Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een noodzakelijke reiniging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een noodzakelijke reiniging

Joh. 13 : 8b.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze weken herdenken we naar de gewoonte van het kerkelijk jaar het lijden en sterven van de Heere Jezus Christus. De grote vraag is echter wel hoe wij de Man van smarten op Zijn lijdensweg, naar het kruis der schande, opgericht op Golgotha's heuvel, zullen volgen. Zal dat zijn met een hart vol vijandschap gelijk de oversten van het volk? Zal dat zijn als het grootste gedeelte der schare, belust op sensatie, of als de dochters van Jeruzalem wenend over hun lijdende Heere? Weet, wanneer het zo zal zijn, dat het lijden van Hem voor u niet aan haar hoge doel beantwoordt. Welk een voorrecht zou het zijn wanneer wij Hem op weg buiten de legerplaats zouden mogen volgen, van stap tot stap Zijn smaadheid dragende, om dan aan het eind van die wonderlijke weg uit te mogen roepen: En voor mij, daar ik anders de eeuwige dood had moeten sterven. Hoe duidelijk zien wij in de geschiedenis van de voetwassing vervuld hetgeen de apostel schrijft aan de gemeente te Filippi nl.: En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelf vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot de dood, ja, de dood des kruises.

De evangelist Johannes brengt ons in gedachten naar de paaszaal te Jeruzalem, die door Petrus en Johannes op bevel van Jezus in orde is gebracht. Wanneer wij ons oog over dé tafel laten gaan, zien wij hoe het paaslam in zijn geheel is gebraden en opgedist, ook de wijn en een schotel met bittere saus ontbreekt niet. Zij hebben ook het waterbekken met water gevuld, dat als naar gewoonte aan de ingang stond om de voeten van de gasten van het vuil te ontdoen. Op het oog ontbreekt er niets, één ding is echter niet aanwezig nl. een slaaf om straks de voeten te wassen. Het is niet onmogelijk dat deze jongeren van Jezus daar nog wel aan hebben gedacht, maar dit werk, dat een heer van een joodse slaaf niet eens mag eisen, is toch zeker geen werk voor de discipelen van Jezus. Daar betreden Jezus en Zijn volgelingen de paaszaal. Er staat wel een wasbekken maar de slaaf ontbreekt. Noch Petrus, noch Johannes, noch een van de anderen denken erover de voeten van hun Meester te wassen. Eén voor één betreden zij met ongewassen voeten de zaal, zij hebben er geen erg in dat zich nog een gast onder hun gezelschap heeft gevoegd nl. de duivel. Houdt er rekening mede dat deze zulke gelegenheden nooit voorbij laat gaan. Elke dienst, elk gezelschap waar Jezus in het midden is, daar kan men de satan vinden, daar is ook geen trouwere kerkganger dan hij. De ene ziel zal hij proberen te verwoesten vóór de kerkgang, de andere tijdens of na de kerkdienst. Nee, de discipelen staan daar op dit ogenblik in het geheel niet bij stil, zij hebben wel andere dingen om zich mee bezig te houden. Lukas verhaalt ons, dat er onderling getwist werd wie van hen de meeste zou zijn, want de meeste mocht ook de voornaamste plaats innemen. Is dit nu het gezelschap, zo vraagt ge, dat Jezus Zich verkoren heeft, zal Jezus Zich met zulken aan één tafel zetten? Ja, geliefde lezer, met dezulken wil Hij nu gemeenschap oefenen. Nee, het strekt niet tot eer van de Zijnen, wel tot verwondering en aanbidding. Het is geen wonder dat de Kerk van de oude dag deze geschiedenis van de voetwassing onder de lijdensgeschiedenissen heeft gerekend. Welk een bitter lijden wordt hier Jezus aangedaan. Hij, Die grotelijks begeert dit Pascha met hen te eten, moet hier de minste verkwikking die een ieder te beurt viel, ontberen. Hier zien we het loon dat Hij ontvangt voor drie jaren onderwijs. Met vebitterde gemoederen en ongewassen voeten zetten de gasten zich aan de tafel. Nergens vindt men een tafel in het leven der discipelen waar de beide tafelen van de wet zo met voeten worden getreden als hier. Noch liefde tot God, noch liefde tot de naaste, maar zondige zelfliefde, zelfverheffing, hoogmoed bezet het hart.

Hier past het ons om met de dichter van Psalm 144 uit te roepen: O Heere, wat is de mens, dat Gij hem kent, het kind des mensen, dat Gij het acht? Wie zal ooit de omvang van dat kankergezwel van hoogmoed kunnen bevatten? De vertakking daarvan vindt ge van de hoofdschedel tot aan de voetzool. Wie door genade daaraan ontdekt wordt komt wel aan de weet, d'at geen kankerbestrijding van 's mensen kant daartegen bestand is. Naar gelang de ziel door Gods genade daartegen strijden mag, naar gelang komt hij aan de weet wat de dichter zegt in Psalm 38 : 6: Mijn etterbuilen stinken, zij zijn vervuld vanwege mijn dwaasheid. Nee, verhitte en bestoven voeten wassen is voor zulken, in eigen oog gestegen christenen, veel te vernederend. Bij zulk een werk is het nodig dat de mens bukt, knielt, zich nederbuigt aan de voeten van zijn naaste, en daar is geen werk dat meer strijdt tegen het bestaan van de mens, ook na ontvangen genade, dan te buigen voor God en zijn naaste.

Niemand van Jezus' volgelingen wenst de taak van een slaaf te verrichten. Daar ligt Petrus met bestoven voeten, de man wiens belijdenis was: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God. Daar valt ons oog op Jakobus en Johannes, zij die aan de rechter- en linkerhand wilden zitten in Jezus' Koninkrijk; ook zij wensen hun Meester deze liefdedienst niet te bewijzen. En Thomas, gij die met Jezus wilde sterven, weigert ge de voeten van Jezus te wassen? Voeten wassen is toch wel geheel iets anders dan sterven. En Nathanaël, zijt ge de plaats onder de vijgeboom vergeten? Geliefden, wat is toch de mens, ook na ontvangen genade, onverbeterlijk. Nee, nimmer zal het leven van Gods volk oorzaak geven om laag op een ander neer te zien. Paulus zegt niet „ik weet dat in anderen", maar „dat in mij geen goed woont".

Daar liggen de gasten als onreinen aan de tafel, en Jezus in het midden. Nee, Jezus legt Zijn jongeren deze taak niet op. Een liefdedienst behoeft niet te worden opgedragen, ze zal als een liefdevuur moeten ontspringen in het binnenste van het hart. Welnu, wanneer dan d'e leerlingen weigeren om te buigen, dan zal de Leermeester buigen. Wanneer dan de onderdanen weigeren om de voeten van de Koning te wassen, dan zal de Koning de voeten van de onderdanen wassen. Hij zal tot beschaming van al Zijn gunstvolk betonen gekomen te zijn, niet om gediend te worden, maar om te dienen. Want wanneer er dan niemand gevonden wordt die zich tot die arbeid wil vernederen, dan zal Hij betonen Zich niet alleen te willen vernederen tot het wassen van voeten, maar tot de dood des kruises.

Bemerkt ge nu, hoogmoedige en verheven zondaar, tot welk een diepte Jezus wil afdalen en moet afdalen, om hoge en verheven bomen in zichzelf te vernederen en op te halen uit het slijk der zonde? Zie, daar omgordt zich de Meester als een knecht, vult het bekken met water, neemt een linnen doek en knielt bij de voeten van Zijn jongeren, om hetgeen zij door hoogmoed weigerden in liefde te verrichten. Jong en oud, leerde ge uzelf ooit als zulk een dienstweigeraar kennen? Neen, 't gaat hier niet over dienst weigeren tegenover aardse machten, maar tegenover de Koning der koningen. Jezus, Hij zal door deze weg van vernedering Zijn volk aanschouwelijk onderwijs gaan geven. Wat door hen vanwege hun hoogmoed wordt veracht, zal door Jezus' heilige handen worden verricht. Welke wijze lessen ontvangen hier toch Jezus' volgelingen. Door één daad van gadeloze liefde wordt hun gehele gedrag veroordeeld en 't fundament van hun bestaan blootgelegd.

Aan deze tafel zien wij hoe zelfverheffing bestraft wordt door zelfvernedering, hoe bittere vijandschap ontwapend wordt door eeuwige liefde, hoe goddeloze naijver beschaamd wordt door ootmoed. Hier aanschouwt het oog des geloofs vol verwondering dienstknechten die heer en meester wilden zijn, overwonnen door de Meester die dienstknecht wilde zijn. Hier buigt zich, o eeuwig wonder, de hemel in het stof, opdat nietige en verdoemelijke stofbewoners boven het stof zouden kunnen worden verheven, en naast prinsen en wereldgroten zouden kunnen worden geplaatst. Nee, nimmer zal een pen bij machte zijn dit liefdewonder in zijn volle breedte en diepte te beschrijven. Wanneer het de Heere behaagt ons als een nietige aardworm in dat heilgeheim een weinig in te leiden, dan bemerken wij dat hier woorden te arm zijn en papier niet genoegzaam is dit wonder weer te geven.

Ridderkerk

 (Wordt vervolgd)

Ds. J. Mijnders.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 maart 1977

De Saambinder | 8 Pagina's

Een noodzakelijke reiniging

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 maart 1977

De Saambinder | 8 Pagina's