Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een noodzakelijke reiniging (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een noodzakelijke reiniging (2)

Joh. 13 : 8b.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daar kruipt de Gastheer van de één naaf de ander. Zwijgend steken de discipelen hun bevuilde en bezoedelde voeten naar voren. Daar komt de Meester bij Judas, nee. Hij gaat er niet met een boogje omheen, precies het tegenovergestelde; ook deze verrader zal nog delen in deze liefdedienst. Nog gaat Jezus' liefde naar hem uit en is deze vernedering voor die slaaf der zonde een prediking. En zo kruipt Jezus verder totdat Hij bij Petrus komt. Heeft deze tot hiertoe gezwegen, thans kan hij zich niet langer meer inhouden. Heere, zo zegt hij, zult Gij mij de voeten wassen? Nee, dat wenst Petrus niet te aanvaarden, dat is een onmogelijke zaak. Wanneer we zien wat de Kanttekening daarvan zegt, dan lijkt dit woord mooier dan dat het in waarheid is. Petrus weigert hier met een ootmoedig woord, waar echter een onzuivere toon in doorklinkt. Onverstand, zo zegt de kanttekening, verzet zich hier tegen een Christus in dienstknechtelijke gestalte.

Petrus kan dit gedrag van Jezus maar niet goedkeuren. Een Jezus volgen waarmede hij bergopwaarts kon gaan lag hem wel, maar de voetstappen van een Jezus drukken die steeds meer bergafwaarts gaat, Die daar als een slaaf over de grond kroop, was hem onmogelijk. Als hij de grond had moeten kussen die Jezus betrad, zou hij dit gaarne hebben gedaan, maar dit kon hij onmogelijk plaatsen. Een rijk, wiens Koning de voeten van Zijn onderdanen wast, strookt ten enenmale niet met zijn opvatting. Deze Jezus bukt hem veel te laag. Hoe nodig is het toch d'at het woord van de profeet Jesaja in ons aller leven vervuld wordt: Ik zal de blinden leiden door de weg, die zij niet geweten hebben, en Ik zal ze doen treden door de paden, die zij niet geweten hebben.

En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Wat Ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult het na dezen verstaan. Petrus verstaat er niets van dat de Zoon des mensen niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen. De belijdenis der ziel kan zuiver zijn en de liefde ongeveinsd, maar welk een duisternis bezet menigmaal het hart van Gods kinderen. De bede: Maak dat ik ziende word, mocht de geestelijke pelgrim wel gedurig vergezellen. Met welk een blindheid is het geestesoog van Gods Kerk toch menigmaal geslagen, wanneer hetgeen wat van de mens is tot aan de wortel wordt afgebroken. Nee, het uit genade zalig worden" is geen les die in één uur geleerd wordt. Maar welk een wonder nu, dat hetgeen wat dat volk niet weet, weet de Heere wel, en vandaar/het woord: Na dezen. Zij zullen gaan verstaan dat alleen het bloed van Jezus Christus de weg baant naar de vrijstad. Nee, dit „na dezen" ligt Petrus niet, maar ligt ook een ieder van Gods volk niet; daar kunnen zij maar moeilijk op wachten. Het vooruitlopen zit hen in het bloed en het achteraan komen is dan ook genade van de hemel.

Petrus, zo zegt Jezus, Gij zult het na dezen verstaan hoe nodig het is dat Ik u gedurig wasse, in 't bijzonder wanneer ge u aan de schrikkelijke misdaad schuldig maakt om Mij driemaal te verloochenen. Welk een les voor Gods kinderen om zich te laten zaligen. Nee, Petrus geeft zich zo maar niet gewonnen, hij zei tot Jezus: Gij zult mijn voeten niet wassen in der eeuwigheid. Wat een voortvarendheid, onstuimigheid en blindheid. In der eeuwigheid niet gewassen te worden houdt in, in der eeuwigheid niet zalig te wonden. In het afwijzen van deze voetwassing betoont Petrus niet recht van de noodzakelijkheid van de voortdurende reiniging van Christus' bloed overtuigd te zijn. Hoe nodig is het in het leven van de zondaar dat het bloed van het Lam niet alleen dierbaar, maar ook noodzakelijk wondt, 't Zou nog maar enkele uren duren dat Petrus bitterlijk zou wenen vanwege de gruwel der onreinheid. Petrus, zo zegt Jezus: Indien Ik u niet wasse, gij hebt geen deel met Mij. Met dit woord treft Jezus Petrus tot in het binnenste van zijn hart.

„Geen deel met Mij". Sommige verklaarders zeggen: „Geen deel aan Mij". Was de grote inhoud van hetgeen Jezus deed nog een verborgenheid voor hem, het „geen deel aan Jezus", was hem echter bitterder dan de dood. Deze gedachte is voor een volk dat door Gods Geest is ingewonnen en voor wie de zonde de dood geworden is, ondragelijk. Geen deel aan Jezus, dat wil zeggen, zonder Hem te moeten leven en zonder Hem te moeten sterven, nee dat is onmogelijk. Bij die gedachte rollen hen de tranen over de wangen en schreeuwt hun ziel in 't binnenste van hen. Petrus, zo zegt Jezus, wanneer ge onwillig zijt om uw voeten te laten wassen, dan snijdt ge alle gemeenschap met Mij af, dan onttrekt ge u geheel aan Mij en Mijn genade. Deel hebben met iemand wil zeggen, in nauwe gemeenschap met iemand staan.

Het houdt in van de oude Adams-wortel te worden afgesneden en als een nieuwe rank in de wijnstok te worden ingeënt. Ons deel, dat van nature met satan is, kunnen we nooit anders verliezen, dan door dit woord nl.: Indien Ik u niet was.

Wat een gelukkig volk dat door genade deel mag krijgen aan Jezus. Die aan hun diepliggende bederf worden ontdekt en de noodzakelijkheid gaan leren door Zijn bloed gewassen en gereinigd te moeten worden. Indien Ik u niet wasse, ge hebt geen deel met Mij.

Geliefde lezer, laat deze ernstige Waarschuwing toch eens tot u doordringen. Het is één van twee, of ge hebt deel aan Jezus, of aan de satan en de wereld. Voor Petrus is deze gedachte ondragelijk nl. „geen deel aan Jezus". Vandaar het antwoord: Heere, niet alleen mijn voeten maar ook de handen en het hoofd. Petrus wil als het ware zeggen, wanneer dat wassen betekent deel krijgen aan U, welnu, dan wens ik geheel gewassen te worden. Ook hierin beluisteren we echter een ongepaste voorbarigheid. Petrus ziet hier het genadewerk aan hem verheerlijkt geheel over het hoofd, vandaar dat Jezus hem antwoordt: Die gewassen is, heeft niet van node dan de voeten te wassen, maar is geheel rein. Als de Oosterling éénmaal per dag een bad

nam, was hij voor de gehele dag rein; zijn voeten moesten echter elke keer gewassen worden wanneer deze door het stof waren bezoedeld. Zo is dan ook de wedergeboorte een eenmalige Godsdaad in het leven van de zondaar, maar de dagelijkse vernieuwing van ons leven is een doorgaande daad. Wanneer Petrus straks zijn voeten in de zaal van Kajafas heeft bezoedeld, is het nodig dat Jezus door de kracht van Zijn bloed deze weer reinigt. De weg van Jezus naar het kruis is dus niet alleen nodig tot vergeving van de schuld der zonden, maar ook tot reiniging van de smet der zonden. Dat bloed is het betaalmiddel, maar ook het reinigingsmiddel, en dat reinigen doet Jezus Zelf. Is voeten wassen een vernederend, een vuil werk, een slavenwerk, wie onzer zal kunnen zeggen wat het inhoudt vuile zondaarsharten te wassen die vol zijn van vervuilde wonden, striemen en etterbuilen.. Zijt ge van dit werk nog vreemd, jong en oud? Indien Hij dit in uw leven aan u niet doet, dan hebt gij geen deel aan Hem. Van deze plaats komt ook tot u de gewichtvolle vraag: Verstaat gij, wat Ik ulieden gedaan heb? Jezus heeft als de grote Gastheer Zijn opperkleed weer aangedaan en Zijn plaats aan de tafel weer ingenomen. Allen liggen met gewassen voeten aan de tafel, behalve één, nl. Jezus. Allen zijn ze rein, Jezus onrein, allen gewassen, Jezus ongewassen. De onreinheid der Zijnen werd Zijn onreinheid, het vuil der zonde. Zijn zonde; waar zij zich moesten venederen heeft Hij Zichzelf vernederd.

Geliefde lezer, indien gij deze dingen weet, zalig zijt gij, zo gij dezelve doet. Wat zou het groot zijn wanneer door deze eenvoudige meditatie van de noodzakelijkheid der reiniging, de onreinheid van uw zielen werd aangewezen, opdat ge een mishagen aan uzelf zoudt hebben, ge u voor God zoudt verootmoedigen, zodat ge uw reinigmaking en zaligheid buiten uzelf mocht zoeken. Alleen in 't werk van Christus ligt de hoop voor hopelozen. De Heere geve bij aanvang of voortgang de minste te mogen zijn en blijven, opdat ook van u eenmaal zou worden getuigd: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen en zij hebben hun klederen wit gemaakt in het bloed des Lams.

Ridderkerk

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 1977

De Saambinder | 8 Pagina's

Een noodzakelijke reiniging (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 1977

De Saambinder | 8 Pagina's