeenkomstig de Bentheimse Kerkorde, met de Boeken van het O. en N. Testament voor Gods Woord te houden en te accorderen met de leerregels der Gereformeerde Kerk zoals deze zijn vervat in de op Gods Woord gegronde Heidelberger Catechismus.

Het slotzinnetje luidde dan: „Welche Erklaring ich hiermit feierlichst als mein Glaubensbekenntniss ablege".

Op zichzelf genomen bevat de hiervoor vermelde 2e alinea ogenschijnlijk geen zaken om bezwaar tegen te maken. De praktijk was echter geheel anders. Eerder hebben we toch kunnen lezen hoe vele leraren Gods Woord verdraaiden naar eigen inzicht. Het behoeft geen nader betoog om vast te stellen dat de maatregel voor velen gewetensdwang inhield. Het was nl. in die tijd nog zo dat de predikanten van de Staatskerk fungeerden als ambtenaren van de Burg. Stand. De door hen bijgehouden registers van huwelijk en doop vormden de bevolkingsboekhouding. Mede daardoor was het zo gemakkelijk om hun verlangen bij het Ministerie vervuld te krijgen en de afgescheidenen in zulk een benarde positie te dringen.

Men kón dus niet in het huwelijk treden buiten de Landskerk-predikanten om en niet zonder de opgedrongen belijdenis te ondertekenen. Had men geen belijdenis in de Landskerk gedaan dan werd men daartoe alsnog bij huwelijk verplicht. Wij, in onze vrijheid, kunnen zulk een dwang ons moeilijk indenken.

In die tijd is het gebeurd dat jongehuwden "slechts voor 1 dag üd werden van de Staatskerk. De liberale minister Dr. Falk bracht in 1871 de zozeer gewenste verandering tot stand. Hij voerde nl. een facultatieve wet in waarbij de dissidenters werd tegemoetgekomen. Had men bezwaren tegen inzegening door een predikant van de Staatskerk dan kon men terecht bij de Ambtsrichter om het burgerlijk huwelijk door hem te laten voltrekken. Enkele jaren later werd het burgerlijke huwelijk gesloten door een Staatsbeambte en werden de geboorteregisters bijgehouden door Standesbeambten.

Opnieuw was men van een knellende band bevrijd maar daarmede was men nog niet in volle vrijheid. Neen de afgescheiden graafschappers werd boven dat alles ook financieel onrecht aangedaan. Evenals vroeger werden zij verplicht, hoewel niet meer tot de Landskerk behorend, bij te dragen tot onderhoud van de „kerkendienst". De volle contributie werd van hen verlangd niettegenstaande zij ook hun eigen eredienst in stand moesten houden.

In 1866 weigerden enige personen uit Veldhausen de aanslag te voldoen. Ds. N. M. Steffens behoorde ook tot de weigeraars en het gehele gezelschap van onwilligen werd voor de rechtbank te Meppen gedaagd. De predikant werd vrijgesproken omdat hij kon aantonen nimmer tot de Landskerk van Bentheim te hebben behoord. De overige gedaagden tekenden beroep aan maar het vonnis van Meppen werd in Celle door het Hoge Appellationsgericht bekrachtigd.

De onwillige Oud-Gereformeerde Veldhausers werden bovendien voor de kosten van het proces aangesproken. Een zware teleurstelling en een donker uitzicht! Naderhand hoorde men van een advocaat Rafen te Celle, welke graag in deze zaak van onrecht voor hen had willen pleiten. Opnieuw besloten enkele personen de zaak voor te laten komen. De procedure kwam weer op gang en men verscheen weer in Celle voor uitspraak in hoger beroep.

Midden in de zaak gebeurde er echter iets waarmede men geen rekening had gehouden. De advocaat Rafen werd ernstig ziek en stierf vóórdat de zaak aan de eindbehandeling toekwam.

Een onverwachte beproeving die hen uitdreef tot gebed. Zonder dat zij het wisten had Rafen een collega in de zaak gemengd die als plaatsvervanger kon optreden. Het Appellationsgericht concludeerde nu werkelijk tot vrijspraak en veroordeelde de Veldhausense landskerkkerkeraad tot betaling van de proceskosten.

Op haar beurt wendde deze kerkeraad zich tot de Minister om in uiterste instantie nog vernietiging van de uitspraak te bewerkstelligen. De poging gaf echter nul op request. De Oud-Gereformeerden van Veldhausen, en met hen alle afgescheidenen in de Graafschap, waren nu bevrijd van de onrechtvaardige belasting.

Naast deze processen werd men nog gedurig in minder belangrijke zaken bemoeilijkt en voor de rechter gebracht. De uitvoering van begrafenissen, het klokluiden bij de aanvang der kerkdiensten enz. waren aangelegenheden welke nog lang de gemoederen hebben beroerd. De Oud-Gereformeerden in het Graafschap kwamen slechts langzaam en moeilijk tot de vrij­heid.

* In de laatste artikelen van deze serie staan „de oefenaars van Haaftenkamp" niet direkt meer in het middelpunt, maar de geschiedenis van de Graafschapper kerk is m.i. zo verweven met hun optreden, waarom ik het opschrift maar heb gehandhaafd voor het geheel.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1976

De Saambinder | 8 Pagina's

De oefenaars van Haaftenkamp (12)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1976

De Saambinder | 8 Pagina's