Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jobs geloofsroem

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jobs geloofsroem

Want ik weet, mijn Verlosser leeft. Job 19:25a.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Job heeft het in deze woorden over een Verlosser, een Goël, zoals er letterlijk staat. Een Goël was iemand, die voor een nabestaande in moest treden bij bijzondere gebeurtenissen. Doch dan moest hij hem in den bloede wel verwant zijn, anders kon niets uitgericht worden. Nu kon het gebeuren, dat iemand door armoede genoopt was zijn bezittingen of ook zichzelf te verkopen. In dat geval kon de losser zo iemand vrijkopen door de volle losprijs te betalen. Het kon ook gebeuren, dat iemand vermoord werd. Dan moest de Goël het bloed van de verslagen broeder wreken. Ook kon het gebeuren, dat de Goël trouwen moest met de weduwe van een kinderloze verwant, zoals wij zien bij Boaz en Ruth. Deze Goël wees duidelijk heen naar Christus. In Hem toch zijn al deze dingen hoogste werkelijkheid. Hij is de ware Losser. Van eeuwigheid is Hij al met Zijn hart Borg geworden, opdat een doodschuldig volk voor God zou kunnen bestaan. Daarom ook kwam hij in de volheid des tijds, ons vlees en bloed aannemend uit de maagd Maria om in te kunnen gaan in de noden en ellende van Zijn volk. Zo betaalde Hij de losprijs, voldeed aan Gods heilig recht, delgde de schuld uit, ^af het geroofde weer, kocht hen vrij uit satans macht en verwierf hen weder het verloren bezit.

Met welk een dure prijs heeft Hij Zijn volk gekocht. Ja, Hij heeft het bloed van Zijn volk gewroken toen Hij satans kop vermorzelde, en zo afrekende met de mensenmoorder van de beginne. Christus kan ook méér dan enige aardse Losser. Dié immers kon alleen het bloed van de gestorvene wreken, maar hij kon het leven aan de verslagen verwant niet teruggeven. Dat kan echter Jezus wel. Zegt de apostel niet: U heeft Hij medelevend gemaakt, daar gij dood waart door de zonden en de misdaden? En hoe zwart en walgelijk zijn kerk ook moge zijn, in zichzelf; maar Hij maakt haar tot Zijn bruid. Hij breidt als de meerdere Boaz Zijn vleugelen over haar uit! Hoe zalig zijn zij, die deze Borg mogen kennen!

Zo was het met Job. Hoort hem uitroepen: Ik weet mijn Verlosser leeft. Hij mag geloven niet alleen, dat er een Verlosser is, maar ook, dat die Verlosser Zijn Verlosser is. Dat is zijn troost en blijdschap. En deze zalige wetenschap heeft hij langs een diepe weg verkregen, want hij neemt deze woorden niet zo maar op zijn lippen. Hoevelen doen dat wél, die op een lichtzinnige wijze zich de grootste zaken toeëigenen. Zij roemen in een Jezus, Die zij zeggen te bezitten, zonder dat ze ooit zondaar voor God werden. Maar zeg mij, wat moet u dan met Jezus doen? Job heeft een Borg nodig gekregen, toen hij ontdekt werd aan Zijn hemelhoge schuld en zijn diepe verlorenheid. Het werd een afgesneden zaak voor Job. Alles, wat hem hoop gaf, raakte hij kwijt. Niets hield hij over. En vluchten was onmogelijk. Dus bleef er niets anders over, dan Gods rechtvaardig vonnis in te wachten. Doch in dat dodelijkst tijdsgewricht werd zijn ziel gered en werden zijn tranen gedroogd. Toen alle hoop hem gans ontviel en niemand zorgde voor zijn ziel, toen boog de Heere Zich tot Hem neer om Zijn oog te openen voor de Goël, Die ook voor hem met Zijn hart Borg geworden was. O, gezegende ure, toen Zijn volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid hem werd toegerekend en geschonken en hij die door het geloof mocht omhelzen. Toen stond hij rechtvaardig voor God en was hij een erfgenaam des eeuwigen levens. Laat dan alles tegen hem zijn, maar God was vóór hem. En dat doet hem zingen: Ik weet, mijn Verlosser leeft.

Hoe kunnen Gods kinderen op Job jaloers zijn, als zij hem zo horen roemen. Zij staan menigmaal zo van ver. Zeker van eeuwigheid heeft God hen al in deze Borg aangemerkt, en in de ure des welbehagens zijn ze door een oprecht geloof Hem ingeplant. Derhalve kunnen zij niet verloren gaan in de eeuwigheid. Doch daarvan missen ze de troostvolle wetenschap. Dat moet hen geopenbaard worden. En zelfs dan kan dat verzekerd 'mijnen' nog zo ontbreken. Ja, toen zij mochten verstaan, dat er een Goël was, hebben ze aangename tijden doorleefd.

Wat waren er zoete onderhandelingen. Toen waren er ogenblikken, dat zij met Job instemden en zeiden: Ook ik weet, dat mijn Verlosser leeft. Doch later hebben ze zich afgevraagd, hoe zij dat durfden zeggen. Voor hun gevoel immers stonden ze nog voor eigen rekening. Weet u, wat ze nodig hebben? Dat dit 'mijnen' bevestigd wordt in het 'mijnen' van Christus. Waarin immers bestaat de enige troost? Dat wij ons het eigendom weten van die getrouwe God en Zaligmaker Christus Jezus. Dat is mijn troost te mogen weten, dat Hij mij gemijnd heeft, en wanneer wij dat 'mijnen' van Christus mogen 'mijnen' dan kunnen wij roemen in het gezicht van dood en graf. Hij heeft immers dood en graf overwonnen. Job zegt dan ook: ik weet mijn Verlosser lééft. Job heeft een levende Verlosser. Aan een dode Verlosser heeft hij niets.

Zeker, die dood van Christus was noodzakelijk. Doch als Christus in het graf gebleven was, zou Zijn zoendood tevergeefs geweest zijn. Vandaar dan ook, dat Paulus zegt: Christus is het Die gestorven is, doch wat méér is, die ook opgewekt is! Als de Lévens vorst is Hij Zijn kerk een oorzaak van eeuwige zaligheid geworden. Op die levende Verlosser mag Job het oog slaan. Daarom mag hij geloven, dat zijn zaak in goede handen ligt.

Laat het met hem dan eindigen in het graf, maar Hij zal straks zijn gerechtigheid aan het licht brengen. Hij zal de laatste over het stof opstaan. Wat is het tot troost, dat de kerk een levende Verlosser heeft. Hij toch i^ en heeft en geeft en onderhoudt het leven. En dat doet Hij door Zichzelf aan hen mee te delen. Dan mag gezegd worden: Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij. Ja, Gods kerk heeft een levende Verlosser, Die leeft hun ten goede om voor hen te bidden en het voor hen op te nemen tegen de verklager der broederen. Hij jaagt hem de rechtzaal uit met Zijn bliksemend woord: De Heere schelde u, de Heere schelde u, Die Jeruzalem verkiest.

Hebt u het ook al ondervonden, dat Hij gereed is tot uw hulp? Doch nog iets. Job zegt: Ik wéét mijn Verlosser leeft. Hij zegt niet: Ik begeer, ik hoop, ik vermoed of ik verwacht het. Neen, hij reist niet naar de eeuwigheid op een onzeker „misschien". Hij mag het wéten. Hoe? Door het geloof. En dat is niet het historieel geloof, want dat is maar een blote toestemming van een gekende waarheid. Hij weet het door het zaligmakend geloof, dat zich vastklemmen mag aan de Zaligmaker. En is dat geloof niet een vaste grond der dingen die men weet? Ja, staande in dat geloof mag gezongen worden: Dit weet ik vast. God zal mij niet begeven, niets maakt mijn ziel vervaard.

Dat weten van Job is zeer persoonlijk: Ik weet het! Hij heeft het niet over zij of wij. Neen, ik. Hij kan het met geloof van een ander niet doen. Wat baat het ook, al zou ieder het van ons geloven. Kan dat ons troosten bij het naderen van de dood? Het is zo nodig, dat wij met de dichter kunnen instemmen: Ik roem in God, ik prijs het onfeilbaar woord; ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord! Ja, dat wij kunnen zeggen: Ik weet mijn Verlosser leeft.

Amersfoort

Ds. J. van Haaren

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 1976

De Saambinder | 8 Pagina's

Jobs geloofsroem

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 1976

De Saambinder | 8 Pagina's