Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit oude Saambinders: bekommerd en bevestigd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit oude Saambinders: bekommerd en bevestigd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Saambinder van 25 augustus 1938 wordt een vraag die hierover gesteld is, - door Ds. G. H. Kersten als volgt beantwoord: De vrager meent dat er nog al onenigheid over deze zaken bestaat. Het kan zijn, doch ik zie niet in, waarom er onenigheid behoeft te bestaan. De kwestie, waarom het hier gaat, is eenvoudig en voor een kind te bevatten. Ik vrees echter, dat sommigen van zichzelf gaarne meer denken, dan zij in werkelijkheid zijn en daardoor de eenvoudige waarheid niet kunnen verdragen. God geve ons onder Zijn Woord te buigen; daar heeft niemand het moeilijk. Ter zake:

A. God'de Vader heeft Zijn volk uitverkoren in Christus, voor de grondlegging der wereld. Deze uiverkorenen zijn in het genadeverbond van eeuwigheid, waarin Christus hen als hun Verbondshoofd representeerde, aan Hem gegeven op grond van Zijn Borgstelling. Krachtens dit verbond zijn al de uitverkorenen in Gods onveranderlijke raad de zaligheid onherroepeüjk deelachtig.

B. In de volheid des tijds heeft de Heere Jezus Zich in de plaats Zijner uitverkorenen gesteld", de toorn Gods voor hen gedragen, hun schuld betaald, satans kop vermorzeld en met Hem gezet in de hemel. In Hem hebben allen de volle heerlijkheid verkregen.

C. In de tijd van Gods welbehagen nu worden de uitverkorenen, maar in zichzelf gans doemwaardige zondaren, door God de Heilige Geest uit hun verbondshoofd Adam afgesneden, in wie zij de dood zijn onderworpen, en in hun Verbondshoofd Christus ingelijfd in Wie zij allen de zaligheid dadelijk deelachtig worden. Het volk van God kent een staatsverwisseling. Het wordt uit de staat des doods overgezet in de staat der verzoening, uit de dood in het leven, uit Adam in Christus. Geen halve, maar de enige, volkomen Zaligmaker wordt hun toegerekend, met al Zijn weldaden, wijsheid, ge­rechtigheid, heiligheid en verlossing. Zij kunnen niet verloren gaan. Het zijn de schapen die Christus toebrengt.

D. In al deze stukken zijn de uitverkorenen één, zonder onderscheid. Deze, hun van God geschonken zaligheid nu wil de Heere Zijn volk doen toeëigenen door de oefeningen van het geloof, dat Hij in de levendmaking in de ziel wrocht. En hier zijn Gods kinderen op de leerschool Christi, opdat zij komen tot „een volkomen man; tot de mate der grootte der volheid Christi; opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, maar alleszins zouden opwassen in Hem, Die het hoofd is, namelijk Christus". In die oefening des geloofs, die tot de geestelijke wasdom onmisbaar is, is Gods volk steeds geheel afhankelijk van de bediening des Heiligen Geestes. Uit zichzelf kan dat volk niet geloven. Bovendien is er in die oefeningen groot onderscheid. Er zijn bekommerde zielen, die gedurig gevangen genomen worden door het ongeloof. God ontdekte hun de schuld, waardoor zij zich de eeuwige dood waardig keuren; oprecht en van ganser harte vielen zij God toe en moesten Hem rechtvaardig achten, al zou Hij hen eeuwig verdoemen. De zonde is hun de dood geworden, de Heere weet het! Zij hebben een oprechte keuze, om met het volk van God te leven en te sterven, al zouden zij hun brood moeten bedelen. In één woord, zij dragen de eigenschappen van de levendgemaakte in een hongeren en dorsten naar God en Diens zalige gemeenschap.

Doch de aanvechtingen hebben zulk een kracht dat zij dikwijls vrezen, dat hun hart niet oprecht is voor God. Het recht Gods eist.een volkomen voldoening en zij hebben geen kwadrantpenning om te betalen. De eeuwige dood wacht hen. In vele bekommeringen verkeren zij en zuchten en schreien tot God dag en nacht. Ook zijn velen er bekommerd over, of zij wel deel aan Christus hebben. Hij is him ziel dier-

baar geworden, wijl Hij Zich in hen openbaarde; maar zien is geen hebben. En Hem te missen is toch eeuwig alles missen. Zij zien zich voor eigen rekening en dat op reis naar een allesbeslissende eeuwigheid. Als Gods recht in zijn onverbiddelijke eis op hun ziel weegt, vallen al him gronden onder hun voeten weg. O, die persingen hunner ziel. Ik heb barenswee, zo roepen zij uit. O, wanden mijns harten! Zijn die mensen niet bekommerd? Zij missen de kracht en de vrijmoedigheid van de oefening des geloofs, om zich toe te eigenen, wat zij in Christus deelachtig zijn. Al spreekt geheel de wereld hen zalig, het kan hen niet baten. God moet hen zalig spreken. En dat doet de Heere. Dat doet Hij in Zijn Woord en (dat doet Hij) al Zijn volk.

Maar aan de uitspraken in het Woord hebben wij geen houvast dan door de werking des Heiligen Geestes in ons hart. Velen beschouwen de beloften met een historiële kennis en troosten er zich mee. Jezus is voor zondaren gestorven zeggen zij, dat geloof ik en dus zal ik zalig worden. Zij misleiden echter zichzelf. Door de Heilige Geest moet Christus ons worden deelachtig gemaakt en het geloof kan alleen toeeigenen wat de ziel eerst geschonken is. Dit geldt voor elke geloofsoefening. En zo is het de bekommerde niet mogelijk aan te nemen, dat zij is met God verzoend en de aanneming tot kinderen verkregen heeft. De dochteren van Jeruzalem waren bekeerde mensen, zij hadden echter slechts een zeer geringe kennis van Christus en misten het dadelijk eigendomsrecht, waarvan de bruid sprak: „Mijn liefste is mijn". Jacob werd aan Pniël gerechtvaardigd van de zonde en geheiligd in het verlies van zijn kracht in Christus. Voor dien sprak hij van de God zijns vaders Abraham en Izak, maar nadien bouwde hij een altaar te Sichem en noemde het: de God Israels is God. De God zijns vaders was ook zijn God geworden. Welnu, de Heere verzekert Zijn volk van hun deel aan Christus en Diens gerechtigheid, als de grond, waarop zij van de Vader worden vrijgesproken Van schuld en straf en een recht ontvangen ten eeuwigen leven.

De Heilige Geest verzekert hen, nadat zij geloofd hebben ervan dat zij kinderen Gods zijn, zodat zij roepen: Abba, Vader. Hij verzekert hen ook van hun verkiezing dewijl zij in de handpalmen Gods gegraveerd zijn. Hij verzekert hen ook van hun eeuwige gelukzaligheid, die in de hemelen bewaard wordt voor hen. Deze verzekering is zo gewis en heeft zulk een zielsoverredende kracht, dat zelfs in de donkerste tijden zij niet geheel verloren gaat. Job riep zelfs in de poorten van de dood; onder de verberging Gods, de aanvechtigen des satans en de verdenking van zijn vrienden uit: „Ik weet mijn verlosser leeft en Hij zal de laatste over het stof opstaan".

Zie, dat is het deel van het bevestigde volk. Een bekommerde mist de blijdschap des geloofs en de verzekering zijner behoudenis, welke verzekering de door God vrijgemaakte wordt geschenken. Er zijn mitsdien trappen in het geloof, waarop Paulus ziet, als hij in Phil. 3 spreekt van de volmaakten. Terwijl velen van Gods kinderen in bekommering hun weg wandelen, verzekert de Heere anderen van hun zaligheid in Christus.

Het is nodig hierop acht te geven. In de eerste plaats is het Gods volk nuttig van het gemis der verzekering overtuigd te worden, opdat het opwasse in de kennis van Christus en met een heilig verlangen jage naar de vereniging met Hem in wie alleen de zaligheid ligt. Mocht vooral in onze dagen het volk meer gelovig werkzaam zijn omtrent Christus en minder rusten in de ontvangen weldaden. Veelal is het gemis een kwaal, die wij wel dragen kunnen en dat neemt het krachtig verlangen en zalig hongeren en dorsten naar Christus dikwerf weg en doet ons rusten buiten de eeuwige rust, die er overblijft voor het volk van-God. Laat ons toch op Christus wijzen en niet rusten in de ervaringen van ons gemoed, gelijk velen doen, die zich gaarne onder de „bekommerde" en „kleintjes" rekenen, doch van wie te vrezen is dat zij nimmer recht bekommerd werden over hun zonden. Anderzijds sluit toch de Heere Zijn bedrukte en bekommerde volk niet buiten. O, dat wij toch niet uit hoogmoed met het arme volk van God handelen. Zij, die het werk des Heiligen Geestes paal en perk stellen, mogen wel bedenken dat zij de Geest bedroeven, Gods volk schaden en geheel in strijd zijn met het getuigenis van de apostel, die kinderen, welke onder "Voogden en verzorgers gesteld zijn, wel degelijk rekent onder de erfgenamen. Het is onze dure plicht hen niet buiten te sluiten en toch ook hen geen rust te geven, dan alleen in Christus. Zij zijn de zaligheid deelachtig, Christus en Zijn weldaden zijn hun door God toegerekend. De Heere Verwaardige Zijn volk om de geestelijke zegeningen, die Hij hun schonk, ook door het geloof te eigenen. Loopt dan in de loopbaan om Christus te gewinnen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 februari 1978

De Saambinder | 8 Pagina's

Uit oude Saambinders: bekommerd en bevestigd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 februari 1978

De Saambinder | 8 Pagina's