DE PROFEET JOËL (35)

Vers 19. Egypte zal tot verwoesting worden, en Edom zal worden tot een woeste wildernis, om het geweld, gedaan aan de kinderen van Juda, in welker land zij onschuldig bloed vergoten hebben.

Tegenover de rijke en dierbare beloften van het genadeverbond, vervat in de bloemrijke bewoording van het voorgaande vers, staan in vers 19 de hooggaande oordeelsaankondigingen voor de vijanden van God en Zijn gunstgenoten. Egypte, die oude vijand van Israël wordt bedreigd met verwoesting. En Edom, die een diepgewortelde vijandschap tegen Israël koesterde, van Ezau afkomstig zijnde, zou worden tot een woeste wildernis, die met meer te bewonen zal zijn. Met Egypte en Edom zijn ongetwijfeld bedoeld de ganse Gode-vijandige wereldmachten aller tijden, van Kaïn al die zijn broeder uit vijandschap doodsloeg. Wanneer de profeet hier nogmaals het eeuwig verderf noemt, dat Egypte en Edom treffen zal, dan heeft hij het over het laatste oordeel over die heidenen. Hij stelt tegenover de heerlijkheid van het volkomen Godsrijk, nog eens het eeuwig verderf van allen, die van het begin af vijandig tegenover dat Godsrijk hebben plaatsgenomen.

Kracht noch rijkdom van elke wereldmacht ook zal bestand zijn tegen het oordeel Gods. De Heere ziet met gramschap neder op alle volken, en alle mensen, om het geweld gedaan aan de kinderen van Juda, dat is het ware en oprechte volk van God. Velen hebben in de loop der eeuwen dat volk ten dode toe ver­volgd. Het onschuldig vergoten bloed van Zijn gunstgenoten is kostelijk in de ogen des Heeren. Elke druppel bloed van Gods volk zal vergolden worden, tot ontzetting dergenen, die het vergoten hebben. En op de laatste dag zal deze aarde, die met geweid tegen Gods volk vervuld is, tot een verwoesting worden, als zij met alle werken, die erin zijn, zal verbrand worden. Alle onderdrukkers en vervolgers van het volk des Heeren zullen sidderen en beven in het eindgericht voor de toom des Lams, want zij hebben de leden van Zijn mystieke lichaam vervolgd en gedood.

Tegenover de eeuwige gelukzaligheid der kinderen Sions, ziet Joel als profeet de eeuwige rampzaligheid van alle vijanden van Koning Jezus en Zijn onderdanen. De goddelozen zullen worden opgesloten onder de vloek Gods in eeuwigdurende ellende, met de duivelen in de buitenste duisternis. Het vonnis der wet zal vreselijk zijn, vanwege de toom van de Wetgever. De scheiding van God zal als een steen zijn en op de ziel Zijner haters vallen. Nu wijken zij van Hem, in dit leven willen zij tot Hem niet komen, hoewel zij geroepen worden om te komen, maar dan zullen zij van Hem weggedreven worden. God is het voornaamste goed en daarom is het van Hem gescheiden te zijn het voornaamste kwaad. God is de Fontein van leven en zaligheid, Hem te moeten missen is de eeuwige dood. De arme mens wil zo gaarne gelukkig zijn of worden, en evenwel werkt men zijn eeuwig ongeluk moedwillig uit. En dat voor eeuwig en onherstelbaar.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen