Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE PROFEET JOËL (13)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE PROFEET JOËL (13)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vers 12. Nu dan ook, spreekt de Heere, bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en dat met vasten en met geween, en met rouwklage.

De profeet wil zeggen, daar deze grote gerichtsdag zeker komt en gij reeds afgebeeld ziet in de tegenwoordige jammer der sprinkhanenplaag, zo zegt de Heere. „Bekeert u tot Mij met uw ganse hart en dat met vasten en geween en met rouwklage"; opdat gij de toekomende toom moogt ontvlieden, er schiet geen andere weg meer over. Maar die bekering moet van ganser harte geschieden, want uit het hart zijn de uitgangen des levens. Het hart is immers de zetel der genegenheden. En hartelijke droefheid naar God werkt de onberouwelijke bekering tot zaligheid. En de Heere eist volkomen rechtvaardig dat de mens zich bekeren zal tot Hem, Die een volkomen recht heeft op de eerbied en liefde en gehoorzaamheid van de naar Zijn Beeld geschapen mens.

Al liggen wij van nature in een geestelijke doodstaat, door de val in het Paradijs, en al is het werkverbond gebroken ten aanzien van haar kracht om iemand zalig te maken, waar uit de werken der wet geen vlees kan gerechtvaardigd worden voor God, dat neemt niet weg, dat de eis van volmaakte gehoorzaamheid ten volle gehandhaafd blijft. De schuld van de val ligt niet in God, , maar in de mens. De Heere is niet tevreden met een uitwendige bekering, wel eens genoemd de bekering van de kroeg naar de kerk, Hij eist de waarachtige bekering, niet te vergelijken bij een schijnbekering, die alleen bestaat in een verandering van de uitwendige vorm van levenswijze.

Hoezeer heeft toch de mens te beseffen de noodzakelijkheid der waarachtige bekering, als zijnde onmisbaar tot zaligheid. Het wordt door velen zo gemakkelijk gezegd, dat men onbekeerd is, en dat noemt men dan eerlijk, maar men leeft rustig door in de wereld en de zonde, zonder besef, dat men onbekeerd zijnde en blijvende straks voor eeuwig zal moeten verloren gaan.

Wordt maar even op de bekering aangedrongen, dan heeft men dadelijk het antwoord klaar, dat de mens onmachtig is zich te bekeren, en doet men gerust een aanval op de genadestaat van degenen, die liefdevol wilde waarschuwen voor het verderf. Men maakt van de leer van des mensen doodstaat en onmacht een schild, om de scherpe pijlen van de volle waarheid af te stuiten. Maar als men nog niet eens beginnen wil met de uitwendige bekering door het afbreken van de zonden, is dat niet een klaar bewijs, dat men de waarachtige bekering helemaal niet wenst en begeert?

Begon men maar eens te rouwklagen met vasten en geween, en met het afbreken van de zonden, dan zou er ook meer vrijmoedigheid komen om met ernst te smeken om verlichting des verstands en de vernieuwing van het hart enz. Want al is het volkomen waar dat de mens zich niet in eigen kracht bekeren kan, er is er Eén, Die het wel kan geven, omdat Hij daartoe alle macht ontvangen heeft in hemel en op aarde. De Middelaar Gods en der mensen Jezus Christus de Rechtvaardige kan alleen zaligmaken, omdat Hij het recht Gods verheerlijkt heeft, en die schuld betaald en de wet vervuld heeft en de weg gebaand heeft, waardoor een gans. verloren zondaar nog zalig worden kan.

Was het de mens maar eens een opgehouden zaak, om waarlijk bekeerd te mogen worden! Er zijn veel rechtzinnige belijders, die genoeg hebben aan die belijdenis, zolang de dood niet direkt zich aankondigt. Maar het gaat anders worden, als de wateren van de doodsrivier zich zullen gaan verheffen.

Vers 13. En scheurt uw hart en niet uw klederen, en bekeert u tot de Heere, uw God; want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwade.

De Heere eist een inner\lijke bekering, en neemt geen genoegen met alleen de uitwendige verandering. Alle uitwendige tekenen van berouw leiden tot het oprichten van een eigengerechtigheid, waarmee het geweten wordt gerustgesteld. Uitwendige boete verbrijzelt het harde hart niet. Met vele uitwendige dingen tracht de mens in zijn blindheid uit een verbroken werkverbond op te klimmen tot God, hetgeen nooit gelukken zal. Met al hun wettische godsdienst wederstaat men wetend of onwetend de werking van de Geest der genade en der gebeden.

Het scheuren van het hart is de diepe vernedering voor God en mensen, vanwege de geestelijke ellende, waarin men zich bevindt. Het hart wondt verscheurd door droefheid naar God, Die men beledigd heeft tegen licht en be- ' ter weten in menigmaal. Alle weerstanden worden weggenomen en men acht het een wonder van Gods lankmoedigheid, dat men nog zijn mag in het heden der genade. Zo één vlucht niet gelijk Kaïn van God weg om een stad van zelfverlossing te gaan bouwen, maar vlucht naar de eenzaamheid en krijgt een verborgen leven met (de Heere. Zij worden door Gods Geest geleid tot God met een verslagen geest en een verbroken hart. En de tranen, die veelvuldig vloeien, zijn nog wonderlijk zoet ook, omdat de Heere goedkeurend op de vernederde zondaar nederziet en daarvan afdruk geeft in de ziel.

Ook wordt er dan gevraagd of er nog een weg of een middel is, om de welverdiende straf te ontgaan en wederom tot genade te komen. Daar zal het met elk mens komen moeten, daar ligt in verklaard de wil des bevels, al is inderdaad de waarachtige bekering een eenzijdig Godswerk.

De mens is ondanks zijn diepe val redelijk-zedelijk schepsel gebleven, hij is zwaar verantwoordelijk voor al zijn daden. De consciëntie of het geweten geeft beschuldiging, wanneer men gezondigd heeft, als een klaar bewijs, dat de natuurlijke mens niet raak leven mag naar de boze lusten van het vlees. Een iegelijk mens zal een wegdragen, wat in het lichaam geschied is, naar dat men gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. De wereld moge er mee spotten en de zonde een erfelijke belasting noemen, maar het zal erg zijn voor hen om te vallen in de handen van de levende God.

Joel mag Israël nog waarschuwen en onderwijzen. En scheurt uw hart en niet uw klederen en bekeert u tot de Heere, uw God, dat is, wendt u af van de zonde en de wereld, die nooit gelukkig maken kunnen, maar liggen onder het zware oordeel van een heilig en rechtvaardig God, Die ijvert voor Zijn eer en Zijn recht handhaaft, als zijnde de vastigheid Zijns troons. Wendt u tot de Heere met ootmoedigheid bekleed. Belijdt Hem uw zonden en misdaden, en smeek Hem om genade en ontferming met afbreking van alles, waar de Heere Zijn goedkeuring onmogelijk over kan en wil geven. Dat is de enige weg, want Hij is genadig en barmhartig, hetgeen Hij wil bewijzen aan allen die in waarheid en oprechtheid om Hem verlegen mogen raken.

Werkendam

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 1976

De Saambinder | 8 Pagina's

DE PROFEET JOËL (13)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 1976

De Saambinder | 8 Pagina's