Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BIDDAG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BIDDAG

„Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien". Psalm 126 : 5.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De dichter bepaalt de aandacht bij het zaaien in Palestina, wanneer de akker roept en de tijd aangebroken is dat het zaad moet uitgestrooid worden. Ziet hoe de landman met de zaadbuidel vóór het lichaam gebonden, over de toebereide akker voortgaat, om met brede zwaai telkens een handvol van het kostbare zaad uit te strooien. Zo voor het oog een schoon gezicht! Maar als u in het hart van deze landman kon lezen, gaat toch veel van dat schoons verloren. Want daar in die zaadbundel draagt hij de gehele oogst in de kiem, uit het zaad moet de oogst komen, en die oogst is zijn welvaart, ja zijn leven. Daar hangt alles vanaf. ïÊj zaait al gaande en wenende; , schreiende doet hij zijn werk. Met elke handvol koren die hij in de akker werpt, gaat er een zucht op naar de hemel. Wat hij in de hand houdt, moet hij de aarde toebetrouwen, totdat zijn voorraad is uitgeput.

Hij gaat al gaande en wenende: 't geeft uitdrukking aan het standvastige van zijn aangevangen arbeid. Deze zaaier houdt niet op, blijft er ook niet bij stilstaan, maar gaat gedurig door. Zo gaat hij: al gaande en wenende. Hij gaat dus gebogen onder allerlei zorg en vrees. Zolang hij ook met zaaien bezig is, gaat hij ook al wenende. De voren waarin hij het zaad werpt, vult hij ook met zijn tranen. Het hart van de zaaier is vol zorg en kommer. Zal de weersgesteldheid gunstig zijn? Zal er regen en dauw en zonneschijn, op de juiste tijd zijn? Zal het zaad ook ontkiemen of door grote hitte verdrogen? Zal het ongedierte geen schade veroorzaken? 't Is een zaaien met tranen.

Hebben wij door genade iets van dit beeld leren verstaan? Het leven van Gods kinderen wordt hier getekend in het beeld van de zaaier. De treurige Sions en ook zo'n biddende en wenende zaaier. Er worden veel tranen geschreid waar God niet van weet. In de wereld wordt zoveel geweend, de aarde wordt zelfs een tranendal genoemd.

Ook Orpa weende op de grenzen van Moab, maar keerde toch terug naar haar oude volk. De wereld schreit zoveel tranen over de gevolgen van de zonde. Welke tranen worden in Gods fles bewaard? Wel, Job zegt: „Mijn oog druipt tot God". Ziet dat is het rechte wenen van die geestelijke zaaiers. Die geestelijke zaaiers kennen dat hartelijke treuren, waarin het hart verbroken is^ omdat God zo goed is en zij zo slecht zijn. O, als Gods goedheid het hart vertedert en de ziel doet smelten, als Gods gunsten gezien worden aan albedervers en onwaardigen bewezen, dan weent het hart liefdetranen. Zoveel liefde tegenover zoveel kwaad, zoveel boosheid tegen een goeddoend en beminnenswaardig God.

De droefheid der wereld werkt de dood, maar de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid. Zo gaat een volk door dit leven, al gaande en wenende. Wenende over hun godsgemis, een wonderlijk gemis waarin zij liefdetranen schreien die zij voor al het geluk van deze wereld toch niet willen ruilen.

Al gaande en wenende gaan zij over de kracht van hun verdorven hart en de macht der zonde die in hen woont. Tranen wenen zij in het ^verborgen over hun ongeloof, over de verdenking van Gods trouw, over de hardheid van hun hart en de geringe vordering in heiligmaking, over hun geestelijke armoede en soms wegen van bitterheid. Maar uit tranen wordt straks vreugde geboren. Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden.

Die wenende zaaier in Palestina zaaide op hoop. In zijn hart leefde toch de hoop dat hij^ eenmaal mocht oogsten. En deze hoop deed hem voortgaan, ondanks alle zorgen. Ook in het hart van die wenende zaaier leeft een wonderlijke hoop, een hoop, die doet uitzien naar de Heere. De hoop van de landman in Palestina beschaamde wel eens. Nooit was hij verzekerd van zijn oogst. Maar de hoop van Gods kinderen, hoe bestreden en aangevochten ook, beschaamt nooit, omdat de liefde Gods in het hart is uitgestort. Uit tranen wordt vreugde geboren, maar op Gods tijd.

Straks mag die landman zijn sikkel slaan in de gouden halmen die onder zijn handen vallen en in schoven samenbinden, en met gejuich in zijn schuur dragen. Uit tranen wordt straks gejuich geboren.

Zie het aan Christus, die ook gegaan is van lijden tot heerlijkheid. Hij moest het pad der smarten gaan, om in luisterrijke glorie op te staan en ten hemel te varen. Zijn weg was een weg waarin Hij gezaaid heeft in bloed en tranen, als Man van Smarten, toen Hij betaalde aan het goddelijk recht. Maar met gejuich heeft Hij gemaaid toen Hij verrees uit het graf als overwinnaar en de dood verslonden had tot eeuwige overwinning. En de weg van de Borg is de weg van al Gods kinderen. Eerst is het een zaaien met tranen, het zuchten en wenen over de zonde, het roepen om genade in zielenood. Maar uit dit tranenzaad wast op een heerlijke oogst, de verlossing uit banden en straks het ingaan tot de vreugde des Heeren. „Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien". Zij zullen maaien; dit is de belofte des Heeren aan Zijn Kerk. Op aarde kunnen misoogsten optreden, maar bij de Heere nooit, omdat het trouw is al wat Hij ooit beval. De wereld begint met vreugde, maar eindigt eenmaal in een eeuwige misoogst, , een eeuwig geween.

Maar Gods werk begint als die wenende zaaier, met een droefheid naar God, maar loopt uit op de eeuwige vreugde. Onder het zaaien zuchten zij dikwijls: „O, Heere, wend onze gevangenis, gelijk waterstromen in het zuiden". Maar Gods volk krijgt een blijde oogst na droevig zaaien. Als God Zijn eigen werk gaat kronen dan wordt hun mond vervuld met lachen en hun tong met gejuich. Dan zingen zij in God verblijd: „De Heere heeft grote dingen bij ons gedaan, dies zijn wij verblijd".

o, welk een vreugde wanneer die oogsttijd voor de ziel aanbreekt en het Evangelie in het hart geopenbaard wordt door Christus Jezus. Welk een vreugde ook als die blijde tijd aanbreekt en zij met Jacob Israël zijn geworden. Welk een vreugde als alle gronden wegvallen en het eeuwige soevereine welbehagen des Vaders de enige onbewegelijke grond is, en de Heilige Geest gaat vertroosten en verzekeren van hun aandeel in Christus. Welk een vreugde eenmaal, als die Grote Hemelse Landman hen inzamelt in Zijn schuur en Hijzelf hun tranen van de ogen afwist.

Die hier bedrukt met tranen zaait, Zal juichen als hij vruchten maait, Die 't zaad draagt, dat men zaaien zal, Gaat wenend voort en zaait het al; Maar hij zal, zonder ramp te schromen, eerlang met blijdschap wederkomen. En met gejuich ter goeder uur, Zijn schoven dragen in de schuur.

Woerden

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 maart 1978

De Saambinder | 8 Pagina's

BIDDAG

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 maart 1978

De Saambinder | 8 Pagina's